Inzameling liefdegaven wezenlijk onderdeel eredienst
In coronatijd pasten veel kerken hun wijze van collecteren aan. Nog lang niet overal collecteert men weer als vanouds. Zijn de vaste collecten als kerkdienstonderdeel verleden tijd? Hoe wezenlijk zijn ze in de liturgie?
In de kerkelijke praktijk gaan doorgaans meerdere collectezakken de gemeente rond. Toen de coronamaatregelen hun intrede deden, brachten de meeste kerken hierin veranderingen aan. Alle collecten werden sindsdien bij de uitgang of op digitale wijze gehouden. De meeste kerken hebben daarnaast vanwege praktische en fiscale redenen een systeem met eigen collectemunten of -bonnen, die vooraf aangeschaft kunnen worden.
De collecten kunnen worden onderscheiden naar hun doel. Er is verschil in collectegeld voor de dienst van barmhartigheid en collectegeld voor de kerk zelf. Hiermee worden het levensonderhoud van de predikant, de instandhouding van het kerkgebouw en de overige kosten van de kerk voldaan.
Het woord ”collecteren” duidt vooral op de daadwerkelijke handeling van verzamelen. De kerkorde van de Protestantse Kerk zegt dat in het bijzonder de diakenen worden geroepen tot „de dienst aan de Tafel van de Heer en het inzamelen en uitdelen van de liefdegaven”. Ook de Dordtse Kerkorde spreekt in dit verband van het inzamelen van de liefdegaven. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de gelovige vanuit liefde geeft van wat hij eerst zelf van God heeft ontvangen. Een liefdegave is immers heel wat anders dan het voldoen van de contributie van een vereniging waar je lid van bent.
Hoofdelement
Het Nieuwe Testament maakt op verschillende plaatsen melding van een inzameling van gaven. Zo geeft Paulus in 1 Korinthe 16 de opdracht om voor de inzameling „voor de heiligen” op elke eerste dag van de week iets opzij te leggen, om zo op te sparen wat in ieders vermogen is. Dan hoeft de inzameling niet pas te worden gedaan wanneer hij in Korinthe aankomt. (Zie ook Handelingen 11:30, 24:17; Galaten 2:10; 2 Korinthe 8:3; Romeinen 15:25.) De inzameling door de gemeente is als dienst van barmhartigheid gericht op behoeftige medegelovigen. Paulus’ opdracht om iets opzij te leggen „op elke eerste dag” is een sterke aanwijzing dat dit een gemeenschappelijke handeling moet zijn in de wekelijkse samenkomst.
Calvijn ziet de inzameling van gaven voor het werk van barmhartigheid dan ook als een hoofdelement in elke dienst. Hij noemt prediking, gebeden, avondmaal én aalmoezen. Calvijn ziet de collecte als een symbolische handeling, die aangeeft dat wij onszelf, ons leven en ons hele bezit als offer der dankbaarheid aan God willen geven.
Is de collecte voor de kerk net als de collecte voor de diaconie een liefdegave? Of meer een morele verplichting die volgt uit het kerklidmaatschap? Ik ben geneigd ook de bijdrage voor de kerk als liefdegave te zien. Deze is namelijk niet verplicht. Ook koning David en het volk Israël gaven vrijwillig voor de bouw van de tempel, want: „van U is alles, en uit Uw hand hebben wij het U gegeven” (1 Kronieken 29:14). Nu moeten we de oudtestamentische tempeldienst niet al te snel betrekken op de hedendaagse kerk(dienst). De kerk is niet de tempel en de christelijke gemeente is méér dan een kerkgebouw, in haar wezen vooral een gemeenschap van gelovigen die samenkomt rond het Evangelie van Jezus Christus.
Paulus maakt echter wel duidelijk dat de gelovigen de Evangeliedienaren moeten onderhouden: „Laat hij die onderwezen wordt in het Woord in alle goede dingen delen met hem die onderwijs geeft” (Galaten 6:6). En: „Zo heeft de Heere ook met het oog op hen die het Evangelie verkondigen, opgedragen dat zij van het Evangelie leven” (1 Korinthe 9:14). De plicht van de gemeenten om hun voorgangers te onderhouden, wil echter nog niet zeggen dat deze (anders dan de dienst van barmhartigheid) ook onderdeel moet zijn van de liturgie.
Voedselbank
Calvijn ziet de inzameling van de gaven als één handeling, die vervolgens deels de armen en deels de Evangeliedienaren ten goede komt. Vandaag de dag houden de kerken de diaconale en de eigen vermogensrechtelijke aangelegenheden doorgaans strikt gescheiden. Ook is er een praktijk gegroeid waarbij er, naast de collecten in de kerkdienst, periodieke kerkelijke bijdragen worden gevraagd. Dat sluit aan bij de huidige omgang met geld: de meeste betalingen verrichten we nu immers digitaal. Logisch dus dat de kerk haar inzamelingen ook meer hybride vormgeeft.
Daarbij is het wezenlijk dat de dienst van barmhartigheid, net als de dienst van de gebeden en die van Woord en sacramenten, een vast onderdeel van de liturgie blijft. Dit hoeft overigens niet alléén via een collecte te worden vormgegeven. We kunnen ook geregeld een inzameling van goederen voor de voedselbank houden, als tastbare dienst van barmhartigheid. De overige inzamelingen voor de kerk zijn niet minder belangrijk, maar zouden ook op een andere wijze kunnen worden vormgegeven.
De vraag is dus: hoe geven wij de dienst van de barmhartigheid zó vorm dat die werkelijk deel uitmaakt van onze eredienst en daarin onze dankbaarheid voor wat wij van God hebben ontvangen tot uitdrukking komt? Dit dringt des te meer nu we, ondanks alle economische problemen, leven in een tijdperk waarin consumeren de norm lijkt te zijn. Wellicht kan ‘corona’ als een katalysator dienen voor een verdere inhoudelijke doordenking, zodat liturgische collectemomenten betekenisvolle liefdegaven blijven.
De auteur is jurist en opgeleid als kerkelijk werker.