En hij nam ze uit hun hand, en hij bewierp het met een griffie, en hij maakte een gegoten kalf daaruit. Toen zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israel! die u uit Egypteland opgevoerd hebben. Als Aaron dat zag, zo bouwde hij een altaar voor hetzelve; en Aaron riep uit, en zeide: Morgen zal den HEERE een feest zijn! En zij stonden des anderen daags vroeg op, en offerden brandoffer, en brachten dankoffer daartoe; en het volk zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden zij op, om te spelen. Toen sprak de HEERE tot Mozes: Ga heen, klim af! want uw volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, heeft het verdorven. En zij zijn haast afgeweken van den weg, dien Ik hun geboden had, zij hebben zich een gegoten kalf gemaakt; en zij hebben zich voor hetzelve gebogen, en hebben het offerande gedaan, en gezegd: Dit zijn uw goden, Israel, die u uit Egypteland opgevoerd hebben. Verder zeide de HEERE tot Mozes: Ik heb dit volk gezien, en zie, het is een hardnekkig volk! En nu, laat Mij toe, dat Mijn toorn tegen hen ontsteke, en hen vertere; zo zal Ik u tot een groot volk maken. Doch Mozes aanbad het aangezicht des HEEREN zijns Gods, en hij zeide: O HEERE! waarom zou Uw toorn ontsteken tegen Uw volk, hetwelk Gij met grote kracht, en met een sterke hand, uit Egypteland uitgevoerd hebt? Waarom zouden de Egyptenaars spreken, zeggende: In kwaadheid heeft Hij hen uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij hen vernielde van den aardbodem? Keer af van de hittigheid Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid. Toen berouwde het den HEERE over het kwaad, hetwelk Hij gesproken had Zijn volk te zullen doen. En Mozes wendde zich om, en klom van den berg af, met de twee tafelen der getuigenis in zijn hand; deze tafelen waren op haar beide zijden beschreven, zij waren op de ene en op de andere zijde beschreven. En diezelfde tafelen waren Gods werk; het geschrift was ook Gods geschrift zelf, in de tafelen gegraveerd. Toen nu Jozua des volks stem hoorde, als het juichte, zo zeide hij tot Mozes: Er is een krijgsgeschrei in het leger. Maar hij zeide: Het is geen stem des geroeps van overwinning, het is ook geen stem des geroeps van nederlaag; ik hoor een stem van zingen bij beurte. En het geschiedde, als hij aan het leger naderde, en het kalf, en de reien zag, dat de toorn van Mozes ontstak, en dat hij de tafelen uit zijn handen wierp, en dezelve beneden aan den berg verbrak. En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden, en verbrandde het in het vuur, en vermaalde het, totdat het klein werd, en strooide het op het water, en deed het den kinderen Israels drinken. En Mozes zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan, dat gij zulk een grote zonde over hetzelve gebracht hebt? Toen zeide Aaron: De toorn mijns heren ontsteke niet! gij kent dit volk, dat het in den boze ligt. Zij dan zeiden tot mij: Maak ons goden, die voor ons aangezicht gaan, want dezen Mozes, dien man, die ons uit Egypteland opgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. Toen zeide ik tot hen: Wie goud heeft, die rukke het af, en geve het mij; en ik wierp het in het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. Als Mozes zag, dat het volk ontbloot was, (want Aaron had het ontbloot tot verkleining onder degenen, die tegen hen hadden mogen opstaan), Zo bleef Mozes staan in de poort des legers, en zeide: Wie den HEERE toebehoort, kome tot mij! Toen verzamelden zich tot hem al de zonen van Levi. En hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israel: Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en keert weder, van poort tot poort in het leger, en een iegelijk dode zijn broeder, en elk zijn vriend, en elk zijn naaste! En de zonen van Levi deden naar het woord van Mozes; en er vielen van het volk, op dien dag, drie duizend man. Want Mozes had gezegd: Vult heden uw handen den HEERE; want elk zal zijn tegen zijn zoon, en tegen zijn broeder; en dit, opdat Hij heden een zegen over ulieden geve! En het geschiedde des anderen daags, dat Mozes tot het volk zeide: Gijlieden hebt een grote zonde gezondigd; doch nu, ik zal tot den HEERE opklimmen; misschien zal ik een verzoening doen voor uw zonde. Zo keerde Mozes weder tot den HEERE, en zeide: Och, dit volk heeft een grote zonde gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt hebben. Nu dan, indien Gij hun zonden vergeven zult! doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt.
Uitleg
‘Ik ben de HEERE, uw God’, zo sprak de HEERE tot Zijn volk en zo zegt Hij het tot ons. Maar Israël zegt, wanneer ze het gouden kalf ziet: ‘Dit zijn uw goden, Israël’. Wat is de zonde van het volk? Is dat alleen dat ze een beeld maakten? Het antwoord hierop is: nee! Hier gaat het om meer. Israël laat zien dat ze zelf in wil vullen hóe de HEERE gediend moet worden. Ze passen hun beeld van de HEERE aan aan hun eigenzinnige verlangens.
We zouden kunnen zeggen dat Israël een denkbeeld van de HEERE had gemaakt. Is deze zonde nog actueel voor ons? Jazeker! Geef maar eens antwoord op de vraag wat ons denkbeeld van God is. Is dat hoe de HEERE Zich openbaart in Zijn Woord? Of is jouw godsbeeld een afgod geworden? Ik wil één voorbeeld noemen. In jouw gedachte is de HEERE alleen maar streng en een God die toornt. Je bent vergeten dat God ook genadig wil zijn. Het kan ook doorslaan naar de andere kant. God wordt dan een vriendelijke en goede opa, die alle zonde door de vingers ziet, daarbij vergeet je dat het Woord ons laat horen dat Hij de rechtvaardige Rechter is.
Achter ons ligt Pinksteren. De herdenking van de uitstorting van de Heilige Geest. Het is Jezus Christus Die Zijn Geest uitstort. Deze levendmakende Geest heeft Hij verworven. Zo vallen in dit nieuwe verbond Pasen en Pinksteren samen. De grenzen van het oude verbond zijn er niet meer. De ceremoniële wet heeft afgedaan, maar dit geldt niet voor ...
Gisteren lieten we de woorden uit de profeet Jeremia horen waar de HEERE zegt: Ik ben de HEERE, uw God. Wie zich hartelijk – door het geloof – verbonden weet met Hem, die leeft ook met Hem. Dat brengt Paulus tot uitdrukking met deze woorden. Wie met Christus opgewekt is, die zoekt de dingen, die boven zijn. Waar Christus ...
‘Ik ben de HEERE, uw God’, zo sprak de HEERE tot Zijn volk en zo zegt Hij het tot ons. Maar Israël zegt, wanneer ze het gouden kalf ziet: ‘Dit zijn uw goden, Israël’. Wat is de zonde van het volk? Is dat alleen dat ze een beeld maakten? Het antwoord ...
Waar Hij ons tot Zijn eigendom heeft gemaakt, worden wij ook geroepen om Zijn Naam te eren. In dit gedeelte houdt het verband met de strijd rondom de Joodse spijswetten. Paulus benadrukt dat een gelovige zijn eigen innerlijke geloofsvrijheid mag hebben om alles te eten, waarvoor hij God kan danken. Hij mag zich vrij weten van deze spijswetten. Maar ...
Romeinen 13 is een bekend hoofdstuk. Het behandelt de verhouding tussen de gelovigen en de overheid. Wij moeten ons allemaal onderwerpen aan (erkennen van) de overheid. Het is gezag door God ingesteld. Concreet wordt één en ander benoemd in vers 7. De gelovigen zijn geroepen om aan de overheid het verschuldigde te geven. Hiermee zegt het Woord hoe wij ...
De eerste vier geboden begonnen met de machtige woorden: ‘Ik ben de HEERE, uw God’. Op deze dag van de HEERE denken we aan het vierde gebod, de afsluiting van de geboden die spreken over ons gedrag tegenover God. We zouden kunnen zeggen dat het vierde gebod het hart vormt van de Decaloog. Er zijn zes dagen ...
Het gedeelte wat we vandaag hebben gelezen kent als onderwerp een ernstige vermaning tegen ontucht en hoererij. Paulus constateerde dat er gelovigen waren die meenden dat op lichamelijk terrein alles geoorloofd is. Hiermee zien we dat dit Woord nog even actueel is. Zeker is alles geoorloofd, in zoverre de gelovige vrijgemaakt is in Christus, vrijgemaakt van de macht van ...
Donderdag: Het ware beeld v�n God
Exodus 32:4-32:5
Uitleg
‘Ik ben de HEERE, uw God’, zo sprak de HEERE tot Zijn volk en zo zegt Hij het tot ons. Maar Israël zegt, wanneer ze het gouden kalf ziet: ‘Dit zijn uw goden, Israël’. Wat is de zonde van het volk? Is dat alleen dat ze een beeld maakten? Het antwoord hierop is: nee! Hier gaat het om meer. Israël laat zien dat ze zelf in wil vullen hóe de HEERE gediend moet worden. Ze passen hun beeld van de HEERE aan aan hun eigenzinnige verlangens.
We zouden kunnen zeggen dat Israël een denkbeeld van de HEERE had gemaakt. Is deze zonde nog actueel voor ons? Jazeker! Geef maar eens antwoord op de vraag wat ons denkbeeld van God is. Is dat hoe de HEERE Zich openbaart in Zijn Woord? Of is jouw godsbeeld een afgod geworden? Ik wil één voorbeeld noemen. In jouw gedachte is de HEERE alleen maar streng en een God die toornt. Je bent vergeten dat God ook genadig wil zijn. Het kan ook doorslaan naar de andere kant. God wordt dan een vriendelijke en goede opa, die alle zonde door de vingers ziet, daarbij vergeet je dat het Woord ons laat horen dat Hij de rechtvaardige Rechter is.
Zingen: Psalm 106:11
Vraag: Wat houdt het ware dienen van God in?
Terug naar Bijbel & leesplannen
Deze Bijbelstudie maakt deel uit van een groter Bijbelrooster.
Download het Leesplan als PDF
Alle Leesplan dagen
-Dinsdag: Dinsdag: Ik ben de HEERE uw God
Achter ons ligt Pinksteren. De herdenking van de uitstorting van de Heilige Geest. Het is Jezus Christus Die Zijn Geest uitstort. Deze levendmakende Geest heeft Hij verworven. Zo vallen in dit nieuwe verbond Pasen en Pinksteren samen. De grenzen van het oude verbond zijn er niet meer. De ceremoniële wet heeft afgedaan, maar dit geldt niet voor ...
-Woensdag: Woensdag: Geef Mij uw hart
Gisteren lieten we de woorden uit de profeet Jeremia horen waar de HEERE zegt: Ik ben de HEERE, uw God. Wie zich hartelijk – door het geloof – verbonden weet met Hem, die leeft ook met Hem. Dat brengt Paulus tot uitdrukking met deze woorden. Wie met Christus opgewekt is, die zoekt de dingen, die boven zijn. Waar Christus ...
-Donderdag: Donderdag: Het ware beeld v�n God
‘Ik ben de HEERE, uw God’, zo sprak de HEERE tot Zijn volk en zo zegt Hij het tot ons. Maar Israël zegt, wanneer ze het gouden kalf ziet: ‘Dit zijn uw goden, Israël’. Wat is de zonde van het volk? Is dat alleen dat ze een beeld maakten? Het antwoord ...
-Vrijdag: Vrijdag: Gods heerlijke naam
Waar Hij ons tot Zijn eigendom heeft gemaakt, worden wij ook geroepen om Zijn Naam te eren. In dit gedeelte houdt het verband met de strijd rondom de Joodse spijswetten. Paulus benadrukt dat een gelovige zijn eigen innerlijke geloofsvrijheid mag hebben om alles te eten, waarvoor hij God kan danken. Hij mag zich vrij weten van deze spijswetten. Maar ...
-Zaterdag: Zaterdag: Onze heilige roeping: christen zijn
Romeinen 13 is een bekend hoofdstuk. Het behandelt de verhouding tussen de gelovigen en de overheid. Wij moeten ons allemaal onderwerpen aan (erkennen van) de overheid. Het is gezag door God ingesteld. Concreet wordt één en ander benoemd in vers 7. De gelovigen zijn geroepen om aan de overheid het verschuldigde te geven. Hiermee zegt het Woord hoe wij ...
-Zondag: Zondag: Zondag: een feestdag?!
De eerste vier geboden begonnen met de machtige woorden: ‘Ik ben de HEERE, uw God’. Op deze dag van de HEERE denken we aan het vierde gebod, de afsluiting van de geboden die spreken over ons gedrag tegenover God. We zouden kunnen zeggen dat het vierde gebod het hart vormt van de Decaloog. Er zijn zes dagen ...
-Maandag: Maandag: Duur gekocht
Het gedeelte wat we vandaag hebben gelezen kent als onderwerp een ernstige vermaning tegen ontucht en hoererij. Paulus constateerde dat er gelovigen waren die meenden dat op lichamelijk terrein alles geoorloofd is. Hiermee zien we dat dit Woord nog even actueel is. Zeker is alles geoorloofd, in zoverre de gelovige vrijgemaakt is in Christus, vrijgemaakt van de macht van ...