Kerk & religie

„Onaf, rapsodisch en pathetisch”

Een religie van soldaten en een middeleeuwse vorm van nationaal-socialisme. Zo noemde de zendingsdeskundige Hendrik Kraemer de islam in zijn eerste grote boek, ”The Christian message in a non-Christian world” (1938). „Zo boud zouden nog maar weinig hedendaagse critici het zeggen”, stelt prof. dr. J. Th. Witvliet vast. Toch was Kraemer volgens hem anderszins zijn tijd ver vooruit. „Als kerkelijk theoloog hield hij zich bezig met vragen die nu pas tot kerk en theologie lijken door te dringen.”

Kerkredactie
12 April 2002 10:27Gewijzigd op 13 November 2020 23:31Leestijd 4 minuten
UTRECHT - Tijdens de Kraemerdag, donderdag in het Hendrik Kraemer Instituut (HKI) in Utrecht, waren ook twee kinderen en een kleindochter van de bekende godsdienstwetenschapper aanwezig. V.l.n.r. dochter H. R. Kraemer; dr. J. J. Visser, rector van het HKI
UTRECHT - Tijdens de Kraemerdag, donderdag in het Hendrik Kraemer Instituut (HKI) in Utrecht, waren ook twee kinderen en een kleindochter van de bekende godsdienstwetenschapper aanwezig. V.l.n.r. dochter H. R. Kraemer; dr. J. J. Visser, rector van het HKI

Witvliet, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, was een van de sprekers op de Kraemerdag, die donderdag in het Hendrik Kraemer Instituut in Utrecht werd gehouden. De dag was gewijd aan de erfenis van Hendrik Kraemer (1888-1965), een vooraanstaand godsdienstwetenschapper die zich intensief bezighield met vragen rond zending en oecumene. Behalve ”The Christian message” schreef hij onder meer ”Religion and the Christian Faith” (1956) en ”World cultures and world religions: The coming dialogue” (1960).

In zijn boeken verwerpt Kraemer de gedachte dat er aanknopingspunten zijn tussen de niet-christelijke religies en het christelijk geloof. Jezus Christus is de enige norm, voor iedereen. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven.

Zijn boek ”The Christian message” schreef Kraemer op verzoek van de Internationale Zendingsraad, als een kritische voorbereiding op de derde Internationale Zendingsconferentie. Deze had plaats in december 1938, in Tambaram (India). Het boek was een reactie op het Amerikaanse rapport ”Rethinking missions”, dat destijds totstandkwam onder leiding van prof. dr. W. E. Hocking. Hierin wordt evolutionistisch gedacht: het (westerse) christendom is de hoogste vorm van godsdienst. Het bezit, net zoals de niet-christelijke godsdiensten, slechts een deel van de waarheid.

Kraemer neemt krachtig afstand van deze gedachtegang, waarin zending niet langer nodig is. In ”Religion and the Christian Faith” noemt hij haar zelfs „een totale vervorming van het Evangelie, die uitloopt op een zelfmoord van de zending en een liquideren van het christelijk geloof.” Christenen hoeven zich voor hun boodschap niet te schamen.

Hoe kijken we vandaag tegen het werk van Kraemer aan? Bevat zijn werk wellicht inzichten die in onze pluralistische samenleving hard nodig zijn? Deze vragen stonden donderdag in Utrecht centraal.

„Inspirerend”, noemde prof. Witvliet het werk van Kraemer. „Het heeft iets onafs, rapsodisch en zelfs pathetisch. Het nodigt uit tot tegenspraak.” Sterk beklemtoonde Kraemer de uniciteit van het christelijk geloof, aldus de oecumenicus. „Alleen daarin is volgens hem het herstel van de waarachtige menselijkheid gelegen. Kraemer leverde echter niet alleen kritiek op de niet-christelijke godsdiensten, maar ook op het christendom zelf. Het oordeel begint immers bij het huis Gods.”

De emeritus hoogleraar noemde het positief dat Kraemer „pertinent weigerde God voor welk ideologisch karretje dan ook te spannen. Vroeg of laat leidt dat tot religieus geweld.” Uit het accent dat de zendingsdenker legde op de waarde van de menselijke ontmoeting én diens diepe besef dat we „de geloofsovertuiging van anderen nooit goed kunnen begrijpen” leidde Witvliet af dat Kraemer „een goede gids is voor onze multiculturele samenleving van na 11 september.”

Vóór Witvliet had prof. dr. J. A. B. Jongeneel gesproken over ”Ontwikkelingen in het zendingsdenken van Kraemer”. De missioloog ging in op de vraag of er een breuk is aan te wijzen in het denken van Kraemer van voor en na de Tweede Wereldoorlog. Naar Jongeneels mening was dit niet het geval.

Prof. Jongeneel: „In al zijn drie boeken benadrukt Kraemer de openbaring van God in Jezus Christus, al draagt zijn werk uit 1938 de sporen van Karl Barth, en dat van na de oorlog die van Vincent Brunner. Verder bleef hij op het standpunt staan dat zending een voluit kerkelijke taak is; niet een van genootschappen of geloofszendingen. Gemeenten op de zendingsvelden moesten in zijn visie worden omgezet in zelfstandige kerken. Ten slotte blééf Kraemer exclusivistisch denken, al komt er in zijn latere werk wel een sterker accent te liggen op dialoog, ontmoeting, contact en verdraagzaamheid en verdwijnen termen zoals niet-christelijke wereld, bijbels realisme en zendingsveld.”

Een zoon, een dochter en een kleindochter van Kraemer woonden donderdag de Kraemerdag ook bij. De waarde van hun aanwezigheid werd duidelijk toen prof. Jongeneel de noodzaak van een wetenschappelijk verantwoorde biografie over Kraemer onder de aandacht bracht. Uit archiefonderzoek in Basel was, meldde hij, gebleken dat Kraemer indertijd de eerste Leidse hoogleraar was met een nieuwe fiets. Hoe het het rijwiel echter was vergaan, wist zoon P. E. Kraemer te vertellen. „Na drie maanden werd hij gestolen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer