Hoe de kerk verscheen in Lelystad
Bij de bouw van Lelystad kwam er geen kerk in het centrum te staan. Het geloof raakt uit de tijd, was de gedachte. Vijftig jaar later zijn de kerken in de hoofdstad van Flevoland niet op de vingers van één hand te tellen.
Lelystad viert feest. Vijftig jaar geleden betrokken de eerste bewoners hun huizen in deze stad in de polder. Ze kwamen allemaal van ‘het oude land’ om hier een nieuw bestaan op te bouwen, te wonen, te werken én te kerken.
Voor dat laatste waren ze aanvankelijk op het oude land aangewezen, vertelt landbouwer Jaap Klaas Dogterom, die ouderling-kerkrentmeester is in de hervormde gemeente Lelystad. Dogterom kwam als jongen van elf jaar in 1975 met zijn ouders vanuit Zoetermeer naar hier. Hij woont nog steeds op de plek waar zijn vader en moeder hun akkerbouwbedrijf begonnen.
Toch is er in die jaren veel veranderd. „We waren kerkelijk op Harderwijk aangewezen. Daar zijn ook onze kinderen gedoopt. Begin jaren zeventig richtte de Gereformeerde Bond een plaatselijke afdeling op: Oostelijk Flevoland. Dit betekende dat de Bond op zondagochtend één keer per maand een dienst belegde, wekelijks in één van de vier volgende plaatsen: Dronten, Lelystad, Swifterbant en Biddinghuizen. Het was een unieke situatie. We zaten in een federatiegemeente met gereformeerden en hervormden, ver voordat het Samen-op-Wegproces in andere plaatsen gestalte kreeg. De liturgie bleef gelijk, we zongen ook uit het Liedboek, maar er hadden tijdens die diensten geen vrouwelijke ambtsdragers dienst.”
Enerzijds verlangt Dogterom nog weleens naar die tijd. „We hadden het over de kern: Wie is Jezus Christus voor ons? We hadden niet de luxe om over bijzaken te gaan ruziën. Aan de andere kant: het was verre van ideaal. Mensen uit de federatiegemeente vonden het allemaal niet zo nodig dat de Gereformeerde Bond hier voet aan de grond zou krijgen. Dat gaf soms spanningen.”
Groei
Deze „stroperige” situatie duurde tot 1982, maar „er zat geen groei in.” De verschillen tussen de kerkgangers waren te groot. De GB-afdeling begon daarom in 1982 met het beleggen van wekelijkse zondagavonddiensten. Zo’n zeventien gezinnen woonden deze bij in ’t Lichtschip, een kerkgebouw van de federatiegemeente. Elf jaar later werd de hervormde pastoraatsgemeente (HPG) gevormd. De HPG vormde sindsdien een buitengewone wijkgemeente van de federatie en ging ook ochtenddiensten beleggen. In de persoon van ds. G. van den Brink, nu hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam, kreeg de gemeente haar eerste predikant.
Het was een tijd van opbouw, waarin alles nog niet zo vastlag, herinnert Dogterom zich. „Het jeugdwerk dachten we zelf uit. Mooi was dat. Nu moet er zo veel overlegd worden voordat er iets tot stand komt. Dat hoort ook zo, omdat je een grote gemeente bent geworden die de zaken op orde wil hebben, maar soms denk ik nog weleens met heimwee aan deze periode terug als we weer aan het vergaderen zijn.”
Zelfstandig
Met het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland in 2004 veranderde de situatie opnieuw. De federatiegemeente werd een protestantse gemeente en de HPG werd een zelfstandige hervormde gemeente, die nu zo’n 500 leden telt. Het formele contact tussen beide gemeenschappen verdween, maar wel is er jaarlijks een overleg. In 2008 kreeg de gemeente ’t Lichtschip in bezit en inmiddels wordt zij door haar vierde predikant gediend, ds. W. J. Westland.
Toch staat de gemeente niet helemaal op zichzelf, benadrukt Dogterom. Juist door haar groei en institutionalisering is het venster naar de wereld meer opengegaan. De gemeente draait sinds jaar en dag mee in het Interkerkelijk Diaconaal Overleg (IDO), waarin verschillende stichtingen zijn samengebracht (zie ”Thee met speculaas bij het IDO”).
„Verder is er kinderbijbelclubwerk in een van de eerste wijken van Lelystad”, vertelt Dogterom. „Dit is uitgebreid met tienerwerk en met het zogeheten Meeting Point, waar jongeren de kans krijgen meer invulling aan hun leven te geven door even samen te voetballen en een gesprek te hebben.”
Ander jubileum
Aan de Ketelmeerstraat in de Waterwijk staat gebouw De Pijler. Hier komt de grootste evangelische gemeente van de stad samen. De Pijler (zoals de gemeente ook heet) viert eveneens een jubileum, want ze bestaat veertig jaar. Pastor Hendrik Heida heeft tussen zijn andere afspraken door wel even tijd om iets over de geschiedenis van deze gemeente te vertellen.
Met respect noemt hij de naam van Gerard Langhenkel, de oprichter van de gemeente. Het begon met acht mensen. Na een jaar waren dat er zestig. „Het was een leven in afhankelijkheid. Ik ken verhalen van Gerard… Bijvoorbeeld die keer dat hij met zijn gezin aan tafel ging terwijl er niets te eten was. Nadat zij om een zegen over het eten –dat er dus niet was– gebeden hadden, werd er aangebeld en kwam iemand eten brengen.”
Vanaf het ontstaan van de gemeente richten de leden zich op niet-gelovigen. Dat is nu, nadat Langhenkel in 2007 wegens een burn-out vertrok en nadat de gemeenschap door grote groei al in haar derde kerkgebouw zit, nog steeds zo. Heida: „De muziek hier op zondag heeft niet altijd mijn voorkeur, qua ritme en volume. Maar we raken er mensen mee die een heel ander beeld van de kerk hadden. Er komen nu wel rond de duizend mensen en kinderen naar de diensten.”
Niet alle kerkgangers zijn afkomstig „uit de wereld”, voegt Heida eraan toe. „Gelukkig niet. Je hebt ook mensen met een basis nodig, die weten hoe je het leven met God leeft, hoe bidden en Bijbellezen met het leven van elke dag verweven moet zijn.
Pas zat ik hier met een broeder die gevangen heeft gezeten. Hij wilde het zo graag goed doen, zei hij. Wij mogen hem dan zeggen dat dit een mooi streven is, maar tegelijk dat het van ons uit nooit gaat lukken. We hebben genade nodig. Zulke gesprekken blijven me bij.”
De Pijler heeft goed contact met de twee gevangenissen in de stad. Onlangs werd een jeugdige gedetineerde gedoopt. „Hij komt naar onze diensten met een begeleider. Wij zijn een kerk met STIP, dat betekent dat we een veilige plek vormen voor ex-gedetineerden. Een groot wonder vind ik het dat we met Kerst pakketten naar gedetineerden mogen brengen, samen met veel andere kerken in Lelystad. Er zit een Evangelieboodschap in en wat lekkers. Dat vertrouwen heeft de kerk hier in Lelystad.”
Thee met speculaas bij het IDO
Het is rustig deze middag in de woonkamer van het Interkerkelijk Diaconaal Platform aan de Oostzeestraat in Lelystad. „Je had op een ander moment moeten komen”, zegt een van de vijf vrouwen die met elkaar theedrinken. „Meestal is het lekker druk, maar op woensdagmiddag niet. Dan is het bijna-gratiswinkeltje hierachter ook dicht.” „Is dat dicht?” vraagt een ander. „Ja, al een paar maanden. Op woensdag liep het niet zo, en zaten ze maar te zitten daar.” „Is het echt dicht?” vraagt ze nog eens. „Dat zeg ik toch, lieve schat.”
Al is het niet druk, er is wel thee en gevuld speculaas. De meeste vrouwen komen hier wekelijks. Een van hen zelfs vier keer per week. „Ik zit in een rouwproces, mijn man is drie jaar geleden overleden. Ik heb hem verzorgd totdat het niet meer ging. Eigenlijk te lang. Maar ik wilde dat. En in september overleed mijn zoon, 48 jaar oud, aan een hartstilstand. Dus toen begon het weer opnieuw, dat rouwproces.”
Toch wil ze niet thuis gaan zitten. Ze wil praten. „Mijn huisarts zegt ook dat dat goed voor me is. Dat is mijn medicijn.” Daarom eet ze dus regelmatig mee in het inloophuis.
Samenwerken
Dik van den Dool is voorzitter van het bestuur van het IDO. Hij vertelt dat diverse kerkverbanden in Lelystad samenwerken in het IDO. „Diaconieën van acht kerken in Lelystad geven hun bewogenheid met de Lelystadse samenleving onder andere gestalte via het IDO. Het mission statement van het IDO is dan ook: Helpen wie geen helper heeft.”
De stijging van het aantal (complexere) hulpvragen maakte samenwerking noodzakelijk. Sinds een aantal jaren is Veerle Rooze de directeur van het IDO. Zij is een van de weinige betaalde krachten in de organisatie, waar verder ruim 300 vrijwilligers actief zijn. Van den Dool: „Wij doen ons werk op basis van de presentietheorie van prof. dr. Andries Baart.”
Deze theorie houdt onder meer in met aandacht aanwezig zijn voor kwetsbaren in de samenleving, zorgen dat zij gezien en gehoord worden. „Kijken zoals Jezus keek”, legt Van den Dool uit. „Wij kunnen als vrijwilligersorganisatie veel meer dan professionele organisaties. Als hun vangnet wegvalt, is het onze er nog. Bij een beslaglegging bijvoorbeeld kunnen wij snel schakelen en zorgen dat er betalingsregelingen worden getroffen of dat er boodschappen worden gedaan. Bij ons hoor je nooit nee.”
De band tussen de kerken in Lelystad en het IDO vraagt om onderhoud, merkt Van den Dool. Daarom nodigt het IDO ieder jaar de diakenen uit de betrokken kerken (waaronder de gereformeerde gemeente, de christelijke gereformeerde kerk en de hervormde gemeente) uit om langs te komen. „Er vindt regelmatig wisseling van de wacht plaats, dus het is nodig om steeds opnieuw het verhaal van het IDO onder de aandacht te brengen.”
Hoe het kan dat kerken zo intensief samenwerken in een jonge stad als Lelystad? „Zeg het zelf maar. Het begon al tijdens de drooglegging. De christenen die hier kwamen wonen, moesten het met elkaar doen en vonden elkaar in de kern. Zo beleven ze dat nog steeds.”
Platform kerken
In het Platform Lelystadse Kerken (PLEK) hebben alle kerken van de stad een plaats, van de gereformeerde gemeente tot de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap Flevoland. Op de website van het platform is een overzicht van de activiteiten van alle kerken te vinden en staat meer vermeld over kerkoverstijgende activiteiten zoals de Week van Gebed.