„Als ik even niet kijk, heb ik zo 4000 gemiste appjes”
Hanna en Peninna, Insta en BeReal. Een groep eersteklas vmbo-leerlingen van de Driestar bezint zich tijdens de Week van de Mediawijsheid op cyberpesten. Over scrollen op TikTok, exploderende klassenwhatsapps en „gewoon” vissen na schooltijd.
Donderdag. Het zesde lesuur in gebouw Gamma van het Driestar College in Gouda. De vmbo-kader-klas komt druk binnen na een uurtje Praktijk & Oriëntatie (P&O). De leerlingen hebben tijdens de vorige les pannenkoeken gebakken. Met andere woorden: de sfeer zit er goed in.
„Vandaag gaan we het hebben over cyberpesten”, zegt mentor en wiskundelerares Annette van den Hul als de klas wat tot bedaren is gekomen. De les volgt op een inleiding over het onderwerp van mediawijsheidscoach Tera Koops van het de Driestar.
„Weten jullie nog wat we in de vorige les behandeld hebben”, vraagt Van den Hul aan de klas. Geen enkele leerling steekt zijn hand op, ook na enig aandringen van de mentor niet. „Ik weet er eigenlijk helemaal niks meer van”, zegt Melle net iets te hard. Koops, die achterin de klas heeft plaatsgenomen, gniffelt. „Het is weer lekker blijven hangen”, fluistert ze.
Bij een aantal leerlingen begint het te dagen. „Iets met vragen en rode en groene kaartjes die we in de lucht moesten steken”, zegt een van de 12-jarige leerlingen. „Oh ja, het ging erover dat je na moet denken voordat je een appje verstuurt of wat post”, zegt Ruth, een meisje met een zachte stem en lang bruin haar.
„Heel goed”, zegt Van den Hul, die vervolgens uitlegt dat je kan „toeschouwen, meelopen of ingrijpen.” Stel iemand zegt iets lelijks over een ander in de groepsapp van de klas, grijp je dan in of laat je het maar gewoon gaan, vraagt ze aan de klas. Hoewel de vraag retorisch was bedoeld, barst er direct een discussie los over wat te doen in zo’n situatie.
Koops loopt ondertussen naar voren. Ze licht nog even kort toe waar de vorige les over ging. „We kwamen tot de conclusie dat je via TikTok, Instagram of DM, Direct Message, vaak sneller iets onaardigs zegt dan in het echt. Een berichtje online is onpersoonlijk en je ziet niet wat jouw reactie met de ander doet, terwijl de ander er wel door gekwetst kan zijn of zich er gepest door voelt.” De mediawijsheidscoach herinnert de leerlingen eraan om daarom goed na te denken over wat ze online sturen of verspreiden.
Kaalkop
„Voor jullie is een telefoon heel normaal, maar ik ben opgegroeid zonder een online wereld”, vertelt Van den Hul, als ze de les weer over heeft gepakt. „Ik weet dat jullie mij al oud vinden, maar in de tijd van de Bijbel bestonden er al helemaal geen mobieltjes. Er werd dan ook niet gecyberpest, maar er vond wel een andere vorm van pesten plaats. Weet iemand een voorbeeld?”
De discussie over de vraag wordt hardop gevoerd. „Jozef die door z’n broers in de put werd gedouwd”, roept Ruben erbovenuit. Maike steekt netjes haar vinger op. „Elisa die door kinderen uitgescholden werd voor kaalkop. Daarna werden ze opgegeten door twee beren.” Aan verbeelding ontbreekt het de leerlingen niet. „Noach met z’n ark”, roept er een. „En die man in de leeuwenput”, roept een ander.
De klas leest daarna gezamenlijk een stuk uit 1 Samuël 1: het verhaal van Hanna en Peninna. Nadat de docent de laatste verzen, waarin het woord tergen voorkomt, heeft voorgelezen, vraagt ze de klas: „Weten jullie eigenlijk wat tergen betekent?” Vijf vingers gaan de lucht in. „Pesten, treiteren, belachelijk maken”, somt Lucas snel op.
Jaloers
De leerlingen gaan met een werkblad aan de slag over het Bijbelgedeelte. Ondertussen vertelt Van den Hul de verslaggever hoe ze omgaat met cyberpesten in de klas. „De meeste leerlingen hebben op deze leeftijd wel een mobiel, maar nog niet allemaal. Het is nog allemaal erg nieuw voor ze. Nadat ik hoorde dat een leerling uit de klassenwhatsapp was gestapt, heb ik daar klassikaal aandacht aan besteed.”
Later blijkt dat er zoveel berichtjes werden gestuurd in de appgroep, dat de leerling zelfstandig besloot eruit te stappen. „Op deze leeftijd vang je het vaak wel op als er wat speelt onder de leerlingen. Vorig jaar werd er iemand online gepest bij mij in de klas. Toen heb ik daar met de leerlingen een open gesprek over gevoerd”, vertelt de Driestardocent
Nadat, aan het rumoer te horen, de meeste leerlingen hun werkblad hebben afgerond, behandelt de mentor de vragen klassikaal. „Waarom werd Hanna gepest door Peninna”, vraagt ze de leerlingen. „Omdat ze geen kinderen kon krijgen”, roept iemand. „Lekker Chris”, fluistert een mede-klasgenoot. De docent gaat echter niet akkoord met het antwoord: „Te kort door de bocht”, oordeelt ze.
Ruth weet het antwoord: „Peninna was zo jaloers, omdat Elkana heel lief voor Hanna was.” Als de docent vraagt of de leerlingen in die situatie zelf ook jaloers zouden zijn, klinkt er een volmondig „ja” uit de klas. „Het deed Hanna veel verdriet”, gaat Van den Hul verder. „Maar ze ging er mee naar God”, zegt iemand. „En dat is wat je moet doen in zo’n situatie”, vertelt de mentor. „Als je gepest wordt, moet je dat delen. Met mij, je ouders of een goede vriend of vriendin. En natuurlijk met God.”
Call of a Duty
Na het werkblad mogen de leerlingen aan de slag met het maken een poster. Die moet uitbeelden dat je goed na moet denken voordat je online een berichtje de wereld instuurt. De groepjes stormen naar achteren, waar papier, scharen en lijmpotten klaarliggen om mee aan de gang te gaan.
Als de leerlingen hard aan het werk zijn, vertellen wat luidruchtige jongens hoeveel uur per dag ze op hun telefoon besteden. „Hij mag zelf bepalen hoe lang hij erop zit. Hij wordt niet gecontroleerd door z’n ouders”, vertelt Melle, terwijl hij naar een van de andere jongens knikt. „Maar ik hou zelf wel goed in de gaten dat ik er niet te lang op zit”, kaatst de leerling terug.
In de tussentijd verzamelt zich een heel groepje nieuwsgierige leerlingen om de verslaggever heen. „Ik zit meestal zo’n drie uur per dag op mijn mobiel”, vertelt Leonard. De rest van het groepje kan zich vinden in dat gemiddelde. „Maar als ik even niet op Whatsapp kijk, heb ik zo 4000 ongelezen berichtjes in de klassenapp”, zegt Chris alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
De jonge leerlingen besteden met name veel tijd aan het kijken van filmpjes en het spelen van online games. TikTok, YouTube en Call of a Duty worden veel genoemd als tijdsbesteding. „Maar vanmiddag ga ik vissen hoor”, roept Ruben. „Dat doe ik ook gewoon.”