„Niet overal was een offerplaats”
„In Overasselt en Meerveldhoven wordt nog altijd een levende traditie uitgeoefend, die wijdverspreid was.” In ”Heidense heiligdommen” belicht Judith Schuyf zichtbare sporen van Nederlands voorchristelijke verleden.
Bij Overasselt, nabij Nijmegen, staat een ”lapjesboom” waaraan al eeuwenlang de koorts kan worden afgebonden. Een lap die in de nacht om een door de koorts aangetast lichaamsdeel is gezwachteld, wordt ’s ochtends vroeg om een tak van de boom gebonden. Die neemt de koorts dan ‘over’.
Een Mariabeeldje in een dode eik in de kapel van Onze Lieve Vrouwe ten Heiligen Eik in Meerveldhoven (bij Eindhoven) was tot in de zeer wijde omtrek beroemd om vele genezingen die het volgens de overlevering bewerkstelligde. Genezen bedevaartgangers lieten bij de boom zwachtels en krukken achter. Protestanten hakten de eik in 1648 om, maar de verering ging door. Nog in 1953 moest een grotere kerk gebouwd worden. De eik hangt vol met voorwerpen van zilver, die genezen lichaamsdelen en situaties voorstellen.
Lapjesboom en eik zijn voor archeologe en historica Schuyf favoriete voorbeelden van prechristelijke religieuze uitingen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Net als de ”breukebomen” in het Drentse dorp Yde. Aan twee lindebomen kon men ‘de breuk laten spijkeren’. De smid (en later zijn dochter) sloeg een spijker in de boom en zei daarbij een magische spreuk op voor de genezing van een liesbreuk of hernia.
Landschap en natuur waren belangrijk in de religieuze beleving van de prechristelijke Nederlander, aldus Schuyf. „Hij was vrijwel volledig afhankelijk van de natuur. De oogst moest lukken, het vee moest vruchtbaar zijn, het weer niet te warm, te koud, te nat of te droog. Met offers, veelal van geringe betekenis, een stuk aardewerk of metalen voorwerpen, werd hogere machten om gezondheid en voorspoed gesmeekt.”
Natte plaatsen
In de geschiedenis van Noord-Europa duiken steeds dezelfde landschappelijke plekken op waar mensen religieuze betekenis aan hechtten: bomen, stenen, hoogtes en laagtes in het landschap. In Nederland is volgens Schuyf vooral geofferd op natte plaatsen: moerassen, rivieren, beken en plekken waar water opwelt. „Die voorkeur gold niet alleen voor het lage deel van West-Nederland, ook voor de zandgronden. Waarom weten we niet precies. Wellicht had het te maken met zuiverheid en vruchtbaarheid.”
De christelijke kerk, vooral de Reformatie, heeft veel rituelen en gebruiken afgeschaft of gekerstend, maar nog altijd zijn er overblijfselen van het heidense verleden. „Kennelijk werd soms iets toegelaten mits het zich in of naast de kerk bevond”, zegt Schuyf. „Zo lag vroeger om veel kerkhoven in Fries gebied, ook in Noord-Holland, een rond pad, een zogeheten ”wandeling”. Bij begrafenissen liep men driemaal met de kist met de zon mee rond het kerkhof, zodat er een kring gemaakt werd tussen de levenden en de doden. In Rinsumageast bestaat dat gebruik nog steeds.”
Al eerder schreef Schuyf een boek over hetzelfde thema: ”Heidens Nederland” uit 1995. Er is een groot verschil met 25 jaar geleden. „De archeologie neemt religie nu ook serieus, in navolging van de sociale wetenschappen, die meer oog hebben gekregen voor zingeving. Met cultusplaatsen wisten archeologen vroeger vaak geen raad. Als ze al een verklaring gaven, omschreven ze zo’n plek eerder als onduidelijke rommel of een omheinde ruimte waarin vee werd gehouden. Alerte archeologen van nu zijn meer gespitst op mogelijke resten van rituele praktijken.”
Veel plaatsen zijn er in de nieuwe uitgave niet bij gekomen. „Toegevoegd zijn vooral cultusplekken die in opgravingen zijn teruggevonden en vrijwel zonder uitzondering dateren van de Late IJzertijd en de Romeinse tijd. Er vielen ook plekken af, die ten onrechte als ”oude heidense cultusplaats” werden gezien.” Schuyf noemt ze wel, in een speciaal hoofdstuk over ”uitgevonden tradities”. De Mythstee bij Nunspeet zou in de Romeinse tijd zo’n belangrijke ‘heidense plek’ zijn geweest. Nationaalsocialisten in de Tweede Wereldoorlog geloofden maar al te graag dat Germanen er overwonnen Romeinen aan Wodan hadden geofferd. Recent archeologisch onderzoek wees uit dat de wal en de kuil, gelegen naast een meertje, van natuurlijke oorsprong zijn. Houtsporen in de kuil die op een urnenveld zouden duiden, zijn mogelijk resten van een middeleeuwse houtopslagplaats.
Schuyf bestrijdt verder onder meer dat in Holset bij Vaals in Zuid-Limburg een tempel heeft gestaan die was gewijd aan de oorlogsgod Bel. „Waarschijnlijk een verzinsel van de lokale pater-oudheidkundige, die meer interesse voor zijn middeleeuwse kerk wilde wekken.” En op de Tankenberg bij De Lutte (Overijssel) stond geen heiligdom van de maangodin Tanfana. „Ik kon er tenminste geen overtuigende aanwijzingen voor vinden. Net zo min als voor een ‘heidense’ kapel in de buurtschap Stroe op Wieringen. Je moet niet overal een heilige plek willen zien, dat moet wel bewezen kunnen worden.”
Heidense heiligdommen. Zichtbare sporen van een verloren verleden, Judith Schuyf; uitg. Omniboek; 336 pag.; € 24,99.