Zo’n 1,2 miljoen werkenden in Nederland hebben frequent last van burn-outklachten en dit cijfer stijgt, zeker bij jongeren. Toegenomen vrijheden en mogelijkheden op de arbeidsmarkt werken niet alleen bevrijdend maar ook verlammend, ziet econoom Maroesjka Versantvoort.
Er is een duidelijke hulpvraag zichtbaar in onze paradoxale samenleving, zegt econoom Maroesjka Versantvoort (49). We zijn welvarend, maar lijden. Vrijheden en kansen zijn enorm, maar we voelen ons verlamd. Vrijdag sprak zij haar inaugurele rede uit aan de Protestantse Theologische Universiteit in Groningen en daarmee aanvaardde zij haar ambt als bijzonder hoogleraar Arbeid en Zingeving namens het Sociaal en Cultureel Planbureau.
Wat is er aan de hand in werkend Nederland?
„Een groot deel van de mensen op de arbeidsmarkt heeft meer kansen en is minder gebonden dan ooit. Tegelijkertijd hebben 1,2 miljoen werkenden in Nederland frequent last van burn-outklachten en dit cijfer stijgt, zeker bij jongeren. We willen daarnaast als samenleving inclusief zijn, dat staat al decennia in regeerakkoorden, maar de praktijk op de arbeidsmarkt is dat er wordt gediscrimineerd en dat kwetsbare mensen worden buitengesloten.
Ik heb de afgelopen jaren de Participatiewet geëvalueerd. Deze wet moet kwetsbare mensen ondersteunen in het vinden van een baan. Voor de overheid blijkt het lastig voldoende werkgevers te vinden die mensen uit kwetsbare groepen aannemen. En het bleek nog lastiger om deze mensen hun baan te laten behouden. We hebben mooie ambities, maar harde economische werkelijkheden en die komen de brede welvaart in Nederland niet ten goede.”
Waarom is meer zingeving in werk een oplossing?
„Werk heeft een economische noodzaak, maar werk –ook onbetaald werk– geeft als het goed is zelfrespect en zelfontwikkeling. Het geeft een leven zin. En mensen die zingeving ervaren, voelen zich minder eenzaam, hebben minder last van chronische ziektes, doen vaker vrijwilligerswerk en eten gezonder. Het is dus niet wenselijk dat een deel van de samenleving buitengesloten wordt van werk. De grote vraag is hoe de overheid, werkgevers en werknemers systemen en beleid zo kunnen inrichten dat werk zingevend is.”
Waar gaat het mis?
„Wanneer je geen doel, betekenis of samenhang ziet in je werk. Dus wanneer je denkt: ik doe dit wel, maar geen idee waar het toe leidt. Ik schrijf een notitie die straks in de la belandt. Of: ik ben een klein radertje, ik heb geen idee van mijn waarde is binnen dit grote bedrijf.
Ik wil graag onderzoeken hoe de coronacrisis onze opvattingen over zingevend werk heeft beïnvloed. Opeens waren sommige banen cruciaal en andere niet; wat deed dat met onze waardering van ons werk?
Waar ik ook mee aan de slag wil, is de rol van managers. Uit onderzoek blijkt dat leidinggevenden vaak zinondermijnend zijn voor werknemers. Dit gebeurt onder meer wanneer ze hen als vanzelfsprekend beschouwen, hun zinloos werk geven en het oordeel van werknemers negeren. Hier liggen dus kansen voor verbetering.”
Zingevend werk betekent dus niet per se dat je baan ook je grote ”passie” is?
„Dat klopt, een schoonmaker of bankier kan gewoon zingevend werk hebben – het gaat om doel en betekenis zien. Een schone werkomgeving voor je medemens verzorgen is zinvol. In onze samenleving is ons werk wel steeds meer gaan samenvallen met onze identiteit. En de vraag is of hier een link is met het toenemende aantal mentale problemen. De druk om iets van jezelf te ”maken”, is hoog.”
Wat hebben theologie en de kerk te maken met onderzoek naar werk?
„De kerk is geen psycholoog of jobcoach, maar nog wel een grote aanbieder van zingeving in Nederland. En in de Bijbel gaat het verrassend vaak over werk. Genesis begint er nota bene mee, maar God koppelt er direct een dag van rust aan. Hier biedt de kerk een belangrijke boodschap en troost. Tegelijkertijd hoop ik samen met theologen te onderzoeken hoe en in welke mate de rol van werk als zingevingssysteem die van religie vervangt.”
U wilt in uw onderzoek ook naar de toekomst kijken, naar de invloed van duurzaamheidsdoelen en technologisering op de arbeidsmarkt?
„Ja, we moeten opletten dat een kwetsbare, laagopgeleide groep niet uitvalt door technologisering en globalisering. We hebben nu al een tijd krapte op de arbeidsmarkt. De reflex is altijd geweest: meer mensen moeten meer werken. Maar er blijken grenzen aan meer, meer, meer, als je kijkt naar ons uitputtende consumptiepatroon en de energietransitie. We staan voor zo veel opgaven. Wat zouden we kunnen realiseren met bijvoorbeeld minder, minder?”
De christelijke vakbond CNV pleit al een tijd voor een dertigurige werkweek.
„Dat is dus een heel interessante gedachte om met elkaar te doordenken. Een collega bij het SCP heeft onderzoek gedaan naar het achterblijven van vrouwen aan de top. Een van de oplossingen die steeds naar voren wordt gebracht is: vrouwen moeten net zoveel werken als mannen. Vaak is dat meer dan vijftig uur in de week. Maar wat als mannen dertig uur gaan werken? Wat houden ze dan ook over voor zorg voor kinderen, voor mantelzorg? En wat betekent dit voor duurzaamheid, energieverbruik, mobiliteit? Het is tijd dat we deze kant van de medaille gaan onderzoeken en bespreken.”