De keerzijde van de linkse lente
Ooit was de Partij van de Arbeid een machtige volkspartij van linkse signatuur. In de jaren tachtig van de vorige eeuw sleepte zij een derde deel van het aantal Tweede Kamerzetels binnen. Nu past de gehele fractie in een busje van negen personen.
Ooit was GroenLinks een uitgesproken oppositiepartij met progressief-linkse standpunten. De partij behaalde in hoogtijdagen veertien zetels bij Tweede Kamerverkiezingen, nu moet GroenLinks het doen met een achttal volksvertegenwoordigers.
De kiezer laat de PvdA en GroenLinks dus links liggen. Reden voor de partijen om na te denken over meer samenwerking. Nu doen de fracties in de Tweede Kamer al best veel samen. Ze voerden in 2021 samen de coalitiebesprekingen voor een nieuwe regering. Tijdens Algemene Beschouwingen dienden ze een gezamenlijke tegenbegroting in. En de partijen gaan volgend jaar na de verkiezingen voor de Eerste Kamer een gezamenlijke Senaatsfractie vormen.
Eind vorige week pleitte GroenLinks-leider Jesse Klaver voor een nieuwe fase in samenwerking met de PvdA. Voorafgaande aan de eerstkomende Tweede Kamerverkiezingen wil hij met de sociaaldemocraten een gezamenlijk verkiezingsprogramma opstellen.
Vaak is het belangrijk om op te merken wat politici niét zeggen. Zo nam Klaver het woord „fusie” niet in de mond. Dat is een bewuste keuze. Op die manier wil hij draagvlak creëren voor zijn plan. Als hij nu reeds zou pleiten voor een fusie tussen beide partijen, dan zou dat het draagvlak voor verdergaande samenwerking verminderen. In de achterbannen bestaat hier en daar weerstand tegen samenwerking in het algemeen en fusie in het bijzonder.
Met het plan dat Klaver vrijdag lanceerde, krijgt hij de top van de PvdA in ieder geval mee. PvdA-fractievoorzitter Attje Kuiken liet direct weten dat ze het voorstel steunt.
Een gezamenlijk verkiezingsprogramma van PvdA en GroenLinks moet tot de mogelijkheden behoren. De twee partijen zijn in de loop van de jaren minder nadruk gaan leggen op hun ideologische uitgangspunten. In zekere zin zijn die ook vervaagd. Daardoor groeien de partijen naar elkaar toe en vinden ze elkaar in de praktische politiek, nu mogelijk zelfs door het opstellen van een gezamenlijk verkiezingsprogramma. Gezien de enorm versplintering in de politiek is dat winst.
De linkse lente heeft wel een keerzijde, namelijk dat ideologieën meer en meer op de achtergrond raken. En dat partijen alleen maar kijken waar ze elkaar in praktische zin kunnen vinden. Dat laatste is ook nodig, want het land moet geregeerd worden. Maar in deze tijd, waarin velen op zoek zijn naar zingeving, mag niet op de achtergrond raken dat de politiek een plaats is waar waarden botsen. En dat politici daarover met elkaar in discussie moeten gaan. Dat geeft ook meer diepgang aan de vaak zo oppervlakkige debatten in de Tweede Kamer.