Geef schrijver een eerlijke vergoeding
Het is de hoogste tijd dat schrijvers een eerlijke vergoeding krijgen voor hun werk, aldus Wilma Degeling.
Voor hun taalvaardigheid en algemene ontwikkeling is het meer dan ooit nodig dat kinderen lezen. Zo leggen ze de basis voor hun functioneren in de samenleving.
Als je niet goed kunt lezen, ligt veel onderwijs buiten je bereik en kom je voor de meeste banen niet in aanmerking. Zelfs als je met je handen werkt of werkloos thuiszit en geen groot boekenliefhebber bent, moet je kunnen lezen. Al was het maar om bijvoorbeeld een brief over je zorgpolis te begrijpen.
Leesvaardigheid verkrijg je alleen door zelf veel te lezen en vaak aan kinderen voor te lezen. Daarvoor is een gevarieerd boekenaanbod nodig, maar dit ontstaat niet vanzelf.
Het werk van schrijvers is vanwege dit bovenstaande nu belangrijker dan ooit. Toch dalen hun inkomsten. Dat is ook voor lezers vervelend, want de eerste tekenen van een verschraling van het aanbod zijn merkbaar. Om het tij te keren moet de overheid de vergoeding voor bibliotheekuitleningen aanpassen.
Inkomsten
De inkomsten van schrijver en vertaler bestaan uit twee delen. Allereerst ontvangen zij royalty’s. Dat is ongeveer 10 procent van de verkoopprijs zonder btw. Een kinderboekenschrijver moet dit bedrag vaak nog delen met de illustrator. Van de verkoopprijs gaat het meeste naar uitgever, redacteur, vormgever, drukker, vervoerder en boekhandelaar. Door kleinere oplages daalt het royaltyinkomen de laatste jaren. Uitzondering hierop vormt de bestseller.
Het tweede deel bestaat uit de wettelijke vergoeding voor bibliotheekuitleningen, het zogeheten leenrecht. Welk bedrag de schrijver ontvangt, hangt af van het aantal uitleningen en van de prijs per boek. Een kinderboekenschrijver ontvangt ongeveer 7,5 cent per uitlening. De leenrechtinkomsten lopen de laatste jaren ook terug, omdat het aantal uitleningen flink afneemt.
Naast deze inkomsten verdienen sommige schrijvers ook nog wat door tegen een vergoeding op te treden in boekhandels, bibliotheken en op scholen.
Marktontwikkeling
Als gevolg van internetverkoop zijn veel boekhandels verdwenen. Andere bestaan nog wel, maar hebben het moeilijk. Er zijn heus nog enthousiaste boekhandelaren die goede adviezen geven aan hun klanten. Maar veel winkels zijn voorzichtig en kopen vooral de bekende top 10- of top 60-boeken in. Een internetwinkel verkoopt misschien wel alles, maar brengt zijn afnemer nauwelijks op nieuwe ideeën. Het marktmechanisme verschraalt het zichtbare aanbod voor kopers.
De beschikbaarheid van boeken via bibliotheken wordt voor kinderen versterkt door het gratis lidmaatschap tot 18 jaar. Het lenen van boeken speelt zo een onmisbare rol in het bestrijden van laaggeletterdheid.
Echter, ook bibliotheken hebben al jaren te maken met bezuinigingen. Heel wat gemeenten en wijken in grote steden hebben geen openbare bibliotheek meer. Minder bibliotheken betekent voor de schrijver minder royalty’s door een lagere inkoop van boeken én minder uitleningen, dus minder leenrecht.
Vrijgesteld
Parallel aan deze ontwikkeling zien we nog iets anders. Gemeenten, provincies en het ministerie van OCW onderkennen het belang van een goede taalvaardigheid en stimuleren al enige tijd het lezen op scholen. Kinderen lenen steeds vaker boeken uit de schoolbibliotheek in plaats van uit de openbare bibliotheek. Dat is plezierig dichtbij en makkelijk voor de ouders. De keerzijde is helaas dat in de huidige Auteurswet scholen vrijgesteld zijn van betaling van leenrecht.
De indieners van het wetsvoorstel (Justitie en OCW) wilden eigenlijk geen leenrechtvrijstelling, maar een jaarlijks (door OCW te betalen) bedrag voor alle schoolbibliotheken. De Tweede Kamer bepleitte een vrijstelling voor universiteiten. Zonder dat er goed werd nagedacht over de totaal andere situatie rond scholen en over de gevolgen van het schrappen van de voorgestelde leenvergoeding kregen ook basis- en middelbare scholen vrijstelling.
Wat nu?
Bij de invoering van het leenrecht in 1995 schreven de indieners van het wetsvoorstel dat het belang van een breed boekenaanbod juist binnen ons kleine taalgebied vergt dat er ook gekeken wordt naar de materiële belangen van de makers. „Auteurs moeten de vruchten van hun arbeid economisch kunnen exploiteren teneinde hen in staat te stellen ook in de toekomst hun arbeid voort te zetten, mede ten behoeve van het algemeen belang.”
De belangen van bibliotheken en schrijvers staan dus niet op gespannen voet, maar komen samen. Het is nodig auteurs passend te honoreren en daarbij hoort een fatsoenlijk leenrecht. De veranderingen in het boekenlandschap maken deze wijze woorden nog urgenter.
Bibliotheken (computer)cursussen laten aanbieden omdat veel burgers overheidsberichten niet begrijpen, is dweilen met de kraan open. De overheid moet laaggeletterdheid bij de bron aanpakken: goed onderwijs, voldoende bibliotheken en een breed, gevarieerd aanbod van boeken. Voor dat laatste is een eerlijke beloning van schrijvers noodzakelijk.
Stichting Leenrecht en de Auteursbond roepen de overheden –en in het bijzonder de minister van OCW– ertoe op om het beleidsinstrument dat leenrecht ook is, aan te passen aan de huidige omstandigheden door de onderwijsvrijstelling te laten vervallen. Dat kan eventueel via een jaarlijkse leenvergoeding van het ministerie van OCW. Het leenrecht behoort volgens de wet een billijke vergoeding voor de auteurs te zijn. Het is de hoogste tijd dit vereiste weer serieus te nemen.
De auteur is schrijver. Tot 2004 was zij rechter en vicepresident van de Rechtbank Rotterdam.