Rooms-katholiek Brabant loopt leeg
Rooms Nederland heeft het zwaar. Zelfs in Brabant lopen de kerken leeg. In Schijndel verkocht de rooms-katholieke parochie Heilige Michaël drie van de vier kerken. Het rijke roomse leven is voorbij.
Midden in Schijndel staat de Sint-Servatiuskerk. Aan de overzijde van de weg bevindt zich het parochieel centrum. In een van de vertrekken zit Theo van Roosmalen, bestuurslid vastgoedbeheer van de parochie. Hij zorgde voor het op correcte wijze afstoten van de drie kerken.
De verkoop van drie kerken was nodig, zegt hij: „De ledentallen gaan achteruit. De inkomsten lopen terug. Het was allemaal niet langer op te brengen.”
Rooms-katholiek dorp
Schijndel, tussen ’s-Hertogenbosch en Eindhoven, is van oudsher een uitgesproken rooms-katholiek dorp, vertelt Van Roosmalen. „De mensen hadden het vroeger niet breed. Hier werden kousen, klompen en kaarsen gemaakt. Er was vaak maar net genoeg te eten. In die levensomstandigheden voelden de mensen zich gesteund door de kerk, want de kerk wees heen naar iets anders, naar het hogere. Het geloof was voor velen niet erg concreet, maar gaf toch vastigheid.”
De Rooms-Katholieke Kerk zorgde halverwege de twintigste eeuw als een moeder voor de parochianen. „De kerk deed veel voor haar mensen, zorgde voor de sociale samenhang in het dorp, voor woningbouwverenigingen en voor het onderwijs. Ze richtte verenigingen, coöperaties en charitatieve instellingen op. Nonnen, paters en fraters stichtten bejaardenhuizen, ziekenhuizen en gasthuizen en zorgden daar 24 uur per dag, 7 dagen in de week, voor bewoners en patiënten. Zij hadden alles over voor het welzijn van de medemens. Dat hadden ze bij het intreden in een orde ook beloofd.”
Zo draaide het leven grotendeels om de kerk, weet Van Roosmalen. „Op het moment dat het de mensen economisch weer wat beter ging, zeg maar in de jaren zestig, lieten velen het geloof los. De kerk verdween meer en meer uit het beeld. De leegte die ontstond, is overgenomen door de overheid, die de samenleving verder wilde reguleren en structureren.”
Of de Brabander hier gelukkiger van is geworden? „Dat is nog maar zeer de vraag. Vroeger zeiden we wel: Nood leert bidden. Toen er geen nood meer was, hield men acuut op met bidden. Toen er welvaart ontstond, raakte de kerk overbodig. Er is economisch gezien geen nood meer, maar de geestelijke nood onder de Brabanders is toegenomen. Mensen zijn de weg kwijt, kunnen het leven niet meer bijsloffen, zien soms geen uitweg meer. We zijn welvarende mensen geworden, maar we zijn er niet echt gelukkiger mee.”
Zeven kerken
Na de Tweede Wereldoorlog stonden er vier rooms-katholieke kerken in Schijndel. In 2010 had de parochie er zelfs zeven in gebruik. Nu zijn er drie van de zeven aan de eredienst onttrokken. Voor veel parochianen had de kerk haar functie verloren.
De drie kerken waren dan wel overbodig geworden, maar moesten wel een goede herbestemming krijgen, vond het bestuur. Er mocht geen bulldozer in de buurt komen. De contouren van de kerkgebouwen moesten intact blijven. In de Sint-Servatiuskerk aan den Kerkstraat in Wijbosch (een dorpje net buiten Schijndel) zijn appartementen en kantoorruimtes gerealiseerd. De Heilige Pauluskerk aan de Julianastraat in Schijndel kreeg een woon-, winkel- en magazijnbestemming. In de Onze-Lieve-Vrouw-van-den-Rozenkranskerk aan de Boschweg in Schijndel zijn woningen en kantoorruimtes gepland.
Bij de drie kerken die van de hand zijn gedaan, is een religieuze ruimte behouden gebleven, een kleine dagkapel om te bidden, een kaarsje te branden, wat te mijmeren of gewoon even stil te zijn. Ook mag de parochie de klokken blijven luiden als er een begrafenis plaatsvindt.
Vrijwilligers
Toch is de kerk bij veel Brabanders nog wel in beeld, stelt Van Roosmalen. „In onze parochie hebben we veel vrijwilligers die bereid zijn om wat voor de parochie te doen. Maar je ziet hen in het weekend niet allemaal in de mis. Mensen beleven het geloof op hun eigen manier, denken dat ze daar de kerk niet bij nodig hebben. Maar ik zeg: voor het geloof heb je ook anderen nodig, om met elkaar een geloofsgemeenschap te vormen, en je hebt ook een pastoor of een kapelaan nodig, die van het geloof meer kaas gegeten heeft dan wij.”
De kerkelijke leegloop in Noord-Brabant heeft gezorgd voor een enorme innerlijke uitholling, zegt Van Roosmalen. „De verdieping is weg. Aan de buitenkant lijkt het nog wat, maar de uitholling zit vaak vanbinnen.”
Redt de parochie het financieel?
„Financieel redt de parochie het. Er komt nog steeds geld binnen, want we verhuren vastgoed, we beheren zeven begraafplaatsen, we hebben inkomsten uit dienstverlening bij uitvaarten en huwelijken. We kunnen voorlopig de zaakjes nog wel aan elkaar knopen.”
Hoe valt het tij te keren?
„Ik verwacht ooit een nieuwe golfbeweging. Mensen gaan echt weer ontdekken dat het leven zonder religie toch maar leeg is. Het geloof in iets hogers dan het maandelijkse loonzakje komt terug. Dat zal niet zichtbaar zijn in grote kerkgebouwen met hoge torens, maar in kleine geloofsgemeenschappen waarin katholieken elkaar weer gaan opzoeken, bemoedigen en helpen.”
Aan de Rietbeemdweg ligt een van de zeven begraafplaatsen van de parochie Heilige Michaël. Het pad achter het toegangshek is kaarsrecht en wordt omzoomd met beuken. In de berm staat een rollator.
Veel zerken zijn voorzien van een fotootje van de overledene. Op een van de graven is te lezen: „De zon scheen, de bloemen bloeiden, de vogels zongen, en toen... werd het stil.” Op een andere steen staat alleen nog maar: „Houdoe.”
„Kerk moet haar missie uitdragen”
Pastoor Harm Schilder uit Bladel, columnist van het Katholiek Nieuwsblad, luidde al eens de noodklok over de toekomst van rooms-katholiek Nederland. Aan hem enkele vragen over hoe het verder moet met de oude parochie.
De neergaande lijn in rooms-katholiek Nederland is fors.
„In landen waar de kerk bloeit, of minder verzwakt is dan bij ons, zien we dat er serieus werk wordt gemaakt van het onderwijzen van de nieuwe generatie, met name via katholieke scholen. Ik ben ervan overtuigd dat hier ook voor Nederland de sleutel ligt. Als er, om te beginnen in de steden en bij het primair onderwijs, weer integraal katholiek onderwijs aangeboden wordt, waarbij de kinderen naast goed onderwijs ook een inwijding krijgen in de katholieke leer en het katholieke leven, zullen we zien dat bij hen en bij hun ouders weer waardering groeit voor de kerk. De perceptie van de kerk is bij jongeren maximaal negatief geworden: de kerk deugt niet of je hebt er niets aan. Nu zien we dat bisdommen en ijverige parochies mikken op gezins- en jeugdactiviteiten. Dat moeten ze blijven doen, hoewel het slechts een beperkt effect zal hebben voor een groep welwillenden.”
Maar almaar kerken blijven sluiten is uitermate deprimerend.
„Alleen maar kerken sluiten, zonder serieuze pogingen om Christus meer bekend te maken, is heilloos. Omdat de huidige crisis zo ernstig is, kun je niet voorbijgaan aan de sluiting van sommige kerken, maar het zou gepaard moeten gaan met een concentratie van kerkelijk leven voor de middellange termijn. We moeten inzetten op kernplekken waar priesters, catecheten en gezinnen de missie van de kerk dragen.”
Hoe moet het verder?
„Voor de lange termijn is het dichten van het ontstane gat op onderwijsgebied noodzakelijk. In Den Bosch en Antwerpen hebben zelfbewuste leken daar al een begin mee gemaakt. Met edelmoedigheid brengen zij offers om de jeugd goede scholing te bieden die harmonieert met hun katholieke wortels. Voor de korte termijn is een inventarisatie nodig van de bestaande parochies: waar zit nog leven in, zodat er regionaal een kernparochie gevormd kan gaan worden? Omdat dit de schijn heeft van discriminatie durft men er niet aan te beginnen. In de praktijk is het wachten op een volgende kerk die sluit, of de volgende priester die een burn-out krijgt. Dan is het eindpunt: de Rooms-Katholieke Kerk verdwijnt uit Nederland, of krijgt de gestalte van een sekte.”
Maar u geeft de moed niet op.
„Kerkelijke bedienaars moeten weer extra spirituele en intellectuele toerusting gaan geven. Daarmee kunnen we inspiratie opdoen voor de toekomst. Er zal nog wel de nodige weerstand ontstaan, zowel van parochies als van bestaande instellingen en scholen die de situatie niet zo ernstig inschatten. De kerkgeschiedenis wijst uit dat hard werken een voorwaarde is voor succes, óók voor een geloofsgemeenschap. Daar blijf ik in geloven.”
„Elke maand gingen we te biecht”
Wim van der Meijden (79) is een geboren Schijndelaar, „een echte Brabantse boer”, zoals hij zegt. Van der Meijden heeft het rijke roomse leven meegemaakt, inclusief de neergang die erop volgde.
„Vooral mijn moeder was erg bij het geloof betrokken. Als het vroeger onweerde, liep ze met de palmtak met wijwater naar buiten om de vier hoeken van de boerderij te zegenen, ter bescherming. Ze had veel vertrouwen in..., ja, waarin eigenlijk? In God natuurlijk. Maar, wat is God? Wie is Hij?”
Het rooms-katholieke geloof vulde de dagen. Voordat Wim van der Meijden ’s morgens naar school ging, fietste hij 5 kilometer voor de ochtendmis in de kerk. Iedere avond bad hij de rozenkrans en deed hij een avondgebed. „Was het vorm of had het inhoud? Ik denk dat het vooral voor de vorm was, maar zulke dingen hoorden er wel echt bij. We gingen eenmaal per maand biechten, want we deden natuurlijk ondeugende dingen. We pikten weleens een snoepje of we schopten een schoolvriendje tegen de knieën. Daarvoor moesten we dan te biecht. En als we ergens onderweg de priester tegenkwamen die met zijn hostie naar een zieke ging, knielden we neer langs de kant van de weg.”
Achteraf zegt Van der Meijden: „Toch hadden we wel steun aan het geloof. Er was altijd iets waarop je je vertrouwen kon stellen.”
Nog steeds gaat Van der Meijden met zijn vrouw elke zondag naar de mis. „We hebben dat nooit losgelaten en we voelen ons daar goed bij. Het geeft ons vastigheid.”
Zijn vrouw zegt: „Laten we ’t maar op z’n Brabants zeggen: Baat het niet, het schaadt ook niet.”
Nu zijn er in Schijndel drie van de vier kerken dicht. Wat doet dat met een rooms-katholieke Schijndelaar?
„Ik heb het er wel even moeilijk mee gehad, vooral door de slechte wijze van communiceren tussen het bisdom en de parochianen. Als een kerk gesloten wordt, verdwijnt er wel iets uit je dorp. Zo’n kerk hebben onze ouders met dubbeltjes en kwartjes bij elkaar gespaard, en dan sluiten ze die zomaar.”
Maar heel erg ongelukkig is Van der Meijden er ook weer niet van geworden: „Tijden veranderen. Je moet zoiets een beetje relativeren. Het gaat ook niet echt om het gebouw. Het zijn de mensen die de geloofsgemeenschap vormen.”
In de hal en in de woonkamer van Van der Meijdens huis bevinden zich nogal wat religieuze attributen: een kruis aan de wand, een beeldje van Maria met het Kind aan de schoorsteenmantel, een paar iconen hier, een kruisje daar. „Wij zijn dat zo gewend. Het biedt ons vertrouwen. Ik voel mij wel gelovig, maar of ik nu echt kan zeggen dat ik in God geloof, dat is weer wat anders. De naam ”God” is mij te massief. Het klinkt zo hard. Ik spreek liever over een Opperwezen. In Hem heb ik vertrouwen.”