Toes: „School moet kansen benutten”
Je verantwoordelijkheid nemen. Dat is volgens dr. Richard Toes, voorzitter van het college van bestuur van het Wartburg College in Rotterdam en Dordrecht, een belangrijke levensles. Ook voor scholen. Zelf gaf hij het goede voorbeeld; hij zat vier jaar in de Onderwijsraad.
Hoe komt iemand uit orthodox-christelijke hoek in de Onderwijsraad terecht?
„Nadenken over onderwijs vond en vind ik mooi. De adviezen van de Onderwijsraad bestudeerde ik altijd met meer dan gemiddelde belangstelling. Toen er ruim vier jaar geleden een advertentie in de krant stond waarin nieuwe leden van de Onderwijsraad werden gevraagd, trok ik de stoute schoenen aan en solliciteerde.
Er waren honderden sollicitanten. Ik was een van de gelukkigen die werden benoemd. Dat de keuze op mij viel, kwam ongetwijfeld ook doordat de raad een afspiegeling van de samenleving en het onderwijsveld moest zijn.”
Hoeveel tijd kostte deze bijbaan?
„De raad vergadert eenmaal per twee weken op vrijdag. Daarnaast had ik veel leeswerk als voorbereiding op de zitting. Je moet wel met gedegen commentaar komen. Al met al kostte deze bijbaan mij toch gemiddeld anderhalve dag per week. Vanuit dat oogpunt gezien vond ik het niet erg dat mijn termijn begin dit jaar was afgelopen.”
Visies op goed onderwijs lopen nogal uiteen in het onderwijsveld. Kan de Onderwijsraad daaraan wel sturing geven?
„Zelfs binnen de Onderwijsraad lopen de meningen uiteen. Daar zitten mensen in die het onderwijs bij wijze van spreken zien als een onderneming die afgerekend moet worden op resultaten. Maar er zijn ook anderen die onderwijs zien als ”een mooi risico”. Dat leidde tot pittige debatten. Uiteindelijk konden we elkaar vinden op de inhoud.”
Wat is de rode draad van de adviezen in de achterliggende jaren?
„De raad vindt in grote lijnen dat in het onderwijs de leerstof centraal moet staan en dat niet de wensen van de leerling het uitgangspunt moeten zijn. ”De leerling centraal?” is een advies dat in 2017 uitkwam. Dat vraagteken zegt voldoende. Vanuit die gedachte heeft de Onderwijsraad ook kritische kanttekeningen geplaatst bij het maatwerkdiploma. Dat lijkt mooi voor het kind, maar de betekenis ervan in het maatschappelijk verkeer is onduidelijk.”
Doet de politiek voldoende met de adviezen?
„De onderwijswoordvoerders in de Tweede Kamer lezen de adviezen goed. De raad –dit jaar een eeuw oud– heeft gezag opgebouwd. Maar het lot van een adviesorgaan is wel dat politici de dingen eruit pikken die in hun straatje passen. Maar gemiddeld genomen gaat dat bij de adviezen van de Onderwijsraad best goed.”
De Onderwijsraad is destijds ingesteld als hoeder van de vrijheid van onderwijs. Komt die taak nog voldoende uit de verf?
„De Onderwijsraad houdt zich anno 2019 vooral bezig met de kwaliteit van het onderwijs, maar de raad is ook zeker nog een hoeder van artikel 23 van de Grondwet. De gezamenlijk gedragen gedachte is dat we daar ook nu niet aan moeten tornen. Als dit punt in discussie komt, verheft de Onderwijsraad zijn stem. Er is brede consensus over het uitgangspunt dat de overheid niet op de stoel van de scholen moet zitten.”
Toch hebben scholen het gevoel dat de overheid zich steeds meer gaat bemoeien met de inhoud van het onderwijs. Is dat terecht?
„Dat kan ik me voorstellen. Iedereen is het er wel over eens dat de overheid wat te zeggen heeft over hetgeen in de lessen aan de orde moet komen. De problemen ontstaan als het gaat over ethiek; over homoseksualiteit, over evolutie en dat soort onderwerpen. Hier luistert het nauw. De overheid mag in deze kwesties niet zeggen hoe scholen moeten denken.”
Toch heeft de Onderwijsraad eens geadviseerd om de democratische rechtsorde als uitgangspunt te nemen in het onderwijs. Gaat dat niet te ver? Eerder werd er nadruk gelegd op pluriformiteit.
„Ik zat in de commissie die dit adviseerde. Er zit een positieve gedachte achter. De democratische grondrechten zijn het waard om verdedigd te woorden, ook door reformatorische scholen. Natuurlijk mag er dan wel een kritische kanttekening bij geplaatst worden. Ook in de politiek is er discussie over grondrechten. Maar het gaat de Onderwijsraad er vooral om mogelijke radicaliseringstendensen in het islamitisch onderwijs tegen te gaan.”
Is het gevaar niet denkbeeldig dat de overheid bij de discussie over burgerschapsvorming ook haar greep op het onderwijs vergroot?
„We moeten daar niet al te bang voor zijn. Laten scholen er proactief mee aan de slag gaan en kansen pakken. Dat doen we op het Wartburg ook. We gaan de wijk in en de wijkbewoners komen naar ons. Dat is een goede zaak. Burgerschap is verantwoordelijkheid nemen voor de omgeving waarin je leert, woont en werkt. Dan moet je het gesprek ook aangaan.
Het reformatorische onderwijs heeft zich in het verleden weleens verzet tegen veranderingen waarvan we nu zeggen: Was dat wel zo verstandig? Ik denk bijvoorbeeld aan de bezwaren tegen medezeggenschap. Die zijn nu vrijwel verdwenen. Maar ik wil ook niet naïef zijn bij het thema burgerschap. Als de overheid ons gaat verplichten om anders te gaan denken over gevoelige thema’s, dan trek ik een streep. Ik heb geen behoefte aan een liberale inquisitie.”
Past een gesloten toelatingsbeleid bij een school die verantwoordelijkheid voor de wijk wil nemen?
„In de praktijk weigeren we bijna niemand. Dat komt eenvoudig doordat mensen die zich helemaal niet thuis voelen bij de school, zich ook niet aanmelden. Het is evident dat artikel 23 scholen de mogelijkheid biedt om een toelatingsbeleid te voeren. De school is een verlengstuk van de opvoeding thuis. Dat is heilzaam. Je moet de confrontatie wel aangaan, maar binnen de school. Zo heeft het Wartburg College een uitwisselingsprogramma met de islamitische school voor voortgezet onderwijs alhier.
Ik hoop niet dat die verplichte toelating er gaat komen. Maar anderzijds moeten we ook niet schrikken als het wél zover komt. Ik heb weleens begrepen dat ds. G. H. Kersten ooit voorstander was van een open toelatingsbeleid. Scholen zijn voor de kinderen van het volk, stelde hij. Veel christelijke scholen in het buitenland hebben ook een open toelatingsbeleid. Leerlingen en ouders moeten wel de regels en uitgangspunten van de school respecteren.
We moeten onze eigenheid vasthouden. Het benoemingsbeleid is daarbij cruciaal. Ik zou niet graag willen dat de overheid een open toelatingsbeleid gaat afdwingen. Scholen moeten het recht houden om leerlingen en ouders die niet bij de school passen, te weigeren. Een politieke partij laat toch ook niet iedereen toe?”
Komen discussies over inperking van de onderwijsvrijheid niet vooral voort uit vrees voor radicalisering van het islamitisch onderwijs?
„Dat denk ik zeker. Ik snap wel waar ze het over hebben. De angst dat salafisme via scholen wordt verspreid, is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Daarom vind ik het belangrijk dat scholen hun verantwoordelijkheid nemen, ook voor de buurt waarin ze staan. En ook onderwijs geven over de democratische rechtsorde en de vrijheden en verantwoordelijkheden die daarbij horen. De school is geen bastion maar een uitvalsbasis om later een plaats in te nemen in de samenleving. Dat de overheid hier de vinger aan de pols houdt, vind ik terecht.”
Wat vindt u van het beleid van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs, Slob?
„Arie is een minister die dicht bij onze gezindte staat. Hij straalt rust uit en is bescheiden. Het is nog te vroeg om een oordeel te geven over zijn beleid. Hij stapt op een rijdende trein en bijsturen is dan soms moeilijk. Ik vind het wel moedig dat hij op de rem heeft getrapt bij verplichte samenwerking tussen scholen in krimpgebieden.”
Zal Slob weerstand kunnen bieden aan de emancipatiedoelstellingen van minister Van Engelshoven?
„Ik denk niet dat die twee het inhoudelijk eens zijn over een verantwoorde seksuele moraal. Maar ik heb wel de verwachting dat ze elkaar zullen vinden in het uitgangspunt dat de overheid onderwerpen mag aandragen waarover de scholen moeten praten, maar dat de overheid níét mag zeggen hoe scholen moeten denken. Graag geen gedachtepolitie vanuit Den Haag.
De D66’er Van Engelshoven kan een voorbeeld nemen aan een van haar voorgangers, minister Plasterk (PvdA). Die ging op de Guido de Brès met leerlingen in debat over homoseksualiteit. De manier waarop de school daarmee omging, dwong bij hem respect af. Later zei hij in de Tweede Kamer dat je beter op de Guido voor je geaardheid uit kon komen dan op menige openbare school.”