De route van een christen voert door de engte naar de ruimte
Het geloof verloopt nooit vanzelf en spanningsloos, maar wordt betwist en aangevochten. De engte knelt, maar de ruimte wenkt.
Op aarde is nog niets volmaakt. Dat komt nog. De schepping zucht en is in barensnood. Heel de mensheidgeschiedenis draagt de sporen van de zondeval, de vingerafdruk van verlorenheid en dood. Als God in Zijn geduld de creatuur niet onderhield, en haar niet voorzag van onverdiende zegen, zou het kwade alle goeds verstikken. Zeker, al dit goede is niet te onderschatten. De bewijzen daarvan zijn overstelpend groot en veel. Opgetogen zingen de psalmisten dat de aarde vol is van Gods goedertierenheid. We beamen het volmondig. Toch doet dit aan de ernst van de keerzijde niets af. Wie kan, na Auschwitz en de Goelag, zijn hart en ogen ervoor sluiten? Ondanks alle welvaart die het technocratisch vernuft ons bracht, is heel de aarde aan vergankelijkheid en lijden onderworpen. Ook christenmensen zijn er niet immuun voor.
Maar het is toch Pasen geweest? De dood is immers overwonnen!
Geen woord ervan af! Maar er moet nog wél een woord bij, namelijk dat we dit gelóven, en niet zien! Zo voor het oog slaat de dood zijn slag, dag in, dag uit. Wat onze oren horen in het Evangelie en wij geloven met ons hart, staat keer op keer in fel contrast met wat we zien met onze ogen. Steevast gaat het geloof in Christus’ opstandingskracht gepaard met de ervaring van het tegendeel. Het is een geloof dat nooit vanzelf en spanningsloos verloopt, maar wordt betwist en aangevochten. Christus kennen in de kracht van Zijn opstanding voltrekt zich in de gelijkvormigheid aan Zijn dood.
Was dít niet wat de Franse filosoof Blaise Pascal bedoelde, toen hij schreef: „Christus zal in doodsnood zijn tot het einde der tijden?” Hij bedoelde: het Hoofd is al in de hemel, maar in Zijn lichaam, Zijn gemeente, verkeert Hij nog in doodsnood. Het ”reeds” van de glorie gaat op aarde nog schuil achter het ”nog niet” van het ”totdat”. De weg achter Christus gaat in Zijn voetspoor. Het is het spoor van de Man van smarten. De gang kan niet lichtvoetig zijn, eerder schoorvoetend. Het is een kruisweg, waarop een kras gaat door elke grootspraak en luchthartigheid.
De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche permitteerde zich ooit de honende uitspraak dat „die christenen hem betere liedjes moesten zingen, om hem in hun Verlosser te laten geloven, en dat ze er daarom maar eens wat verloster uit moesten zien.” Voor hém was het ideaalbeeld van een christen een zelfbewuste, ongebroken persoonlijkheid. Hij vergiste zich deerlijk. Dit drogbeeld is niet aan de Schrift ontleend, maar aan het vooruitgangsdenken, met zijn waan van maakbaarheid en zelfontplooiing. Paulus maakt er korte metten mee. Gaaf en ongebroken? Integendeel. Naar eigen zeggen draagt hij de littekens van de Gekruiste in zijn lichaam. Bepaald geen modelverschijning. Laten we bij die man te rade gaan om te ontdekken hoe het er in het christenleven aan toe kan gaan.
Slijtageslag
Paulus was iemand met een ongemeen krachtdadige bekering en met visionaire ervaringen te hoog om te verwoorden. Je zou denken: zo’n hoog begenadigd man moet wel een gestroomlijnd leven leiden. Nee dus. Als hij een boekje opendoet over zijn wederwaardigheden, heeft hij het over agressie en arrestatie, over geseling en schipbreuk. En wie wil weten hoe Paulus tijdens heel die slijtageslag er innerlijk aan toe kon zijn, hoeft zijn Tweede Brief aan de Korinthiërs maar op te slaan. In het eerste hoofdstuk verhaalt hij van een lijdenservaring, waarbij hem alle moed ontzonk en hij als een vleugellam geslagen ziel verlegen was om vertroosting.
In Asia was hem namelijk een hevige verdrukking overkomen. Wat zich daar precies heeft afgespeeld, vermeldt hij niet, maar zijn leven stond op het spel. „Bovenmate bezwaard” voelde hij zich. Het roept het beeld op van een man die zich kromt onder de last van een ondraaglijke vracht. Hij wankelt op zijn benen. Hij was zeer „in twijfel over zijn leven.” De apostel bezigt hier een woord waarmee hij (letterlijk vertaald) bekent dat hij „geen uitweg” zag. Geen doorkomen aan. Dat wordt omkomen.
Direct daarop scherpt hij deze verbijstering nog aan met een ander beeld, ditmaal aan de rechtspraak ontleend. Diep in zijn ziel ervoer hij de situatie als een rechterlijk vonnis. Het doodsoordeel was geveld. De executie was een kwestie van tijd.
Dostojewski
In de verte doet het denken aan de kwelling waarover de Russische auteur Dostojewski ergens schrijft. Als jongeman werd hij in december 1849 met andere gevangenen in een grimmige Russische vesting tegen de muur gezet, veroordeeld tot de kogel. Daar stonden ze, oog in oog met de vijandelijke soldaten, die hun geweerloop op hen gericht hielden. Maar ze schoten niet. Nog niet. En dat duurde maar. „Een halve eeuwigheid van martelende doodsangst”, zo vertelt hij. En toen, eindelijk, toen dáálden de geweren van het executiepeloton, en kregen die sidderende arrestanten te horen dat hun vonnis was omgezet in dwangarbeid. Gratie!
Ook Paulus kreeg gratie. Maar die bestond niet uit dwangarbeid. Gods regiment is anders dan het Russische regime. Over Paulus’ doodservaring welfde zich de stralenkrans van paselijke vrijheid. En het is nu precies deze bevrijding waartoe Paulus’ dramatische ervaring diende. De kwelling was niet zonder zin geweest en geen speling van het lot. Het betrof veeleer een zinvol louteringsproces, een vuurproef die hem werd toebedeeld door de God aller vertroosting.
Waar ons zelfvertrouwen wordt gesloopt, blijft één vertrouwensbodem over: God alleen. Welke God? De Vader van díe barmhartigheden die in Christus vlees en bloed geworden zijn. In Hem kreeg Gods vertroosting handen en voeten; gebonden handen, geschonden voeten. Hij daalde in Paulus’ doodsnood neer. Afgronddiep. Bezwaard als geen ander. Hij torste de last van de zondeschuld. Hij stónd niet op bezwijken, maar Hij bezweek. Het doodvonnis droeg Hij niet slechts in handen, maar het werd aan Hem voltrokken. Daar en toen vervulde Hij Zijn ambt van Middelaar, als Grondlegger en Volbrenger van het geloof, en riep Hij in vertrouwen op zijn God: „Volbracht.” Wat Hij zag en voelde was: verlies en ondergang. Wat Hij geloofde en beleed was: overwinning op dood en graf. Na drie dagen kwam het aan het licht: paaslicht. Zijn geloof werd niet beschaamd. God is te vertrouwen. Door de dood heen. De Opgestane staat garant. Het is de Gekruisigde!
Comfort
Wie het kruis van Christus uit het Evangelie schrapt, pleegt verraad. En wie de kruisweg inruilt voor een weg van welbevinden en comfort, gaat niet in Christus’ voetspoor. Daarom dienen wij ons te wachten voor de propaganda van een verminkt Evangelie dat ”health and wealth” voorspiegelt. Zo’n boodschap klopt niet met de Bijbel. Een boodschap waar het kruis uit weggesneden is, suggereert een klimaat waarin de God van alle vertroosting overbodig is en bevordert een mentaliteit waarin een mens ongestoord en onbekommerd ”dicht bij zichzelf” kan zijn, in plaats van dicht bij de Gekruisigde.
Deze mentaliteit is wijdverbreid en hoogst besmettelijk. Kruis-dragen ligt ons niet. We gaan liefst ongehinderd onze gang. Maar God komt ons in het kruisevangelie hinderen. Hij weet hoe heilzaam dat is. En wie aan genade genoeg leert hebben, weet het ook. „Het zij verre van mij, dat ik zou roemen anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus” (Galaten 6:14). Getekend door dit kruis gaan wij de kruisweg, verlangend naar het Vaderhuis. De kerkvader Augustinus had het begrepen: „In al Gods goede gaven heeft Hij een korreltje bitterheid gelegd, opdat de reiziger die op weg is naar zijn vaderland, de herberg hier beneden niet lief zou krijgen ten koste van zijn vaderstad daarboven.”
De Duitse prediker Kohlbrugge gebruikt een aansprekend beeld. In de omgeving van Elberfeld bevonden zich twee boerenhoeven, waarvan de ene ”Trübsal” (droefenis) heette en de andere ”Freudenberg”. Het eigenaardige was nu dat je Freudenberg slechts kon bereiken via het erf van Trübsal. Zo voert de route van een christenmens uitsluitend door de engte naar de ruimte. De engte knelt, maar de ruimte wenkt.
De auteur is emeritus hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Dit artikel is een samenvatting van de lezing die hij woensdag uitsprak op een studiedag van de Gereformeerde Bond in Woudenberg.