Mens & samenlevingHet Gesprek
Arno Bronkhorst: ambitieuze bestuurder in onderwijsland

Zijn opa zag een minister van Onderwijs in hem, maar Arno Bronkhorst werd schoolleider. Dat was hij 21 jaar, tot hij in 2019 bestuurder werd van KOC Diensten en vorig jaar ook van de VBSO. Daarnaast is hij sinds kort hoofdredacteur van een nieuw christelijk magazine. Wie is de persoon achter deze bedrijvige Barneveldse bestuurder?

29 October 2022 10:35
beeld Niek Stam
beeld Niek Stam

Het interview duurt veel langer dan gepland. Even voor drie uur, als de afgesproken tijd erop zit, gaat de bel. Bronkhorst (48) staat op en loopt met vlugge passen naar de voordeur van de eenvoudige hoekwoning waar hij met zijn vrouw Marian en drie van hun vijf kinderen woont. Zijn schoeisel knerpt op de donkergrijze tegels – binnenshuis loopt hij namelijk op blauw-witte Adidasslippers.

Voor de deur staat een KOC-medewerker die arriveert voor een vergadering aan de keukentafel. Bronkhorst vertelt hem dat het gesprek „nog even” duurt en vertrouwt zijn collega toe aan Marian, die voor koffie zorgt.

Even later volgt een tweede bezoeker, die ook in de keuken plaatsneemt.

Het gesprek gaat door. Na tien minuten loopt Bronkhorst naar de schuifdeuren die de kamer van de keuken scheiden, duwt ze iets uit elkaar, steekt zijn hoofd door de opening en zegt: „Begin maar vast. Ik kom er zo aan.”

Plant u afspraken altijd zo kort op elkaar?

„Meestal is m’n agenda te rooskleurig ingevuld, ja. Ik denk nog steeds dat er meer dan zestig minuten in een uur zitten. Daardoor neem ik weleens te veel hooi op m’n vork, waardoor ik even gas terug moet nemen. Marian waarschuwt wel, als ik me te druk maak, maar meestal ben ik te eigenwijs om daarnaar te luisteren.”

18728837.JPG
beeld Niek Stam

Bent u sowieso eigenwijs?

„Dat klinkt niet zo aardig, maar dat klopt wel, ja. Dat komt voort uit hoogmoed. En daarom heb ik aan Marian echt een gouden vrouw. Zij gaat eerlijk met me om.

Pas reden we terug van een bijeenkomst. Toen zei ze: „Je moet wel oppassen dat je niet arrogant begint te worden. De opmerkingen die jij maakte, kunnen anderen echt opvatten als: die jongen meent te weten hoe het zit.”

Het is een enorm voorrecht als je iemand aan je zijde hebt die zo met je omgaat en je toch onvoorwaardelijk lief blijft hebben.”

Al bijna 25 jaar hebt u een bestuurlijke functie in de onderwijswereld. Maar u deed de opleiding voor leerkracht, de pabo. Wilde u eigenlijk voor de klas?

„Helemaal niet. Ik heb die opleiding puur gedaan met de gedachte: ik wil graag directeur van een basisschool worden, en om daarvoor in aanmerking te komen zal ik eerst wel wat ervaring als leerkracht moeten opdoen.”

Wat typisch, een tiener met schoolleider als droombaan. Waar kwam die wens vandaan?

„Dat heb ik zelf ook niet helder. Het onderwijs speelde in onze familie helemaal geen grote rol. Dat is me dus niet met de paplepel ingegoten.

Leidinggeven past volgens mij wel bij me. Mijn opa zei altijd: „Jij moet maar minister van Onderwijs worden.” Ik was tien en had geen idee wat een minister deed, maar blijkbaar viel hem toen al iets op.”

Op uw 24e stond u al aan het roer van de Johannes Bogermanschool in Vriezenveen. Hoe kwam dat zo?

„Na de pabo ging ik aan de slag op de Rehoboth­school in Uddel. De directeur, Wim Korevaar, wist van mijn wens om schoolleider te worden en stimuleerde me na drie jaar om te solliciteren op de vacature in Vriezenveen. Hij was sterk betrokken op die school, omdat zijn schoonvader die had opgericht. Zo ben ik daar beland.”

Bent u een ambitieus type?

„Behoorlijk ja. Dat heeft er altijd in gezeten. Eerst kwam dat helaas volledig voort uit een drang om belangrijk te zijn. Maar in 2003 heeft de Heere het wezenlijk anders willen maken in m’n leven.”

Wilt u iets zeggen over wat er toen gebeurde?

Bronkhorst begint voorzichtig te vertellen. Vanuit zijn uitzonderlijk scherpe geheugen komen herinneringen, inclusief data, plaatsen en teksten, naar boven.

„Aan het begin van de zomer van 2002 hoorde ik een preek over de laatste woorden van Johannes 3:36: „Maar de toorn Gods blijft op hem.” Toen voelde ik dat de toorn van God niet nog komt, maar dat ik daar voortdurend onder leefde. IJverig en vroom was ik wel; ik las goede boeken en bezocht doordeweekse kerkdiensten. Maar het waren geen wezenlijke zaken voor me. Het was waardeloos koopgeld, waarmee ik de zaligheid probeerde te verdienen.

In diezelfde zomer gaven mijn ouders me voor mijn verjaardag ”De viervoudige staat” van Thomas Boston. Ik begon te lezen. Tot ik bij het vierde deel kwam, over de eeuwige gelukzaligheid en de eeuwige rampzaligheid. Verder lezen durfde ik gewoon niet. Het boek belandde in de kast.

18728839.JPG
beeld Niek Stam

Een halfjaar later ben ik er toch weer in gaan lezen. En met eerbied gesproken: toen werd het oordeelsdag. Toen zag ik voor het eerst dat de Heere alwetend, heilig en rechtvaardig is en de zonden móét straffen. Die straf kwam zo dichtbij, dat ik niet eens meer naar buiten durfde te gaan, uit angst voor een onverzoend sterven.”

U bleef letterlijk thuis?

„We woonden toen in Vriezenveen. Mijn oud-werkgever, Wim Korevaar, verhuisde in die tijd en ik zou hem helpen, maar heb het afgezegd. Helemaal over de snelweg naar Uddel? Iedere auto die ik tegenkom kan mijn einde betekenen, en dan is het voorbij.

De Heere ontdekte me in die zomer van 2003 steeds weer en steeds dieper aan mijn ongerechtigheid. Door woorden van mijn schoonouders, door Zijn eigen Woord, door preken.

Aan het einde van die zomer las ik op een zondag een preek van ds. A. Hoogerland, over Hebreeën 6:18 en 19. Onder het lezen van die preek is het zo ver gekomen dat ik moest zeggen: „’k Erken mijn schuld, die U tot straf bewoog. Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig.”

De vrijdag erop moest ik op school een lesje Namen en Feiten geven. Het ging over de zalving van David. En terwijl ik dat voor de kinderen stond uit te leggen, sprak de Heere onverwachts: „Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion.” Ik wist werkelijk niet wat er gebeurde. De zondag ervoor moest ik zeggen: U bent rechtvaardig als U me voorbijgaat. En nu zei de Heere: Ik heb Zelf voor een Weg en Middel gezorgd. Er was nog een mogelijkheid om zalig te worden!

De dinsdag erop las ik in ”De waarachtige bekering” van Van der Groe. Hij noemde een aantal dingen die gekend zouden moeten worden door degenen in wie de Heere werkt. Niets daarvan kon ik bij mezelf bemerken, zelfs geen rechte droefheid over mijn ontzaglijke staat. Dat maakte me zó bedroefd. Maar toen kwam de Heere over met de woorden: „Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.” Dat betekende een totale omslag. De Heere liet zien: aan jouw kant is er niets, maar nu kun je door Mij zalig worden, vanwege die Koning Die Ik gezalfd heb. Dat was zó groot. Te groot om er woorden aan te geven.”

Was u toen uw eigen wil en ambities kwijt?

„Nee, helaas. Toen we naar Vriezenveen gingen, hadden Marian en ik tegen elkaar gezegd: Na vijf jaar willen we weer terug naar het midden van het land. Toen er een vacature in de omgeving van Barneveld kwam, pakte ik meteen de telefoon. De man die ik aan de lijn kreeg, zei: „Wij zoeken een directeur die voordat hij belde, heeft gevraagd: Heer’, ai maak mij Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend.” Nou, toen kon ik meteen ophangen. Ik was weer bezig om mijn eigen plan te trekken.”

In 2005 liep het levenspad toch naar Barneveld, vanwege een benoeming tot schoolleider op De Wittenberg. Hoe ging het daar?

„Er zijn mooie ervaringen, maar ik heb daar, zeker in het begin, ook moeilijke tijden meegemaakt, waar ik verder weinig over ga zeggen.”

Toch hebt u er bijna vijftien jaar gewerkt. Hoe hield u het vol?

„Eens wist ik echt niet meer hoe ik een bepaalde kwestie moest oplossen. Toen liet de Heere heel even licht vallen op die passage uit ”De Christenreis” waarin Christen de berg op moet en er aan de zijkanten van de weg honden aan de ketting liggen. Dat was zo’n bemoediging. Alsof de Heere sprak: Het pad is wel smal, en het brult van alle kanten, maar Ik heb ze aan de ketting.”

Overwoog u nooit om weg te gaan?

„Als je heel duidelijk weet dat de Heere je ergens toe geroepen heeft, kun je niet zomaar weg. Toch heb ik eenmaal een poging gedaan.

Vlak voor ik de uitkomst van die sollicitatie hoorde, woonde ik een trouwdienst van een collega bij. „De HEER’, ’t zij g’ in of uit moogt gaan, en waar g’ u heen moogt spoeden, zal eeuwig u behoeden”, zongen de kinderen haar toe. Die woorden waren hemels onderwijs voor me. Of ik nu in of uit moest gaan, aangenomen werd of niet: wat Hij deed was goed.

18728841.JPG
beeld Niek Stam

Toen ze belden dat ik het niet geworden was, voelde ik me opnieuw aan de school in Scherpenzeel verbonden.”

In 2019 werd u benoemd tot bestuurder van KOC Diensten, de adviesdienst voor onderwijs en jeugdhulp vanuit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. U hebt ook andere functies binnen dat kerkverband. Met welke overtuiging doet u dat werk?

„Het is zo ontzaglijk belangrijk dat opvoeders, jongeren en kinderen geworteld blijven in Gods Woord; dat we de Bijbel met de kanttekeningen en de belijdenisgeschriften blijven lezen. Net als al het goud dat onze vaderen hebben nagelaten.

De noodzaak hiervan onder de aandacht blijven brengen, dat probeer ik te blijven doen.”

Is dat ook uw doel met Nabij Jou, het maandelijkse jongerentijdschrift dat binnenkort voor het eerst verschijnt en waarvan u hoofdredacteur bent?

„Het is een magazine dat verschijnt onder verantwoordelijkheid van het deputaatschap opvoeding, onderwijs en catechese van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, waar ik secretaris van ben, en de VBSO (Vereniging tot Bevordering van Schoolonderwijs op gereformeerde grondslag, CK). Het is de bedoeling dat jongeren en opvoeders het met een gerust hart op zondag kunnen lezen. Er worden allerlei thema’s in behandeld. Actuele, zoals de genderdiscussie, of nieuwe evolutionistische inzichten. Maar er is ook aandacht voor wat oudvaders en puriteinen hebben geschreven, en hoe je die kunt vertalen naar onze tijd.

Overigens maken we Nabij Jou acht keer per jaar; de andere vier maanden verschijnt een variant voor opvoeders, getiteld: Nabij.”

U spreekt en publiceert regelmatig over thema’s als opvoeding en het christelijk gezin. Zoals in de meeste gezinnen zal de praktijk in huize Bronkhorst ook weerbarstiger zijn dan de theorie. Zorgt dat voor schroom bij het publiek spreken hierover?

„Als ik bijvoorbeeld iets zeg over huisgodsdienst en ouders oproep om met hun kinderen over geestelijke zaken te praten, dan voel ik die schroom absoluut. Dat vind ik zelf namelijk ook moeilijk. Want voor mijn kinderen ben ik ook weleens de humeurige man die onbenullig reageert. Dat houdt je heel erg tegen.

Als ik dus in het openbaar iets over opvoeding zeg, dan doe ik dat niet omdat ik het als vader zo goed kan, maar omdat ik Gods Woord wens na te spreken. Mijn eigen ervaring zou me er wel voor moeten bewaren om mensen met een opgeheven vingertje de les te lezen.”

Sinds 2011 bent u ambtsdrager in de gereformeerde gemeente in Nederland van Barneveld, eerst als diaken en sinds vijf jaar als ouderling. Was dat, net als schoolleider, een wens?

„Bepaald niet. Ik werd tot diaken gekozen en voelde dat ik het aan moest nemen, maar ik vond het vreselijk. Echt, ik hoop dat niemand zo ambtsdrager is als ik de eerste jaren ben geweest. Zo veel onvrede was er vanbinnen.

Om onder het kerkenraadswerk uit te komen ben ik in 2011 zelfs aan een deeltijdopleiding begonnen. Als een legitiem excuus om allerlei ambtelijk werk niet te hoeven doen. Zo streed ik tegen Gods wil en weg. In 2012 ben ik met die opleiding gestopt.

18728842.JPG
beeld Niek Stam

Later heeft de Heere die weerstand weg willen nemen. Daar zou ik veel over kunnen vertellen, maar één moment herinner ik me in het bijzonder. Dinsdag 14 maart 2017, op de fiets naar school. Toen liet Hij zo liefdevol zien dat het Zijn leiding tot op heden in mijn leven was geweest en dat Hij nu ook voor het toekomende zou instaan. Er bleef echt maar één ding over, en die woorden gebruik ik niet zo gauw, maar toen heb ik gezegd: „Lieve Heere.””

Is er sindsdien vrede?

„Het ging steeds op en neer, maar sinds afgelopen voorjaar mag het rustiger zijn. Een leespreek over zondag 11 deed zo’n kracht. Toen was het zoals Petrus schrijft: „U dan, die gelooft, is Hij dierbaar.” In de consistorie en thuis zeg ik meestal niet zo veel, maar die dag kon ik niet zwijgen over de dierbaarheid van de Zaligmaker. Toen ervaarde ik iets van Psalm 45:1: „Mijn hart, vervuld met heilbespiegelingen, zal ’t schoonste lied van ene Koning zingen.”

Tot die zondag was er heel veel twijfel, maar sindsdien lijkt er meer een vaste gang te zijn. Een tekst die in mijn leven vaak terugkomt, is: „Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw.” Tot mijn verdriet moet ik zeggen: mijn ontrouw houdt maar niet op. Maar Zijn trouw blijft ook onverminderd. Als je houvast mag vinden in Hem, en in Zijn Woord alleen, ja, dan is er vrede.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Het Gesprek

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer