Jubileumsymposium dr. R. Toes: overheid moet artikel 23 koesteren
„Je leverde met een brede blik en vanuit een duidelijke basis je bijdrage.” Lof van onderwijsminister Slob voor Wartburgbestuurder Toes bij diens 40-jarig jubileum in overheidsdienst.
Van die 40 jaar bracht dr. R. Toes er 39 door aan het Wartburg College: als geschiedenisdocent, decaan, locatiedirecteur en sinds 2016 als voorzitter van het college van bestuur. De minister zou hem daarmee maandagmiddag –volgens de uitnodiging voor het jubileumsymposium– komen feliciteren, maar deed dat via een videoboodschap omdat hij verhinderd was.
De „bijdrage” waarover Slob sprak, leverde Toes niet alleen als bestuurder van de reformatorische scholengemeenschap in Rotterdam en Dordrecht, maar ook als lid van de Onderwijsraad. Voorzitter daar was de Amsterdamse hoogleraar H. Maassen van den Brink en zij kwam vooral naar het symposium om Toes te citeren.
Over artikel 23 van de grondwet, bijvoorbeeld. De vrijheid van onderwijs biedt ouders de gelegenheid onderwijs voor hun kinderen te kiezen dat dicht bij hun levensvisie ligt. De overheid zou die situatie moeten koesteren, vindt Toes. Voor uitwassen zijn er veiligheidskleppen genoeg. Problemen ontstaan er als het toezicht tekortschiet.
Artikel 23 biedt de mogelijkheid scholen te stichten en voorkomt al te grote invloed van de overheid op het onderwijs. Het staat de integratie ook niet in de weg. Van liberalen verwacht je eigenlijk niet dat ze zich tegen die keuzevrijheid verzetten, zoals enkele VVD’ers deden, recent en langer geleden.
Trouw
Toes jubileert. Eigenlijk is hij al langer dan vier decennia aan de school verbonden: hij was er leerling – op de Guido de Brès. En in de achterkamer van zijn ouderlijk huis in Rotterdam-Charlois had het constituerend beraad van de oprichters van die school plaats.
Prof. dr. F. A. van der Duyn Schouten, voorzitter van de raad van toezicht, signaleert toenemende verlegenheid rond jubilea. „Die is te wijten aan het verlies aan gevoelswaarde van het begrip trouw. Lang bij hetzelfde blijven wordt steeds meer gezien als saaiheid. Als trouw uit de maatschappelijke verbanden wegebt, zal de maatschappij verbrokkelen, in al haar verbanden, ook die van gezin, school en kerk.”
Maassen van den Brink zag in Toes iets van een „Reviaan”. Schrijver Karel van het Reve wees op een innerlijke tegenstrijdigheid in het onderwijs: vroeger was alles beter én het wordt steeds beter. Van het eerste spreekt Toes’ kritiek op bepaalde nieuwe onderwijsvormen. Voorbeeld van het laatste is volgens de hoogleraar de inzet voor ”school, stad en samenleving” – het thema van het symposium. Maassen van den Brink memoreerde dat ze in 2017 samen met Toes betoogde dat de scheidslijnen in de samenleving zijn verscherpt en dat het van groot belang is dat leerlingen leren samenleven. Daarom aandacht voor burgerschap.
Augustinus
Leraar zijn is volgens Toes „een machtig mooi vak.” Zo zag kerkvader Augustinus het aanvankelijk niet, stelde de Tilburgse historicus prof. dr. P. J. J. van Geest. Augustinus vond het leraarschap maar saai: hij moest veel teksten behandelen die hem niet aanspraken, de leerlingen waren niet geïntesseerd –en bleven de laatste les weg omdat ze dan moesten betalen– en hij moest een keizer adviseren voor wie hij geen respect had.
Later evenwel ontwikkelde Augustinus een maatschappijbeeld waarin de leraar de leerling leidde. De kerkvader baseerde zelf zijn geschriften op teksten die hem wezenlijk hadden geraakt.
Van der Duyn Schouten zag het symposium niet alleen als een hommage aan Toes, maar aan alle leraren die zich zo inzetten voor de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen. Meerderen van hen doen dat al veertig jaar.