„De conclusies van de Israëlisch-Amerikaanse onderzoeker Eran Elhaik dat er een verband zou bestaan tussen besnijdenis als stressfactor en wiegendood zijn erg kort door de bocht. Er is veel op zijn onderzoek aan te merken. Joodse ouders hoeven zich geen zorgen te maken.”
Dat stelt emeritus hoogleraar kindergeneeskunde Hugo Heymans naar aanleiding van artikelen over deze studie in het jongste nummer van het Nieuw Israelietisch Weekblad en het RD van zaterdag. Heymans, zelf Jood, was jarenlang voorzitter van de medische commissie die besnijdenissen van jongetjes begeleidt.
Elhaik gaat uit van de theorie dat langdurige stressfactoren zoals vroeggeboorte, roken van de moeder en te hoge lichaamstemperatuur een stapeleffect hebben en het risico op wiegendood verhogen. Heymans: „Vervolgens keek Elhaik naar twee voor de hand liggende stressfactoren –hij noemt dat laaghangend fruit– die deze verschillen zouden kunnen verklaren: besnijdenis en vroeggeboorte.”
Besnijdenis komt veel meer voor in Engelstalige landen dan in andere landen, meer onder blanke Amerikanen dan onder hispanics: Amerikanen afkomstig uit Latijns-Amerika. In de VS worden ook veel blanke jongetjes besneden. De Amerikaanse vereniging van kinderartsen concludeert in een rapport uit 2012 dat de gezondheidsvoordelen van besnijdenis de mogelijke risico’s op complicaties overtreffen. Zo leidt besnijdenis tot een lager risico op hiv en urineweginfecties.
Elhaik keek in het kader van zijn studie hoe vaak wiegendood voorkomt in vijftien landen en onder blanke Amerikanen en hispanics. Hij vond op die manier een „sterk statistisch verband” tussen besnijdenis en wiegendood, zo’n zeven tot achttien weken nadat de ingreep heeft plaatsgehad. Zijn conclusie: „Besnijdenis verhoogt als stressfactor mogelijk het risico op wiegendood.”
Heymans: „Die conclusie vind ik erg kort door de bocht. Er is een zee van andere factoren die een rol kunnen spelen en die zijn uitkomsten kunnen beïnvloeden. Elhaik geeft dit zelf ook toe als hij stelt dat hij weliswaar een statistisch verband vindt, maar dat hij een ander causaal verband compleet over het hoofd zou kunnen zien. Die kans is mijns inziens bij deze werkwijze inderdaad levensgroot. Als je hispanics en blanke Amerikanen vergelijkt liggen de verschillen al direct voor de hand: sociaal-economische factoren, eetgewoonten en dergelijke.”
Montana
Heymans wijst erop dat Elhaik zelf schrijft dat wiegendood het minst voorkomt in New York en het vaakst in de staat Montana. „Terwijl in New York nu juist heel veel besnijdenissen plaatsvinden omdat daar veel Joden wonen. Dan wil je natuurlijk weten: hoe zit dat? Uitgaand van de stresshypothese zouden zich in New York beduidend meer gevallen van wiegendood moeten voordoen dan in Montana. Kortom, vragen te over bij dit onderzoek.”
Volgens Elhaik geeft besnijdenis een grote kans op complicaties. Heymans bestrijdt dit. „Daar is veel onderzoek naar gedaan. Het risico op complicaties is 0,2 procent bij een besnijdenis die plaatsheeft op een operatiekamer en 0,3 procent als de ingreep plaatsheeft door een professionele besnijder thuis, een zogeheten moheel, zo blijkt uit onderzoek in onder meer Israël. Dat zijn geen significante verschillen. Er wordt goed gekeken naar contra-indicaties. Een kind dat geel is, te vroeg geboren is of uit een familie komt waarin bloedstollingsstoornissen voorkomen, mag pas na grondig onderzoek besneden worden.”
Elhaik signaleert als complicaties na de ingreep bloedverlies tot soms 20 procent van het circulerend volume, een lagere hartslag en bloeddruk waardoor de zuurstofvoorziening verslechtert en het risico op wiegendood toeneemt. Heymans: „Het bloedverlies is miniem. Die 20 procent herken ik absoluut niet. Besnijdenis vindt niet plaats onder verdoving. Als pijnbestrijding kan het jongetje een paracetamolzetpilletje krijgen. Het kind huilt even, maar dat is snel over. In de praktijk zie je dat het al snel weer bij zijn moeder drinkt. Dus het valt nogal mee met die ‘langdurige ernstige’ stress. Blijkens de studie van Elhaik zou de ingreep, weken later, van week 7 tot 18, leiden tot een hoger risico op wiegendood. Daar geloof ik niets van. Hij heeft laag fruit geplukt, maar ook wel erg laag-bij-de-grondse conclusies getrokken.”
„Aanval op identiteit”
Opperrabbijn Binyomin Jacobs stelt dat kritiek op de besnijdenis vanuit medisch oogpunt of vanuit een ethische invalshoek door veel Joden gevoeld wordt als een regelrechte aanval op hun identiteit. „Dat doet pijn. Het zijn vaak aanvallen die kant noch wal raken.”
Heymans sluit zich daarbij aan: „Het enge van dit soort onderzoek en de tendentieuze conclusies is dat tegenstanders van besnijdenis zo’n publicatie aangrijpen als argument om hun standpunt te onderbouwen. Zulke complicaties zijn erger dan de zeldzame risico’s die de ingreep zelf met zich meebrengt.”