„Stotteren is geen spraakprobleem”
Iedereen kent ze wel: mensen die niet uit hun woorden kunnen komen of plotseling blokkeren. Kortom, ze stotteren. Maar ze kunnen ervan af komen, verzekert Pieter Frijters, ervaringsdeskundige en trainer.
Stotteraars bevinden zich in goed gezelschap. Zelfs beroemdheden tobben ermee. Zoals Winston Churchill, die Groot-Brittannië door de Tweede Wereldoorlog loodste, of recenter, de Amerikaanse president Joe Biden. Wereldwijd komt stotteren voor bij één op de honderd mensen, vaker bij mannen dan bij vrouwen. Deze zaterdag wordt voor hen de Wereldstotterdag (International Stuttering Awareness Day) georganiseerd.
„Stotteren heeft niets te maken met een afwijking in de spraak. Het is een vorm van spreekangst, die wordt gevoed door onzekerheid en negatieve gedachten over jezelf”, steekt Pieter Frijters, directeur van Mindtuning in Waddinxveen, van wal, terwijl hij zich in een comfortabele stoel laat zakken.
„We zijn allemaal op de wereld gekomen met een vorm van spreekangst. Zodra je te maken krijgt met mensen, dezelfde wezens als jij, reageert je brein daarop. Dat deel van het brein kan niet denken. Het staat dag en nacht aan. En het bepaalt 90 procent van onze spontane, intuïtieve of instinctmatige reacties zoals eten en drinken, vechten, vluchten of bevriezen”, vervolgt Frijters.
Als een volwassene zijn grote hand uitsteekt naar een klein kind in de wieg ‘bevriest’ het. „Mijn hand is bijna even groot als de baby. De meeste jonge mensen overgroeien die angst voor andere mensen naarmate ze ouder worden; ze voelen zich meestal redelijk veilig; veilig genoeg om te spreken.”
Maar een stotteraar voelt die veiligheid om te spreken dus niet?
„Dat klopt. Stel, je bent 50. En je moet voor een groep spreken. De een gaat dan zweten, een ander trilt, een enkeling bloost, sommigen blokkeren, bij een ander gaat het hart als een gek tekeer en een zesde gaat stotteren. Hoe komt dat? Je ziet een ander mens, hetzelfde wezens als jezelf. Daarop reageert je brein.
Dan komen we bij de kern: 99 procent van de stotteraars heeft een visueel probleem. Niet meer dan 1 procent is met een spraakafwijking geboren. Stotteren heeft dus bijna nooit met spraak te maken. Kinderen die stotteren, kunnen gewoon praten wanneer ze alleen zijn met een poes of hond. Maar wanneer de ogen van een ander mens op hen zijn gericht, gaan ze stotteren. Een stotteraar kijkt met de ogen van een ánder kritisch naar zichzelf.”
Wat ervaren ze dan?
„Voor de meeste mensen is het grootste probleem dat anderen iets van hen verwachten, naar hen kijken en hen beoordelen. Stotteren heeft altijd te maken met andere mensen. Zo kan zelfs het opnemen van de telefoon een enorme hobbel zijn. Je zult maar moeten zeggen: P-P-P-P-P-Pieter Frijters. Daar geneer je je voor.”
Wat is daaraan te doen?
„Dan ga je op stottertherapie bij de logopedist. Zo’n traject om vloeiend te leren spreken, kan jaren duren. De meeste stottertherapieën richten je aandacht op het probleem. Je krijgt vaak aangeleerd dat je moet ademen onder je middenrif. Dat gaat zo: bedenk een zin, haal adem onder je middenrif, spreek je zin uit, adem uit, en bedenk de volgende zin.”
Met nadruk: „Maar dat is de waanzin ten top. Dit is anti-spreken; zo blokkeer je helemaal. Iemand die normaal spreekt, let ook niet op zijn ademhaling. Je bent dan bezig jezelf onder controle te brengen. Het gevolg is dat je geforceerd aan het spreken bent. En het stotteren verergert alleen maar. Stotteren heeft niets te maken met het controleren van de ademhaling. Een operazanger, ja, die heeft daarmee te maken; die moet zijn stem bewust sturen.”
Waarom werkt zo’n stottertherapie dan niet?
„Stotteren is geen probleem van het verstand; dat functioneert prima. Het gaat juist om het onderbewuste, het intuïtieve. De meeste therapieën zijn erop gericht om het probleem verstandelijk onder controle te krijgen; maar het verstand verwerkt 40 bits per seconde, het onderbewuste 11,2 miljoen bits. Het is onmogelijk voor het verstand om dat onder controle te krijgen.”
Hoe bent u daarachter gekomen?
„Ik heb zelf gestotterd van mijn achtste tot mijn elfde. Zo’n twee of drie maanden voor mijn verjaardag of voor Sinterklaas was ik zo zenuwachtig dat ik niet meer uit mijn woorden kon komen. Als ik eenmaal jarig was, was mijn stotterprobleem weg. Toen ik een jaar of negen was kon ik ook de ”b” en de ”d” niet uitspreken. Ik zei in plaats van ”bom” bijvoorbeeld ”pom”, en in plaats van ”Dirk” zei ik ”tirk”. Voor mijn eerste tv-optreden sloeg ik driekwart fles whisky achterover om mezelf over mijn spreekangst heen te helpen. Pas na vijf keer proberen kwam het hele verhaal eruit. In deze tijd zou ik naar een stottertherapeut zijn gestuurd, waar ik dingen zou moeten aanleren die niks met mijn probleem te maken hebben. Bij toeval ontdekte ik dat mijn probleem te maken had met mijn manier van kijken naar anderen.”
Vrijwel iedereen ontmoet stotteraars. Wat moeten mensen vooral niet doen als iemand stottert?
„Mensen die met een stotteraar in gesprek zijn, kunnen zich soms wat ongemakkelijk voelen. Maar stotteraars zijn geen stumpers. Behandel ze gewoon zoals je je vrienden behandelt. Ze zijn ook niet dom, maar ze hebben alleen last van stotteren in bepaalde sociale situaties.
Het slechtste wat je kunt doen, is een stotteraar verbeteren, in de rede vallen of recht in de ogen kijken. Ga geen zinnen voor hem afmaken. Staar hem ook niet aan, dan komt een stotteraar in een tunnelmodus terecht en dan blokkeert hij. Draai je ogen dus regelmatig bij hem weg, om jezelf een beeld te vormen van wat de ander zegt. Dat komt het spreken ten goede. En wat je dus ook nooit tegen hen moet zeggen: Je ademt niet goed.”
Uw bedrijf Mindtuning behandelt vooral angststoornissen en burn-outklachten. Waarom ook stotterproblemen?
„Bij toeval kwam er iemand in mijn praktijk die ook stotterde. Hij was de eerste die ik ervan af heb geholpen. Het was het begin van mijn stotteraanpak via spreek.nl. Veel mensen die bij mij een cursus krijgen, hebben elders al aardig wat stottertherapieën achter de rug. Wat mij bij hen de meeste moeite kost, is afleren wat zij daar hebben geleerd. Zoals: op je adem letten, zinnen vooraf bedenken, en noem al die onzin maar op.
Mensen die geen therapie hebben gehad, doen de training fluitend. Ze leren bij ons een andere manier van kijken. Eerst naar de ruimte waarin de mensen zitten, en daarna pas naar de mensen. Staar de mensen niet domweg in de ogen, maar scan met interesse hun gezicht. Houdt je ogen in beweging. Als je gaat staren, ben je weg.”
Heeft iedereen baat bij de training die uw bedrijf geeft?
„Sommige mensen laten hun stotterprobleem lopen; het hoort nu eenmaal bij hen. Anderen zijn totaal niet meer gemotiveerd door alle therapieën die ze hebben gehad. Tja, dan houdt het op. Ook voor mij.
Mensen uit het hele land en België weten ons inmiddels te vinden. Zij zijn gemotiveerd en dan zie ik vaak wondertjes gebeuren; mensen raken hun spreekangst kwijt en daarmee hun stotterprobleem.”
„Er is één maar”, besluit Frijters, „wat vaak overblijft, is het staartje. Als je dertig jaar lang alert geweest ben op je spreken, ben je dat niet zomaar kwijt. Heb je na drie maanden een hapertje, dan slaat de angst toe dat je weer opnieuw moet beginnen. Je blijft alert op je spreken. Pas als het een paar jaar goed gaat, kun je dat meer loslaten.”