Een schip moet vastgemaakt worden aan de wal om te kunnen laden en lossen zonder zomaar weg te drijven. Dat geldt ook voor het schip waar ik op vaar: de Liamara. Het is één van de grotere schepen die stenen vervoert uit Noorwegen.
In Noorwegen doen we het vastmaken zelf. Op de kant staan twee bemanningsleden om een hieuwlijn te vangen. Dat is een dunne sterke lijn, die door mannen aan dek naar de wal gegooid wordt.
Aan deze hieuwlijn zit een tros vast waarmee het schip vastgelegd wordt. De hele kade bestaat uit 15 meter beton met shovel banden als stootrubbers. Volgens loodsen de lengte van een echte Noorse kade.
Het schip naar zo’n korte kade toe manoeuvreren luistert nauw. Je mag niet met de boeg of achterschip de wal indraaien. Dat geeft alleen maar nare en dure schade.
De Liamare kan zelf laden, maar we laden ook wel eens onder een lopende band. Deze band in Rekefjord kan ongeveer duizend metrische tonnen (MT) per uur laden.
Het Rekefjord ligt helemaal in het zuiden van Noorwegen. We zijn daar om stenen te laden. De grootte van steentjes die met een lopende band gestort worden variëren van 0,1 tot 64 milimeter. Dus van stof tot spoorballast.
Een schip hoeft niet megagroot te zijn of ver te varen om een boterham met beleg te verdienen. Van stenen krijg je dus brood. Figuurlijk gesproken natuurlijk.