Als verschillende partijen een oude stadskerk samen gebruiken, biedt dat kansen. Het haalt meer van de rijkdom van deze monumenten naar boven. „Meer betekenislagen worden zo zichtbaar”, zegt Elza Kuyk. Zij promoveert woensdag aan de Universiteit Utrecht op een onderzoek naar dit meervoudig gebruik.
Een lichtinstallatie van kunstenaar Titia Ex kleurt deze dagen de Oude Kerk in Amsterdam. Zondag houdt de Oudekerkgemeente onder dezelfde dakkap een eredienst. In de Grote Kerk van Zwolle was vrijdagavond een festival: „Een epische sfeer, inspirerende workshops en lezingen, mooie muziek, lekkere drankjes… Een feest waar iedereen welkom is en mee mag doen.” Zondag vond in hetzelfde godshuis een Michaëlsviering plaats. In de Amersfoortse Sint-Joriskerk startte 10 september de expositie Nectar, over „art & urban nature.” Zondag preekten ds. R. van der Knijff en dr. W. J. Dekker in dezelfde ruimte.
Meervoudig gebruik van kerkgebouwen is in heel wat plaatsen gewoon geworden. Religiewetenschapper Kuyk (1965) onderzocht hoe vier protestantse geloofsgemeenschappen hun bedehuizen delen met andere, seculiere gebruikers. „Soms neemt een andere partij de kerk over, maar het komt ook voor dat de kerk in eigendom van de geloofsgemeenschap blijft en alleen het beheer wordt uitbesteed”, zegt de onderzoekster, die werkzaam is als wetenschappelijk coördinator van het Remonstrants Seminarium aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Kerkgebouwen hebben haar altijd gefascineerd, zegt ze. Dat in combinatie met de processen die momenteel gaande zijn rond ontkerkelijking bracht haar bij het onderzoeksonderwerp. „Ik heb me beperkt tot vier monumentale kerken die er al van voor de Reformatie staan, in gebruik zijn bij een protestantse geloofsgemeenschap en nu ook voor andere doeleinden gebruikt worden. Ik heb veel bijeenkomsten in de kerken bijgewoond en gekeken hoe de kerken worden gebruikt. Ik heb veel veldwerk gedaan: publieke bijeenkomsten bezocht, tentoonstellingen, concerten en dansvoorstellingen in de kerken bijgewoond. Maaltijden in de kerken meegemaakt.” Het gaat om de Geertekerk in Utrecht, de Oude Kerk in Amsterdam, de Grote Kerk in Zwolle en de Sint-Joriskerk in Amersfoort.
Ziet u meervoudig gebruik van een kerk als een kans of als een noodzaak?
„Het besluit van een kerkelijke gemeente om tot meervoudig gebruik over te gaan, is altijd door noodzaak ingegeven. Onderhoudskosten voor oude kerkgebouwen vergen een actieve exploitatie om inkomsten te genereren. Dat het ook een kans kan zijn om het kerkgebouw zichtbaarder te maken, komt vaak pas later naar boven.”
U spreekt van „wrijving” die kan ontstaan bij meervoudig gebruik. Wat kwam u tegen?
„Twee werelden ontmoeten elkaar. Enerzijds die van het religieus erfgoed, het monumentale, en aan de andere kant de geloofsgemeenschap die in het gebouw samenkomt. Die twee verhouden zich niet altijd goed tot elkaar. Er ontstaat wrijving als het andere gebruik de eigen eredienst bemoeilijkt, bijvoorbeeld als de verlichting opeens anders is, of er staat een object in de weg tijdens de kerkdienst. De oorspronkelijke gebruikers hechten aan herkenbaarheid voor de kerkdiensten. Als die verstoord wordt, ontstaat er irritatie, gemopper, ongenoegen. Dan hoor je: „De stichting doet maar. Ze houden zich niet aan afspraken.” Vaak gaat het ook om een stuk gewenning. Over en weer. In de Oude Kerk in Amsterdam was een kunstproject waardoor heel de kerk van binnen rood kleurde. Dat leverde reacties op, maar later hoorde je de kerkgangers niet meer. En soms slaat het zelfs om in: „We zijn blij dat we hier onze vieringen kunnen blijven houden, dankzij de verhuur.”
Het liturgisch gebruik van oude stadskerken kan bij alle veranderingen gemakkelijk op de achtergrond raken, constateert Kuyk. „In boeken over monumentale kerken gaat het vaak om de bouwkundige bijzonderheden, de architectuur, het erfgoed. Terwijl de kerken primair zijn gebouwd voor erediensten.”
Hoe de kerk zich presenteert, hangt erg af van wie de gastheer is, zegt de onderzoekster. „Is de kerkelijke gemeente de gastheer, dan verwijst zij soms naar het Evangelie. Anders zal de aandacht vooral liggen op het gebouw als monument. Wie de eigenaar is, is erg bepalend, heb ik ontdekt. De juridische contracten zijn bepalend.”
Meervoudig gebruik leidt ook tot een andere indeling van het interieur, ziet Kuyk. „Als een kerk ook gebruikt wordt voor voorstellingen, kun je geen bastion van kerkbanken hebben staan. Dan moet er ruimte worden gecreëerd, flexibiliteit. Voor een dansvloer en diners.”Kuyk ziet dat door meervoudig gebruik kerk en religie zich „anders gaan verhouden” tot de samenleving en andersom. „Sommige kerken zijn heel lang gesloten geweest voor publiek. Ze waren alleen in gebruik bij een kerkelijke denominatie. Bij meervoudig gebruik krijgen de kerkgebouwen weer veel meer een publiek karakter, zoals het eeuwen geleden was. Dat vertaalt zich ook in aanpassingen aan het gebouw: een andere entree, een glazen pui. Meer openheid.”
Kerkgebouwen in Nederland zijn de laatste jaren vaker open, constateert zij. „Ze vervullen ook een nieuwe sociale functie. In coronatijd werden de kerken bijvoorbeeld vanwege de grote ruimte gebruikt. De Jacobikerk in Utrecht zette toen de deuren open voor mensen die in alle rust wilden werken of studeren. Kerkgebouwen zijn ook plaatsen waar mensen bij bijzondere gebeurtenissen samenkomen voor stilte en bezinning. Denk aan de gebedsbijeenkomsten voor Oekraïne aan het begin van de oorlog.”
Ook het rooms-katholieke verleden of gebruik in de prereformatie krijgt meer aandacht bij meervoudig gebruik stelt u. Hoe?
„Ik denk aan het branden van kaarsen, zichtbaar maken van oude muurschilderingen bij restauraties. Soms leidt het ertoe dat teruggegrepen wordt op oude gebruiken: er zijn kerken die het avondmaal in het hoogkoor zijn gaan vieren, refererend aan het opdragen van de mis in de tijd voor de Reformatie. Terwijl het koorgedeelte in het verleden soms bewust werd afgesloten of rommelhok was.”
Meervoudig gebruik leidt er ook toe dat de kerkelijke gemeenten anders naar hun kerkgebouw gaan kijken, concludeert Kuyk. „Doordat anderen in jouw ruimte komen, moet je ook anders naar je gebouw kijken.” Tegelijk ziet de promovenda een voorzichtige opstelling. „Een mooie illustratie daarvan zag ik op de site van de Amersfoortse Sint-Joriskerk. De hervormde wijkgemeente schrijft op haar website: „Een kerkgebouw is nog geen kerk… Het zijn de mensen die daar samenkomen en God zoeken die een gebouw tot een kerk maken. En die mensen dat zijn wij.” De nadruk op de kerk als gemeenschap van gelovigen is kenmerkend voor de protestantse manier waarop men naar kerkgebouwen kijkt.”
Als een kerkelijke gemeente staat voor de keus: afstoten of meervoudig gebruik, wat zegt u dan?
„Daar kan ik geen algemene uitspraak over doen. Het hangt af van de lokale situatie. Belangrijk is dat een gemeente zich realiseert dat meervoudig gebruik van het kerkgebouw betekent dat er met meerdere gebruikers rekening moet worden gehouden. Voor een gevarieerd gebruik is de laatste tijd wel meer oog gekomen, ook bij erfgoedspecialisten. Denk ook aan de kerkenvisies die in veel plaatsen zijn opgesteld in samenspraak tussen de overheid en de kerkeigenaren.”