Meelopen met de Mars voor het Leven hoort niet bij de taken van een dienaar des Woords, stelt ds. D. de Wit.
Op verschillende plaatsen is aandacht gevraagd voor de Mars voor het Leven, die zaterdag in Den Haag wordt gehouden. Onder meer werd de vraag neergelegd of voorgangers, predikanten, hierin niet moeten voorgaan. Deze vraag is publiek gesteld en ik wil deze vraag om des gewetens wil ook publiek beantwoorden. Ik ga niet naar Den Haag omdat ik dat niet kan.
Allereerst hoort het niet bij de taken van een voorganger. In het formulier voor de bevestiging van de dienaren des Woords wordt de Schrift samengevat met betrekking tot de vraag hoe een dienaar des Woords de gemeente moet voorgaan: in de prediking van het Woord, de bediening van de sacramenten, het openbare gebed en het uitoefenen van de tucht. Bij dat heilige werk wordt demonstreren met de gemeente niet genoemd. Integendeel.
Evangelische liederen
Mijn tweede bezwaar is dat het de taak van de dienaar des Woords is om de gemeente bij het Woord Gods te houden. Wat op de dag van de Mars voor het Leven ten gehore wordt gebracht, is daarmee niet altijd in overeenstemming. Evangelische liederen die op deze dag worden gezongen, komen niet overeen met waar onze vaderen voor gestreden hebben. Moet ik als voorganger de jonge mensen op zo’n plaats zien te krijgen, ook als we letten op de toespraken uit evangelische hoek? Dat kan ik niet.
Er werden vorig jaar ook psalmen gezongen uit de berijming van 1773. De manier waarop dit gebeurde, stuitte mij tegen de borst. Als op zwoele wijze wordt gezongen over schuld komt dit met de heiligheid van het Woord Gods niet overeen.
Bidvertrek
Toen ik de foto’s met al die borden zag, dacht ik: Zouden Gods kinderen zich daar nu thuis voelen? Zijn ze maatgevend? Nee, dat is het richtsnoer van Gods Woord. Daarom ben ik daarmee begonnen. Maar, als we letten op onze eenvoudige wortels... dat mag toch wel? De kracht van Gods volk ligt in het bidvertrek.
Ik mocht daar soms getuige van zijn. Als ik terugdenk aan het gebed dat ds. A. F. Honkoop deed: hij bad als een kind tot zijn Vader om Christus’ wil en legde zo de noden en zorgen, ook van land en volk, de Heere voor. Dat maakte diepe indruk. Daar lag zijn kracht!
Toen ik als predikant begon in Nieuw-Beijerland vond ik daar kinderen van God met gevouwen handen, zoals een Ezra bij het brandofferaltaar: „Zie, wij zijn voor Uw aangezicht in onze schuld.” Dat heeft me gevormd. In gedachten heb ik geprobeerd hen tussen de mensen te plaatsen die meelopen met de Mars voor het Leven. Het is me niet gelukt.
Naar de godzaligheid
Vreselijk is het dat er zo veel kinderen gedood worden in de moederschoot. Evenals het verschrikkelijk is dat Gods dag zo ontheiligd wordt en het zevende gebod voortdurend wordt overtreden.
Nee, we maken het niet kleiner en bagatelliseren het niet. Ik denk dat ik zaterdag mijn knieën maar moet buigen en vragen om die gestalte van Gods kinderen: bij ons is de schuld. Ik zal ook proberen te smeken of de Heere onze jonge mensen wil bewaren, zaterdag, opdat ze niet in stilte weggezogen worden bij de leer die naar de godzaligheid is.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente van Borssele.