Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid. Mozes nu haastte zich en neigde het hoofd ter aarde, en hij boog zich. En hij zeide: Heere! indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de Heere in het midden van ons, want dit is een hardnekkig volk; doch vergeef onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot een erfdeel! Toen zeide Hij: Zie, Ik maak een verbond; voor uw ganse volk zal Ik wonderen doen, die niet geschapen zijn op de ganse aarde, noch onder enige volken; alzo dat dit ganse volk, in welks midden gij zijt, des HEEREN werk zien zal, dat het schrikkelijk is, hetwelk Ik met u doe. Onderhoudt gij hetgeen Ik u heden gebiede! zie, Ik zal voor uw aangezicht uitdrijven de Amorieten, en de Kanaanieten, en de Hethieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten. Wacht u, dat gij toch geen verbond maakt met den inwoner des lands, waarin gij komen zult; dat hij misschien niet tot een strik worde in het midden van u. Maar hun altaren zult gijlieden omwerpen, en hun opgerichte beelden zult gij verbreken, en hun bossen zult gij afhouwen. (Want gij zult u niet buigen voor een anderen god; want des HEEREN Naam is Ijveraar! een ijverig God is Hij!) Opdat gij misschien geen verbond maakt met den inwoner van dat land; en zij hun goden niet nahoereren, noch hun goden offerande doen, en hij u nodigende, gij van hun offerande etet. En gij voor uw zonen vrouwen neemt van hun dochteren; en hun dochteren, haar goden nahoererende, maken, dat ook uw zonen haar goden nahoereren. Gij zult u geen gegoten goden maken. Het feest der ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb, ter gezetter tijd der maand Abib; want in de maand Abib zijt gij uit Egypte uitgegaan. Al wat de baarmoeder opent, is Mijn; ja, al uw vee, dat mannelijk zal geboren worden, openende de baarmoeder van het grote en kleine vee. Doch den ezel, die de baarmoeder opent, zult gij met een stuk klein vee lossen; maar indien gij hem niet zult lossen, zo zult gij hem den nek breken. Al de eerstgeborenen uwer zonen zult gij lossen, en men zal voor Mijn aangezicht niet ledig verschijnen. Zes dagen zult gij arbeiden, maar op den zevenden dag zult gij rusten; in den ploegtijd en in den oogst zult gij rusten. Het feest der weken zult gij ook houden, zijnde het feest der eerstelingen van den tarweoogst, en het feest der inzameling, als het jaar om is. Al wat mannelijk is onder u zal driemaal in het jaar verschijnen voor het aangezicht des Heeren HEEREN, den God van Israel. Wanneer Ik de volken voor uw aangezicht uit de bezitting zal verdrijven, en uw landpalen verwijden, dan zal niemand uw land begeren, terwijl gij henen opgaan zult, om te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal in het jaar. Gij zult het bloed van Mijn slachtoffer niet offeren met gedesemd brood; het slachtoffer van het paasfeest zal ook niet vernachten tot den morgen. De eerstelingen van de eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het bokje in de melk zijner moeder niet koken. Verder zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf u deze woorden; want naar luid dezer woorden heb Ik een verbond met u en met Israel gemaakt. En hij was aldaar met den HEERE, veertig dagen en veertig nachten; hij at geen brood, en hij dronk geen water; en Hij schreef op de tafelen de woorden des verbonds, de tien woorden. En het geschiedde, toen Mozes van den berg Sinai afging (de twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, als hij van den berg afging), zo wist Mozes niet, dat het vel zijns aangezichts glinsterde, toen Hij met hem sprak. Als nu Aaron en al de kinderen Israels Mozes aanzagen, ziet, zo glinsterde het vel zijns aangezichts; daarom vreesden zij tot hem toe te treden. Toen riep Mozes hen; en Aaron, en al de oversten in de vergadering keerden weder tot hem; en Mozes sprak tot hen. En daarna traden al de kinderen Israels toe; en hij gebood hun al wat de HEERE met hem gesproken had op den berg Sinai. Alzo eindigde Mozes met hen te spreken, en hij had een deksel op zijn aangezicht gelegd. Doch als Mozes voor het aangezicht des HEEREN kwam, om met Hem te spreken, zo nam hij het deksel af, totdat hij uitging; en nadat hij uitgegaan was, zo sprak hij tot de kinderen Israels, wat hem geboden was.
Uitleg
Sinds het vertrek uit Egypte heeft het volk Israël gedurende de woestijnreis nog wel eens gemurmureerd, gemord en geklaagd. Het dieptepunt op die reis is misschien wel de geschiedenis rond het gouden kalf. Dat kalf wordt door het volk aanbeden en er wordt gegeten en gedronken en uitbundig feestgevierd.
Er wordt ontucht gepleegd: ze gaan helemaal los. God is dan ook zo vertoornd dat Hij het volk wil verdelgen.
Maar dan pleit Mozes voor hen en dan volgt dat toch wel heel bijzondere Bijbelgedeelte waarin beschreven wordt dat Mozes weer de berg opgaat en de HEERE in een wolk afdaalt.
En als Hij dan voorbij Mozes gaat en hem met Zijn hand overdekt - als de HEERE dus Zijn hand beschermend voor Mozes houdt - dan roept de HEERE, over Zichzelf, uit: ‘HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid’. En dat zijn dus de woorden die we gisteren ook in Psalm 103, vers 8 lazen. David spreekt als een echo God na, als hij uitjubelt Wie en hoe God nu werkelijk is!
In Psalm 103 is David aan het woord. Hij schetst in die Psalm een beeld van de HEERE. Hij tekent niet alleen Wie God is, maar ook hoe Hij is. Ja, hij júbelt uit wie God is en wat Hij werkt.
Want op dat laatste gaat David ook in: op wat God ...
Sinds het vertrek uit Egypte heeft het volk Israël gedurende de woestijnreis nog wel eens gemurmureerd, gemord en geklaagd. Het dieptepunt op die reis is misschien wel de geschiedenis rond het gouden kalf. Dat kalf wordt door het volk aanbeden en er wordt gegeten en gedronken en uitbundig feestgevierd.
Op nog meer plaatsen in de Bijbel worden de woorden uit Exodus 34: 6 (en Psalm 103: 8) - die we de vorige dagen al hebben gelezen - herhaald. Kijk maar in Nehemia 9 vers 17. En ook bij de profeet Joël wordt er verslag van gedaan. Als dan de HEERE spreekt: bekeert u tot Mij met uw ganse hart en dat ...
David opent zijn beschrijving van het beeld van God in Psalm 103:8 met de barmhartigheid van God. ‘Barmhartig’, dat betekent ‘zich erbarmend’, ‘medelijden betonen’, ‘zich ontfermen’, ‘genadig zijn’.
Vanuit het Hebreeuws is er voor wat betreft de achtergrond van dit woord, voor dat &...
David wijst er in Psalm 103: 8 niet alleen op dat de Heere barmhartig is, Hij is ook genadig: vol van genade, vergevingsgezind. Vergeving is een onverdiende gunst die God mensen verleent. Psalm 103 loopt daarvan over.
De Heere is ook groot van goedertierenheid. Dat wil zeggen vol van goedheid, ...
De HEERE heeft in Exodus 34:6 ook van Zichzelf gezegd, en ook dat klinkt door in Davids ‘jubel-echo’ dat Hij lankmoedig is, geduldig. Letterlijk staat er: traag tot toorn, niet snel boos.
Daarvan geeft Petrus in één van zijn brieven ook een voorbeeld. Het gaat dan over de wederkomst, over de oordeelsdag. ...
En dan is er ook nog de reactie van Jona. Die verwijt de Heere zelfs Diens barmhartigheid. Hij ergert zich eraan. Want als Ninevé wordt gespaard, dan bidt hij: “Och HEERE! was dit mijn woord niet, als ik nog in mijn land was?” Daarom vluchtte ik naar Tarsis.”
Woensdag: Gods eigen woorden
Exodus 34:6-34:7
Uitleg
Sinds het vertrek uit Egypte heeft het volk Israël gedurende de woestijnreis nog wel eens gemurmureerd, gemord en geklaagd. Het dieptepunt op die reis is misschien wel de geschiedenis rond het gouden kalf. Dat kalf wordt door het volk aanbeden en er wordt gegeten en gedronken en uitbundig feestgevierd.
Er wordt ontucht gepleegd: ze gaan helemaal los. God is dan ook zo vertoornd dat Hij het volk wil verdelgen.
Maar dan pleit Mozes voor hen en dan volgt dat toch wel heel bijzondere Bijbelgedeelte waarin beschreven wordt dat Mozes weer de berg opgaat en de HEERE in een wolk afdaalt.
En als Hij dan voorbij Mozes gaat en hem met Zijn hand overdekt - als de HEERE dus Zijn hand beschermend voor Mozes houdt - dan roept de HEERE, over Zichzelf, uit: ‘HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid’. En dat zijn dus de woorden die we gisteren ook in Psalm 103, vers 8 lazen. David spreekt als een echo God na, als hij uitjubelt Wie en hoe God nu werkelijk is!
Klinkt die echo ook al in jouw leven?
Terug naar Bijbel & leesplannen
Deze Bijbelstudie maakt deel uit van een groter Bijbelrooster.
Download het Leesplan als PDF
Alle Leesplan dagen
-Dinsdag: Dinsdag: Het beeld van God
In Psalm 103 is David aan het woord. Hij schetst in die Psalm een beeld van de HEERE. Hij tekent niet alleen Wie God is, maar ook hoe Hij is. Ja, hij júbelt uit wie God is en wat Hij werkt.
Want op dat laatste gaat David ook in: op wat God ...
-Woensdag: Woensdag: Gods eigen woorden
Sinds het vertrek uit Egypte heeft het volk Israël gedurende de woestijnreis nog wel eens gemurmureerd, gemord en geklaagd. Het dieptepunt op die reis is misschien wel de geschiedenis rond het gouden kalf. Dat kalf wordt door het volk aanbeden en er wordt gegeten en gedronken en uitbundig feestgevierd.
Er wordt ontucht gepleegd: ze gaan ...
-Donderdag: Donderdag: Ook bekend bij Jo�l
Op nog meer plaatsen in de Bijbel worden de woorden uit Exodus 34: 6 (en Psalm 103: 8) - die we de vorige dagen al hebben gelezen - herhaald. Kijk maar in Nehemia 9 vers 17. En ook bij de profeet Joël wordt er verslag van gedaan. Als dan de HEERE spreekt: bekeert u tot Mij met uw ganse hart en dat ...
-Vrijdag: Vrijdag: Barmhartig
David opent zijn beschrijving van het beeld van God in Psalm 103:8 met de barmhartigheid van God. ‘Barmhartig’, dat betekent ‘zich erbarmend’, ‘medelijden betonen’, ‘zich ontfermen’, ‘genadig zijn’.
Vanuit het Hebreeuws is er voor wat betreft de achtergrond van dit woord, voor dat &...
-Zaterdag: Zaterdag: Genadig en groot van goedertierenheid
David wijst er in Psalm 103: 8 niet alleen op dat de Heere barmhartig is, Hij is ook genadig: vol van genade, vergevingsgezind. Vergeving is een onverdiende gunst die God mensen verleent. Psalm 103 loopt daarvan over.
De Heere is ook groot van goedertierenheid. Dat wil zeggen vol van goedheid, ...
-Zondag: Zondag: Lankmoedig
De HEERE heeft in Exodus 34:6 ook van Zichzelf gezegd, en ook dat klinkt door in Davids ‘jubel-echo’ dat Hij lankmoedig is, geduldig. Letterlijk staat er: traag tot toorn, niet snel boos.
Daarvan geeft Petrus in één van zijn brieven ook een voorbeeld. Het gaat dan over de wederkomst, over de oordeelsdag. ...
-Maandag: Maandag: Maar dan Jona
En dan is er ook nog de reactie van Jona. Die verwijt de Heere zelfs Diens barmhartigheid. Hij ergert zich eraan. Want als Ninevé wordt gespaard, dan bidt hij: “Och HEERE! was dit mijn woord niet, als ik nog in mijn land was?” Daarom vluchtte ik naar Tarsis.”
Heb ik het niet gezegd, ...