De emancipatie van de mbo’er
De wet noemt hen nu nog deelnemers. Straks heten ze officieel student. Geef die mbo’ers ook meteen een afstudeertitel, klonk het vorige week in de Tweede Kamer. Sinds vorig jaar mogen minderjarige mbo’ers al gratis reizen met hun ov-studentenkaart. En koning Willem-Alexander trapte in september een nieuwe traditie af: de nationale jaaropening van het beroepsonderwijs. Is een gelijke behandeling van mbo’ers, hbo’ers en universitaire studenten nabij?
Slagers en secretaresses studeren ook
Ze was betrapt. „Leerling” had minister Ingrid van Engelshoven mbo’ers in een debat genoemd. Maar die willen aangesproken worden als student, wreef de PvdA haar onder de neus. De Onderwijsminister beloofde beter op haar woorden te letten.
Geneuzel om niks? Niet als je bedenkt dat diezelfde minister de wet laat wijzigen, zodat jongeren op het mbo niet langer officieel worden aangesproken als deelnemer. „Zij zijn net zo goed studenten als al die anderen”, vindt Van Engelshoven. Door de nieuwe naam zouden mbo’ers recht krijgen op studentenkortingen en welkom zijn bij studentenverenigingen. Net als hun leeftijdsgenoten die op een hogeschool of universiteit zitten.
Hoewel zo’n 40 procent van de beroepsbevolking een mbo-diploma heeft, staat de mbo’er niet altijd even goed op de kaart. Een meerderheid van de mbo-studenten (63 procent) vindt dat de waardering voor mbo’ers tekortschiet, liet een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau vorig jaar zien. De Sociaal-Economische Raad (SER) concludeerde in 2016 al dat er een beeld lijkt te zijn ontstaan dat werkend leren van minder waarde is dan schools leren. „Een ongelukkige en onterechte maar wijdverbreide misvatting die zich uit in een negatief imago.”
Gek eigenlijk, want wat zou een wereld zijn zonder het mbo? Een wereld zonder bakkers en buschauffeurs, loodgieters en lassers, schoonmakers en secretaresses, verpleegkundigen en vissers? Blijf krachtig werken aan een positief imago van het beroepsonderwijs, luidde het SER-advies aan de overheid dan ook. Ook campagnes als ”Dit is mbo” proberen het imago van de zo’n half miljoen mbo-studenten op te poetsen.
Grote vraag is of de studentenstatus, een officiële opening van het mbo-jaar, een gratis ov-kaart voor 18-minners en Engelstalige afstudeertitels bijdragen aan de waardering voor vakmensen. Maken deze veranderingen een verschil? En wat vinden mbo’ers er zelf van?
Frustraties
„Eerlijk gezegd dacht ik dat wij al student zijn”, reageert Gerlinde Poortvliet, student aan de opleiding verkoopspecialist. Haar twee klasgenoten knikken. Op hun school, het Hoornbeeck College in Rotterdam, spreken ze hen allang zo aan. „Op het vmbo ben je leerling. Het mbo is hoger, dus logisch dat je dan student wordt”, vindt Adeline Lock. „Student klinkt serieuzer”, meent Gerlinde.
„Het moet niet uitmaken of je mbo of hbo doet”, zegt ook Roland van Groningen. Prima plan dat mbo’ers straks student heten, maar belangrijker vindt hij het dat de school hen als zodanig behandelt. „Als je hier een paar minuten te laat komt, moet je al nablijven. Net de middelbare school.”
Verderop in de aula van de Rotterdamse school barst een flinke discussie los. „Hoe mensen me noemen, boeit me niks”, poneert Elbert Smits. „Op het hbo doen ze toch meer voor hun studie?” Zeven medestudenten schreeuwen om het hardst om hem op andere gedachten te brengen: „Niet joh! Mbo’ers zijn ook gewoon student!”
Elsa de Vos en Miranda Wols zijn ervan overtuigd dat mbo’ers anders behandeld worden dan hbo’ers. „Als je zegt dat je mbo doet, reageren mensen alsof je je best niet hebt gedaan. Iemand met een mbo-diploma vindt dat natuurlijk wel normaal, maar universitaire studenten zien het mbo als iets lagers.” Julian Prins, student logistiek: „Hbo’ers denken soms meer te kunnen dan wij. Alsof het mbo geen goede opleiding is.”
Bij sommige studenten zitten de frustraties hoog. Hbo’ers worden naar hun idee voorgetrokken. Op de middelbare school keken ze al met lede ogen naar de verre reisjes en buitenlandse excursies die havoleerlingen maakten. „Wij gingen naar de Euromast. Zij naar Griekenland.” Een buitenlandstage zit er op het mbo ook niet in, vermoeden ze. „Het kan misschien wel, maar het wordt in ieder geval niet gepromoot.”
Verpest
Vijf meiden van de opleiding sociaal agogisch werk merken weinig van onderwaardering voor het mbo. Hoewel: ze kunnen zich behoorlijk ergeren aan hbo’ers die het beter denken te weten. „Bijvoorbeeld als ze je zinnen gaan verbeteren omdat die taalkundig niet helemaal kloppen”, zegt Corieke Goudswaard. „Laat iedereen gewoon in zijn waarde.” Haar klasgenoten knikken instemmend. Anne van der Meijden haalt haar schouders op. „Ik ben helemaal niet bezig om mezelf te vergelijken met hbo’ers.” Dat komt ook doordat ze op aparte scholen zitten, denkt Corieke. „Ik heb het naar mijn zin op het mbo. Wat zij doen, is hun leven.”
Of ze nu wel of niet als student door het leven gaan, daar liggen de dames liggen niet wakker van. „Ik ben wel blij dat we nu een studenten-ov hebben. Eerst kreeg je die pas op je achttiende”, zegt Sophie Koster.
Margreet Deelen en Marlieke Keus zeggen nooit negatieve reacties te krijgen omdat ze op het mbo zitten. De meiden hebben „totaal geen last” van onderwaardering. „Misschien heb je dat als je uit een gezin komt waar iedereen hbo doet of op de universiteit zit”, oppert Marlieke.
Dat iemands omgeving inderdaad een rol speelt, blijkt wel uit verhalen van mbo’ers die van de havo komen. „Klasgenoten zeiden dat ik het verpest had door voor het mbo te kiezen. Ze vonden dat maar raar”, vertelt Sara Riegman. „Met de havo kun je meer bereiken, denken ze”, vult studiegenoot Lydia Okker aan. „Ze snappen niet dat ik geen spijt heb van mijn keuze.”
De studenten verpleegkunde kozen voor het mbo om veel in de praktijk te kunnen leren. De twee vinden het dan ook raar dat hbo’ers zich allang student mogen noemen. Sara: „Je werkt toch net zo hard als op het hbo? Mbo-4 is maar één niveau lager. Ik voel me trouwens helemaal geen student. Ik ben vijftien.” Lydia: „Het is toch oneerlijk als ze op het hbo meer rechten hebben dan wij? Hoe sneu kan je zijn.” Sara: „Zonder mbo’ers draait de maatschappij helemaal niet.” Lydia: „Het mbo is ook gewoon een school. Doe niet zo kinderachtig en behandel ons als volwassenen.”
Vacatures
Waar komen al die pogingen vandaan om mbo’ers een volwaardige plaats in onderwijsland te geven? Dat streven hangt samen met de aantrekkende economie, denkt Sjoerd Karsten, emeritus hoogleraar onderwijsbeleid aan de Universiteit van Amsterdam. „Daardoor beseffen we weer hoe belangrijk mbo’ers zijn.” De baankansen voor jongeren met een mbo-opleiding zijn zeer gunstig. Het aantal mbo-vacatures stijgt nog altijd en het aantal jongeren met een WW-uitkering neemt steeds verder af. Door de vele vacatures pikken hbo’ers ook minder vaak arbeidsplekken van mbo’ers in. Een kanteling, volgens Karsten, die onderzoek deed naar de geschiedenis van het mbo.
Tot 1996 werd het beroepsonderwijs gezien als onderdeel van het voortgezet onderwijs, weet hij. „Daaruit komt het idee voort dat mbo’ers geen studenten zijn en ook geen ov-kaart hoeven te hebben.” Een wetswijziging maakte het mbo ondergeschikt aan het voortgezet onderwijs. „Daarna werden steeds meer stapjes genomen om mbo’ers gelijk te behandelen aan andere studenten. Emancipatie is een lang proces.”
Aan de gelijke behandeling van het middelbaar en hoger beroepsonderwijs hebben politici niet altijd bijgedragen, stelt de hoogleraar. „Zo nu en dan krijg je bij een kabinetsformatie de indruk dat het mbo vergeten wordt. Na de verdeling van de ministeries bij Rutte III was bijvoorbeeld nog niet duidelijk wie het mbo in zijn portefeuille zou krijgen.” Veelzeggend, vindt hij. „In zo’n politiek gevecht om belangrijke onderdelen is het mbo blijkbaar niet het eerste waar politici aan denken.”
De kennis in Den Haag over het beroepsonderwijs is volgens de onderwijssocioloog gering. Kamerleden zelf zijn doorgaans hoger opgeleid; hun kinderen vaak ook. „Politici zochten vaak de publiciteit met de schandalen in het mbo, zoals bestuurlijke problemen, die er natuurlijk ook waren. Dat beeld kantelt nu. Ik zie dat de positieve aandacht voor het mbo toeneemt.”
Dat begint volgens hem al met het besef dat de meeste Nederlandse jongeren nog altijd naar het mbo gaan. „Zij dragen voor een belangrijk deel bij aan onze welvaart en ons welzijn. Ik zie meer erkenning voor het feit dat mbo’ers een belangrijke rol vervullen. Door de personeelstekorten in de thuiszorg, ouderenzorg en het onderwijs beseffen we weer hoe onmisbaar deze mensen zijn. Ook al verdienen zij niet het meeste geld. En dat is wel wat vorige kabinetten hebben gepromoot –subtiel misschien– met een leenstelsel dat is gericht op studenten die veel gaan verdienen.”
Craftsman
„Student, waarom niet? Wij hebben ook gewoon een opleiding gekozen die bij ons past”, reageert Willard Vogelaar. Hij en zijn vrienden hebben het leslokaal na de middagpauze op het Hoornbeeck nog niet opgezocht. „Wat vind jij ervan, Frenk?” De student junior accountmanager lacht. „Het interesseert me niet of ik nu deelnemer ben of student. Ik denk dat de meesten er ook niet om geven.” Maar wat als de minister in de Tweede Kamer over mbo’ers praat als ”leerling”? Maakt hun dat niks uit? „Nee, dan toch liever student dan leerling”, denkt Christian Lugtenburg. Willard: „Dat klinkt wel volwassen.”
Net als vrijwel alle Rotterdamse studenten schieten de jongens in de lach als ze van het GroenLinksplannetje horen om mbo’ers een afstudeertitel te geven. Skilled (bekwaam), Craftsman (vakman) of Expert (deskundige) achter hun naam, dat klinkt hun wel stoer in de oren. Veel meiden vinden het maar vreemd. Je plaatst jezelf zo boven anderen, denken ze. Misschien word je er zelfs hoogmoedig van.
Zo’n titel zou in één oogopslag iemands deskundigheid duidelijk maken, meende Kamerlid Özdil. Hij hoopte daarmee op meer erkenning voor mbo’ers. „Waarom heeft een afgestudeerde historicus wel recht op de titel master of arts, terwijl een afgestudeerde chemisch-fysisch analist naar huis wordt gestuurd met een papiertje waar slechts ”niveau 4” op staat?”
De MBO Raad reageerde positief op zijn plan: „Dit initiatief past heel goed bij de terecht stijgende waardering voor de vakmannen en -vrouwen van vandaag en morgen.” Studenten zelf staan er minder om te springen. Titels voegen niks toe, stelde mbo-jongerenorganisatie JOB.
„Als de studenten vinden dat het hen helpt, dan zou dit een belangrijk signaal zijn voor mij”, had minister Van Engelshoven nog bereidwillig gezegd. Maar ze bespeurde bij het beroepsonderwijs geen brandende behoefte aan titels. „Als je goed bent in je vak, verdien je waardering, en niet alleen als je een titel hebt”, concludeerde ze. Het idee belandde weer in de bureaula van GroenLinks.
Ook hoogleraar Karsten vindt afstudeertitels een minder geslaagd plan. „Bedenk dat bestaande titels een lange traditie hebben. Je zet niet zomaar even een nieuwe titel neer. Expert, dat verwijst naar jarenlange ervaring op een specifiek terrein. Een beetje raar om zo’n titel toe te kennen aan iemand die net afgestudeerd is. En waarom moet zoiets in het Engels?”
Hoogopgeleide historicus
Student volgens de wet, een jaaropening; gaat dat mbo’ers echt helpen om meer waardering te krijgen? Zijn de veranderingen niet erg cosmetisch – veel opsmuk, weinig inhoud? „Ze zijn symbolisch”, erkent Karsten, „maar ook symbolen kunnen een bepaalde waarde krijgen.” Elke verandering draagt volgens hem een beetje bij aan het opkrikken van het imago van de mbo’er. Student of leerling is wat hem betreft geen flauw woordspelletje. „Iemand die op het vmbo of de havo zit, noem je scholier. Maar wie de middelbare school heeft afgerond, gaat verder studeren.”
Aan statusverhoging valt nog wel meer te doen, stelt Karsten vast. „Het mbo manifesteert zich steeds meer, maar het is mondjesmaat.” Van bijvoorbeeld MBO in actie „hoor je niet zo veel” als van evenknie PO in actie. Vertel een positief verhaal over het mbo, adviseert hij politici.
De aftrap gaf koning Willem-Alexander, bij de eerste officiële jaaropening. „Wij hebben jullie keihard nodig”, sprak de hoogopgeleide historicus. „Want het zijn de mbo’ers die Nederland laten draaien. Mbo’ers zorgen dat we een dak boven ons hoofd hebben en dat we droge voeten houden in de polder. Ze ontwikkelen onze software en verkopen ons de hardware. Ze zijn de handen aan het bed, de voeten op het gaspedaal, de ogen en oren in de wijk. Ze leggen windparken aan, sturen robots aan, runnen restaurants en ontwerpen onze kleding.” Mbo’ers zijn gewoon heel erg gewild, vervolgde hij, wijzend op de lage jeugdwerkloosheid in Nederland. „Nog niet iedereen beseft het misschien, maar een keus voor het mbo is een slimme keus.”
Het mbo hoort er steeds meer bij
Vanaf het schooljaar 2020-2021 mogen mbo’ers zich officieel student noemen. Nu worden ze voor de wet nog deelnemer genoemd.
Afgelopen september startte een nieuwe traditie met een nationale opening van het mbo-jaar. Koning Willem-Alexander verrichtte de allereerste officiële jaaropening, die in het hoger onderwijs al jarenlang wordt gehouden.
Sinds 2017 kunnen minderjarige mbo’ers –net als studenten van het hbo en wo– gratis reizen met het openbaar vervoer.
In 2015 kregen mbo’ers een kortingskaart voor culturele instellingen als musea: de MBO Card. Voor middelbare scholieren was er al een CJP Cultuurkaart, waardoor 17-jarige havisten en vwo’ers wel konden profiteren van kortingen, maar hun leeftijdsgenoten op het mbo niet.
GroenLinks verdedigde tijdens het debat over de onderwijsbegroting vorige week een plan om mbo’ers een afstudeertitel te geven, zoals Skilled (Sk.), Craftsman (Crf.) of Expert (Exp.). De minister wees het voorstel af, omdat ze weinig animo onder studenten zag.