Antoine Bodar: Leven in een bezeten tijd
Hij vindt het soms een opgave om in Nederland te moeten wonen. „We leven in een heel klein land met een heel grote mond”, zegt priester Antoine Bodar. Maar hij heeft een medicijn tegen alle platheid, intolerantie en bezetenheid die hij om zich heen ziet: zelfonderzoek, bekering en levensvervulling.
Over de inrichting van zijn huis aan de Amsterdamse Kerkstraat –tussen de Keizersgracht en de Prinsengracht– hoefde Bodar niet lang na te denken. Alle wanden gaan schuil achter hoge bruine boekenkasten die tot het plafond reiken. Theologie, filosofie, kunst, literatuur – hij bestudeerde het allemaal. Bij het raam staat een eikenhouten tafel, waar Bodar (73) zwarte koffie schenkt. Op tafel ligt zijn jongste boek: ”Vervulling in bekering”.
„We leven in een bezeten tijd”, zegt de rooms-katholieke priester even later. „Historicus Johan Huizinga, een van mijn leermeesters, heeft geschreven: „De vlaggen wapperen, machines draaien, maar de geest is geweken.””
Waarom leven we in een bezeten tijd?
„Vroeger moesten de ongelovigen zich min of meer verantwoorden. Nu zijn de zaken omgekeerd: gelovigen moeten zich verantwoorden voor het feit waarom ze nog gelovig zijn. Nóg gelovig. Dat laat een bepaalde arrogantie zien. Het verstand is zo ontwikkeld, zegt men, dat godsdienst niet meer nodig is, aangezien het slechts een fase in de beschaving is.
We leven in een tijd waarin bepaalde begrippen zo worden opgerekt dat ze niets meer betekenen. Neem het huwelijk. Je moet steeds aan mensen vragen: „O, u bent getrouwd. Met een man of met een vrouw?” Dat vind ik een belachelijk iets. We zijn een decadent volk aan het worden.
En dan die hele genderkwestie. In de Volkskrant zei ik onlangs dat mensen die zich niet thuis voelen in hun eigen lichaam, beter naar de psychiater kunnen gaan om daarmee te leren leven. Dat leidde tot enorm veel negatieve reacties. Dit land heet vrij, heet tolerant, maar dat is het geheel niet wat betreft vrije meningsuiting. Zodra je maar enigszins afwijkt van de norm, krijg je via Twitter en Facebook op je kop. Nu heb ik toevallig geen Twitter en geen Facebook, dus dat lees ik allemaal niet, maar van anderen hoor ik weleens wat.”
Trekt u zich dat persoonlijk aan?
„Nou, dat breng ik bij de lieve Heer. Mijn opmerkingen over het huwelijk en de transgenderkwestie herformuleer ik nu bij u. Met andere woorden: ik schrik er niet voor terug dit alles nog eens te herhalen.”
Het ontbreekt mensen aan zelfonderzoek, vindt u.
„We leven niet alleen in een bezeten tijd, maar ook in een verdovende tijd. We verdoven ons met de vele vrije tijd die we hebben. Ik vind de maatschappij tamelijk oppervlakkig, om niet te zeggen: alleen oppervlakkig. De bereidheid om na te denken over de vraag waarom ik leef en wat de zin van het leven is, is zeer op de achtergrond geraakt. Al lijkt er hier en daar een kentering zichtbaar.
Ik ben niet zo dol op sociologen, maar het is wel door hen vastgesteld: gelovige mensen zijn gelukkiger dan ongelovigen. De samenleving is behoorlijk depressief aan het worden. We zijn een ongelooflijk rijk land –financieel en materieel althans– maar een heel arm land wat betreft geestelijke rijkdom.”
Hoe onderzoekt u uzelf?
„Ik ben natuurlijk een christen en een christen brengt zijn gedachten bij de lieve Heer. Of Heere, om het in uw variant te formuleren. Het voordeel van een christen is dat voor hem de vraag naar de zin van het leven niet zo moeilijk is. Hij gelooft dat God Zijn Zoon, de Christus, gegeven heeft. Dat het mooi is om verantwoordelijk te leven. Dat we in het zweet des aanschijns ons brood verdienen. Dat we Zijn geboden proberen te volgen.
Nu weet ik wel dat er mensen zijn die zeggen: „Ik heb kinderen, mijn geslacht gaat voort, ik probeer goed te zijn voor de medemens. Dat is voor mij genoeg.” Ik ken veel humanisten die zo denken. Dat respecteer ik uiteraard. Maar voor mij zou dat niet genoeg zijn.”
Er is bekering nodig.
„Ik denk dat een mens vervuld wordt indien hij zich bekeert. En in zijn bekering blijft, door dagelijks zelfonderzoek te doen. En zich tegelijkertijd toekeert naar God en weet dat hij –of zij natuurlijk– afhankelijk is van Zijn genade.”
Is vervulling van de mens wel het eigenlijke doel van bekering? Je zou ook kunnen zeggen: de eer van God, of de redding van de mens van zijn zonde.
„Natuurlijk, dat óók. Bekering is altijd een bekering tot God. Maar daarin vind je een soort levensvervulling. Door bekering herontdek je dagelijks de zin van je leven.”
Hoe ging die bekering bij u?
„Bekering is bij mij niet iets dat plotseling gebeurt, maar een continu bedrijf. De Heer heeft mij heel vroeg aangeraakt, toen ik een jaar of zes, zeven was. Die beroering door God is in zekere zin dezelfde als die waaruit ik nu leef. Daaruit ontleen ik de kracht en de moed en tevens de zelfrelativering. Een mens moet veel doen aan zelfrelativering. De mens denkt te groot van zichzelf.”
Ziet u dat ook in uw eigen hart?
„Het is mensen eigen hun ogen voor zonden te sluiten. In de Katholieke Kerk kennen we het sacrament van de biecht. In Italië zit ik als priester regelmatig in de biechtstoel. Het mooie is dat je dan ook gedwongen wordt jezelf te onderzoeken. Gewetensonderzoek brengt met zich mee dat je voortdurend moet bedenken waarin je van God verwijderd bent. Ik ken ook mensen die zeggen: „Ik zondig niet, ik weet niet waarover ik moet praten. Ja, dat is dus typisch iemand die vrij seculier denkt. Je doet geen zonden, maar maakt hooguit een foutje. En meestal ligt dat foutje aan een ander. Dat is onze maatschappij. De kern van bekering is dat je je van God verwijderd hebt en dat je naar Hem wilt terugkeren. Iedere dag weer. En daarom is gewetensonderzoek zo belangrijk.”
Christus is de Verlosser van allen, schrijft u. Wat bedoelt u daarmee?
„Ik denk niet dat je kunt zeggen dat Christus alleen is gekomen voor hen die in Hem geloven. Hij is werkelijk gekomen voor de hele mensheid. Vandaar dat de gedoopten de opdracht hebben: „Ga heen en vermenigvuldig u. Ga over de hele aarde en verkondig het Evangelie. Leer de volkeren Mijn geboden te onderhouden en doop hen in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Dat is onze opdracht, het deeg en het gist in de wereld zijn. Christenen zijn uitverkoren om extra hard te werken. Dat we een exclusief clubje zijn, om het maar even onparlementair te formuleren, en dat we daarom exclusief in de hemel mogen komen, dat belijd ik persoonlijk niet. Ik denk dat de barmhartigheid van God zo groot is, dat mensen die Hem niet hebben kunnen leren kennen of niet in Hem kunnen geloven –omdat ze zo sceptisch zijn of er niet over kunnen nadenken– niet onmiddellijk door God verdoemd zijn.”
U kent de Dordtse Leerregels, die bijna 400 jaar bestaan. Die spreken over uitverkiezing, over mensen die behouden worden of verloren gaan.
„Jazeker. Ik zie de uitverkiezing dus anders. De uitverkiezing is dat wij geroepen zijn om van God te getuigen. Ik zal het nog iets brutaler formuleren: wanneer ik als christen wel nadenk over God in de hemel en me niet om mijn naaste bekommer, dan zal degene die zich alleen om de naaste bekommert naar mijn overtuiging dichter bij God zijn in de eeuwigheid dan ik.”
Wat heeft u met protestanten?
„Ik voel meer verbondenheid met orthodoxe protestanten dan met vrijzinnige katholieken. De hervorming die Luther voorstond, was volkomen terecht en noodzakelijk. Het is jammer dat hij tenslotte buiten de kerk van het Westen is geraakt. Daarin heeft Rome een heel domme rol gespeeld. De kerk dacht die monnik wel even in het gareel te houden, maar ze heeft hem onderschat.
Er zijn natuurlijk verschillen tussen protestanten en katholieken, bijvoorbeeld op het punt van Maria, de kerk en vooral de visie op de Schrift. Protestanten gaan uit van sola Scriptura, alleen de Schrift. Sinds het Concilie van Trente in de zestiende eeuw hebben wij gesproken over Schrift én traditie. Joseph Ratzinger, de vorige paus, heeft er echter op gewezen dat er maar één bron is: de openbaring van God in Jezus Christus, die gedeeltelijk op Schrift is gesteld en verder door ons moet worden doordacht. Dat is het verschil tussen Rome en de Reformatie.”
In uw boek volgt u het liturgisch jaar, de heilsfeiten. Springt er een voor u uit?
„Het troostrijke van het liturgisch jaar is dat het mede het ritme van je leven bepaalt. Persoonlijk vind ik advent het mooist: het uitzien naar Christus, Die geboren wordt in Bethlehem. Het kerstfeest is voor mij dan ook het allerschoonste feest van het jaar. Vanwege de komst van Christus, maar omdat daarin het verlangen naar onze eigen kinderlijkheid, naar zuiverheid, zo sterk aanwezig is. Ik kan me herinneren dat ik als kind op kerstnacht opbleef om alle uren van Kerst te kunnen beleven, te voelen.”
Hoe belangrijk is de kerk voor u?
„De kerk is het voertuig van de sacramenten. Ze is heilig, maar ook buitengewoon zondig. In haar leden, en met name in de clerus. Ik belijd schuld voor misbruikschandalen in de kerk. Tegelijkertijd houd ik van de kerk zoals die door God is bedoeld. Ze is heilig, als geliefde in Christus. Je kunt niet zeggen: „God ja, kerk nee.” Ik begrijp dat mensen zo denken, maar dat gaat gewoon niet. Ze horen bij elkaar.
De kerk zal in de toekomst kleiner worden. Dat alle tekenen die naar God verwijzen worden afgebroken, vind ik een trieste aangelegenheid. In deze tijd zijn we geroepen om te getuigen, enerzijds met bescheidenheid en anderzijds met fierheid. Bescheiden, omdat we weten dat de wereld geseculariseerd is. Fier, omdat we weten dat we een schat hebben die groter is dan al het beredeneerbare.”
Voelt u zich wel thuis in Nederland?
„Ik moet eerlijk zeggen dat ik blij ben dat ik straks weer naar Rome terugga. In de twintig jaar dat ik daar woon, merk je hoe lomp en plat Nederland eigenlijk is. Maar ik ben een Nederlander, heb er mogen studeren en mijn van God gekregen talenten mogen ontwikkelen. Ik weet me zeer verbonden met Nederland. Maar ik blijf een pelgrim en zal altijd een vreemde blijven.”
Antoine Bodar
Antoine Bodar wordt geboren op 28 december 1944 in ’s-Hertogenbosch. Hij studeert geschiedenis in Amsterdam en Bazel, kunstgeschiedenis, literatuurwetenschap en filosofie in Leiden en theologie in Utrecht en Rome. Bodar werkt voor radio en televisie en doceert van 1978 tot 1983 en van 1985 tot 2003 kunstgeschiedenis en esthetica aan de Universiteit Leiden. In 1987 promoveert hij cum laude aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift ”De schoonheidsleer van André Jolles”.
Bodar wordt in 1992 tot priester gewijd. Van 2006 tot 2011 is hij bijzonder hoogleraar voor christendom, cultuur en media aan de Universiteit van Tilburg, de leeropdracht die hij van 2013 tot 2016 voortzet als gasthoogleraar aan de Katholieke Theologische Faculteit in Utrecht.
Bodar woont sinds 1998 in Rome. Gemiddeld verblijft hij negen maanden in Italië en drie maanden in Nederland. In de media geeft Bodar regelmatig zijn mening over kerk en cultuur. Hij schreef zo’n twintig boeken, waaronder ”Ik droom mij Europa”, ”Geborgen in traditie” en ”Vervulling in bekering” (uitg. Ambo/Anthos, Amsterdam).