„Urkers zijn van oorsprong boeren, geen vissers”
Door stormvloeden vanuit de Zuiderzee verdwenen in de middeleeuwen verschillende dorpen in wat nu de Noordoostpolder is. Archeologisch onderzoek brengt de historische locatie van de dorpen Nagele, Marcnesse en Fenehuysen in beeld, net als de leefwijze in die tijd. „Urkers zijn van oorsprong boeren, geen vissers.”
De schat aan informatie in de bodem van de Noordoostpolder trekt onderzoeker Yftinus van Popta al tijdens de studiefase naar deze regio. Maritiem archeloog Van Popta voltooit jarenlang onderzoek met een proefschrift over verdwenen dorpen in de Zuiderzee. Donderdag promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Wat heeft u onderzocht?
„Het was lange tijd een vraag hoe de Noordoostpolder er in de middeleeuwen uitzag. Het vermoeden was wel dat de regio bewoond werd, maar de Zuiderzee heeft de omgeving in de twaalfde en de dertiende eeuw schoongespoeld.
Het onderzoek brengt de middeleeuwse omvang van bekende dorpen in de Noordoostpolder in kaart, zoals Urk en Schokland, maar ook dorpen die in de Zuiderzee verdwenen zijn, zoals Nagele, Marcnesse en Fenehuysen. We wisten wel van het bestaan van deze dorpjes, maar niet waar ze precies gelegen hebben.”
Hoe heeft u de verdwenen dorpen gelocaliseerd?
„Bij het droogleggen van de polder in de jaren veertig en vijftig vonden archeologen veel materiaal, zoals bot en baksteen. Zij tekenden op een landkaart van dit gebied uit waar ze dit materiaal vonden en hielden dagrapporten bij.
Al die informatie heb ik op de computer in kaart gebracht, waardoor je op een overzichtelijke plattegrond de plekken in beeld krijgt waar veel en waar geen materiaal is gevonden. Om vast te stellen of ergens een dorp heeft gelegen, wil je als onderzoeker ten minste drie verschillende soorten materiaal vinden: aardewerk, botsteen en botmateriaal. En het liefst ook dakpannen.”
Hoe zagen die dorpjes eruit in de middeleeuwen?
„De mensen waren in die tijd boer, ze hadden allemaal een eigen boerderijtje, kleine houten huisjes. Een boer had zo’n tien koeien. Aan het slachtafval konden we zien dat de kudde voornamelijk uit runderen bestond.
Op hun akkertjes verbouwden ze rogge. De mensen voorzagen in hun eigen voedsel. Een deel van de opbrengst ging naar de bisschop, men stond de tienden netjes af. De dorpjes hadden ook allemaal een kerkje, een bakstenen gebouwtje.
Wat de grootte betreft: een dorpje als Nagele had niet meer dan twintig à dertig inwoners. De exacte getallen zijn nooit opgeschreven.
Een groot verschil tussen Urk en Schokland en de in de Zuiderzee verzonken dorpen is dat Urk gebouwd werd op een keileembult, waardoor het dorp bestand is tegen hevige stormvloeden. Nagele was gebouwd op veengrond, een natte bodem, en is mede daardoor verdwenen.
Het hoogteverschil is vandaag de dag 15 meter, wat meer is dan toen. Het hoogteverschil zorgde ervoor dat Urk van een afstand zichtbaar was. De hoogte maakte Urk aantrekkelijker om er een dorpje te stichten. Rijke inwoners van Kampen hadden toen al vakantiehuisjes op Urk.”
Zag de bevolking toentertijd het gevaar van overstroming niet aankomen?
„Dat weten we niet. Door het stichten van nederzettingen verzakte het dorp. Tezamen met de stormvloeden vanuit zee zijn de dorpjes in rap tempo weggeslagen. De verdwenen dorpjes lagen ook dichter bij de Noordzee dan Urk en Schokland. Desondanks is Urk ook kleiner geworden door de overstromingen.”
U stelt in uw proefschrift dat Urkers van oorsprong geen vissers zijn, maar boeren.
„We weten dat de kolonisten die Urk in cultuur brachten, dat deden voor de landbouw. Daarvan zijn ook veel middeleeuwse sporen zichtbaar. Visserij kwam pas in latere eeuwen, en was toen ook niet de belangrijkste bezigheid, maar stond op de tweede plaats.
De ontwikkeling van Urk kun je grofweg als volgt schetsen. Rond het jaar 1000 werd Urk bevolkt, in een oorkonde uit 966 werd Urk voor het eerst genoemd. De kolonisten brengen het gebied in de tiende en elfde eeuw in cultuur voor de landbouw. Nadat de Zuiderzee ontstaat, begint ook de handel via de zee, met bijvoorbeeld nederzetting Kampen die ontstaat in de twaalfde eeuw. De handel tussen Urk en Nagele begint te bloeien in de dertiende en veertiende eeuw, visserij is dan echt nog een bijzaak. Pas vanaf het begin van de zeventiende eeuw ontwikkelt de visserij zich tot de belangrijkste bron van inkomsten van Urkers en ontstaat de Urker vissersmentaliteit.”