„Vanuit de ontspanning spelen, dat is het geheim”
Rechtop staan. Uitblazen. Lippen ontspannen. Overblazen. Hoge tonen. Het komt allemaal langs tijdens de fluitlessen van Daniëlle van Laar in Gouda. „Vanuit de ontspanning spelen, dat is het geheim.”
Nora Walhout (10) is de eerste deze dinsdagavond. In het sfeervolle grachtenpand aan de Blekerssingel in Gouda ontvangt Daniëlle van Laar (45) haar leerlinge in de achterkamer, waar een piano staat en de muren grotendeels met schilderijen bedekt zijn. De schuifdeuren naar de voorkamer gaan dicht. De jongste van Van Laar gaat net naar bed.
Eerst een paar lichamelijke oefeningen. „Ga maar rechtop staan, je schouders los. Even je hoofd leegmaken, zodat we aan muziek kunnen denken.” Van Laar legt één hand op haar borst, de andere op haar buik. „We gaan met pfffff een lange toon maken. Goed zo.” De fluit komt erbij. „Maak maar eens een lange, ontspannen toon op de g. Mooi. En nu korte stootjes, om de buikspieren te activeren. Heel goed. En een triool. Prachtig. Na de vakantie gaan we beginnen met vibrato.”
Relaxter
Van Laar verdeelt de les altijd in drieën. Eerst speelt de leerling samen met haar een duet. Dan komt via een etudeboek de techniek aan de orde. Tot slot speelt de leerling een solostuk, terwijl de docent op de piano begeleidt.
Voor het duet moet er even gestemd worden. Dan begint Nora met ”Donna”; Van Laar speelt mee. „Heel mooi! Alleen de hoge g viel eerst weg, hè? Probeer die nog eens. Je lucht is op. Probeer iets relaxter met je adem om te gaan.”
Uit het etudeboek klinkt een bekend wijsje. „Ken je het kerstlied ”O, hoe heerlijk”? De melodie komt uit Sicilië. Weet je waar dat ligt? Italië, ja.” Er klinken hoge tonen. „Wow, prachtig! En het ritme ging perfect. Je pakt het heel snel op.”
Het is tijd. Het solostukje bij de piano schuift door tot na de vakantie. Nora pakt haar fluit weer in. Die moet eerst drooggemaakt worden. „Weet je waarom?” Nora heeft geen idee. „Onder de kleppen zitten kurkjes. Als je die niet goed droogmaakt, kun je krijgen dat de kleppen niet meer goed sluiten.”
Korte stoten
Christine Koster (19) is al binnen. Ze begint deze keer met het duet, van Friedrich Kuhlau. Er klinken hoge tonen, snelle loopjes; lange lijnen, dan weer korte stoten. Het is duidelijk dat hier een gevorderde speler bezig is.
Leerling en docent vormen een mooi duo. Hun lichamen wiegen mee met de muziek. Ineens stoppen ze, kijken elkaar aan, schieten in de lach. „Ik ben het kwijt”, zegt Christine. „De muziek staat ook niet onder elkaar”, wijst Van Laar. Onverstoorbaar begint Christine opnieuw.
Toch nog even de oefeningen. Recht staan, zwaar tegen de grond, op de hielen. Uitblazen. „Als je geen lucht meer hebt, nog drie tellen doorgaan”, zegt Van Laar. Met de fluit geeft Christine een g. „Stop. Ben je tevreden?” „Nee.” „Je lippen zijn te gespannen. Denk er ook aan dat je je fluit niet naarbinnen houdt. En het mondstuk moet in één lijn zijn met de kleppen.” Er klinkt een zuivere, warme toon. „Briljant! Een mooie toon is je basismateriaal.”
Boventoon
Dan een lastige oefening: de flageolettoon. „Twee keer overblazen. Je lippen niet spannen.” Er klinkt een heel hoge toon, een f in het derde register. „Het is als een losse snaar van een viool. Hij trilt aan het eind alleen nog een beetje. Je moet vanuit de ontspanning spelen, dat is het geheim.”
Uit het etudeboek speelt Christine een stuk met erg snelle loopjes. „Heel goed. Denk aan de mooie boog. Het kan helpen als je net doet of je vibrato speelt.” Van Laar pakt haar eigen fluit en doet een stukje voor. „Kijk, je moet op de laagte focussen. Dan loopt het geluid mooi door.”
Nu nog het solostuk. Van Laar kruipt achter de piano. „Voor de baslijntjes.” Christine speelt Mozart. Een lastig stuk, waarbij het heel precies komt. Het gaat heel snel. „Goed getimed. Weet je waar je adem moet halen?”
De leerlinge speelt het stukje nog eens, maar nu heel rustig. „Je tong, waar zit die nu? Te veel naar voren, volgens mij. Misschien komt dat door het panfluit spelen?” „Nee, dat heb ik de laatste tijd niet meer zo veel gedaan.” Van Laar geeft een oefening. „Doe eens ttttttttttt met je tong. Mooi. Dat moet je vaak oefenen. Gewoon tijdens de afwas.”
Kwartje
Van Laar geeft al jaren les. „Ik denk dat ik 17 was, toen ik me voorbereidde op het conservatorium. Een bijbaantje. Ik vond het geweldig om aan kinderen door te geven waar ik zelf mee bezig was. Ik geniet nog altijd van het contact. Vooral als het kwartje valt. Als een jong meisje een twinkeling in de ogen krijgt en je haar ziet denken: wat mooi! Dat is fantastisch.”
Vroeger had ze hele rijen leerlingen. „Van ’s middags twee tot ’s avonds negen.” Tegenwoordig geeft ze nog twee à drie avonden in de week les. Ze heeft zo’n twaalf leerlingen, ongeveer vanaf 12 jaar. Nora is de jongste. Er komen in Gouda beginners, maar ook gevorderden. Een enkeling stoomt Van Laar klaar voor het conservatorium, zoals een aantal jaar geleden Lydia van Mourik uit Rotterdam.
In haar conservatoriumtijd had Van Laar er alles voor over om op topniveau fluit te spelen. „Het was zo’n passie. Te vergelijken met topsport. Ik heb acht jaar gestudeerd. Een weekendje weg was eigenlijk niet mogelijk.”
Nu ze een gezin met kinderen heeft, is dat anders. „Uren studeren is er niet meer bij. Maar ik moet wel bijblijven. Ik heb veel goede leerlingen. Dan moet je een stuk voor kunnen doen. Als je zelf inzakt, merken ze het direct.”
Hoe ze dat doet, bijblijven? „Ik schrijf me graag in voor een masterclass van een goede fluitist. Zo’n middag inspireert me. Er komt weer van alles boven. Er zit, na acht jaar studie, heel veel opgeslagen in je hoofd. Ook helpt het me om vlak voor een concert of cd-opname, als ik intensief moet studeren, een filmpje te kijken van iemand die me inspireert. Dan valt het kwartje weer.”
Hoge noten
Nora Walhout (10) uit Gouda heeft sinds februari dit jaar les bij Daniëlle van Laar in Gouda. Ze heeft eerst een jaar algemene muziekles gehad aan de muziekschool. Daarna koos ze voor de dwarsfluit. Waarom dat instrument? „Omdat mijn tante ook dwarsfluit speelt. Dat vind ik altijd heel mooi.”
Toen ze op les ging, heeft ze eerst een dwarsfluit van haar tante geleend. „Zo’n instrument is heel duur.” Nu hebben haar ouders er zelf een voor haar aangeschaft. Nora’s vader, die gitaar speelt, helpt haar weleens bij het oefenen, vertelt ze.
Wat ze moeilijk vindt aan het spelen op de dwarsfluit? „Het ritme is soms lastig. Of de hoge noten. Je hebt snel een verkeerde toon te pakken.”
Of Nora, net als haar lerares, een bekende dwarsfluitiste wil worden die op het podium concerten geeft? „Dat weet ik nog niet. Ik vind het wel een heel leuk instrument om te bespelen.”
Hoofd helemaal leeg
Christine Koster (19) uit Reeuwijk is op haar 8e begonnen met fluitles. Sinds een jaar of vijf zit ze bij Daniëlle van Laar. Fluiten is voor haar ontspanning. „Ik pak ’m iedere dag wel even, ook in de vakantie. Mentaal geeft het me rust. Ik kom in een andere wereld. Het geeft een soort kick. Na een les is mijn hoofd helemaal leeg.”
Toen ze op de middelbare school zat, speelde Christine een poosje met de gedachte om naar het conservatorium te gaan. Van Laar bereidde haar in die tijd voor op een eventuele auditie. „Dat traject was al erg leuk om te doen.” Uiteindelijk werd het toch de maatschappelijke zorg. „Fluiten blijft vooralsnog een hobby, een liefhebberij.”
Toch sluit ze niet uit dat ze nog eens via bijvoorbeeld de Schumann Akademie haar diploma gaat halen. Of ze een leven in de muziek ziet zitten? „Lesgeven in een eigen lespraktijk lijkt me heel leuk.” En het podium? „Lijk me ook leuk. Ik vind het heel mooi om mensen iets te laten horen.”
Lees ook in Digibron:
Blazen op zilver en goud - interview met Daniëlle van Laar (Terdege, 29-11-2006)
zomerserie De muziekdocent
Dit is het tweede deel in een serie over de lespraktijk van een muziekdocent. Over twee weken deel 3: organist Jan Wisse uit Aagtekerke.