Tijs Huisman leest elke dag een stukje uit het werk van Bonhoeffer
Schoorvoetend stemt kunstenaar Tijs Huisman toe met een interview. Hij vindt zich niet zo’n verwoed lezer. Beschouwt zich als enigszins oppervlakkig. Hoewel zijn boekenkast –bij nader onderzoek– toch wel wat titels oplevert waarover hij nog steeds nadenkt. Gaat het over kunst, dan kan zijn gedachtewereld een hoge vlucht nemen.
Tijs Huisman (76) is kunstenaar. En weduwnaar. Beide zaken bepalen zijn leven. „Het eerste is nog steeds een genot, het tweede blijft een verdrietig gemis.” Als kind hing Tijs al wat naar de artistieke kant; tekende veel, was geïnteresseerd in kunst en verzot op het traporgeltje. „Vader was, veel meer dan ik, een verwoed lezer. Op hoge leeftijd kocht hij nog ”De eeuw van mijn vader” van Geert Mak. Las boeken over kunst, was gek op gedichten: van Revius tot Lucebert. Mijn moeder was vooral lief en zorgzaam. Boeken waren aan haar niet zo besteed. Wel was zij dol op mijn orgelspel. Ik kon in die tijd al vingervlug spelen en dat was voor haar voldoende bewijs van mijn vermeende virtuositeit. Op verjaardagen vroeg zij nogal eens: Toe jongen, geef nog eens een orkest.”
Een opleiding in kunst of muziek was voor Tijs echter niet aan de orde. Hij moest maar liever schoolmeester worden. „Zo ging ik met vader naar het Goudse flatje van mijnheer Kuijt. „Heb je een roeping tot schoolmeester”, vroeg de Driestardirecteur. Ik antwoordde ontkennend. „Nee? Nou, dat komt dan nog wel.””
De kweekschool combineerde Huisman met de opleiding voor de LO-tekenakte. Daarin gestimuleerd door docent en kunstenaar Jan van den Berge. Tussen hem en Tijs zou een blijvende band ontstaan. En lezen? „Dat kwam eigenlijk pas op de kweekschool.”
1.
Iela Mari: De rode ballon
„Ik gaf al les in kunstzinnige vorming op de Driestar toen ik ”De rode ballon” in handen kreeg. Het is een prachtig getekend prentenboekje, zonder tekst. Het gaat over een rode ballon die gaandeweg van vorm verandert. Er komt, zonder aanwijsbare oorzaak, een touwtje aan. Er komt een deuk in, hij krijgt de vorm van een vrucht. Die barst uit in de contouren van een vlinder, die weer de vorm van een bloem aanneemt. Ten slotte is de ballon een paraplu geworden. Ik hield die meiden van de kleuterkweek voor dat dit boekje een goed voorbeeld is van creativiteit. Ze moesten leren steeds nieuwsgierig te zoeken naar nieuwe vormen, alert zijn op elke interessante mogelijkheid die zich voordoet. Ben je niet paraat maar onverschillig, dan gaat veel aan je voorbij, ook in de klas. Ze moeten –ik leen het woord van mijn schoonzoon– ogig zijn. In de ballon in dit kleuterboekje zie ik ook een symbool van het leven. De mens die steeds verandert bij het ouder worden. Nu ik ook zelf een en ander geleerd heb in het leven (weten komt langzaam), ervaar ik een diepe ontroering bij het opnieuw ‘lezen’ ervan.”
2.
Judith Herzberg: Doen en laten
„Dichten is steeds dichter op elkaar zetten. Steeds eenvoudiger, steeds compacter. Dat doe ik in mijn vak ook. Schilderijen en beelden hebben ook dat verdichten, dat typeren en dat raken. Zodat het ook resoneert. Anders heeft het geen recht van bestaan en ontstaat er geen communicatie. Die wisselwerking is belangrijk in kunst.
Judith Herzberg maakt het alledaagse bijzonder door het te benoemen. „Iemand om aan te vertellen wat niet belangrijk is.” Ik leef hier nu alleen, weggestopt in het landelijk gebied van Het Beijerse. En als ik een boodschapje heb gedaan en thuiskom is er niemand om aan te vertellen wat ik heb meegemaakt. De kletsdingetjes, onbelangrijk, soms alleen grappig. „Het regent”, dicht Herzberg, „en niemand om aan te vertellen hoe nat ik ben/ Niemand om te vertellen dat mijn nieuwe schoenen nu al lek zijn.” Dat spreekt mij in alle ontroerende simpelheid aan. Zo hebben samengebalde zinnen een troostende werking. Zoals dichterlijke zinnen soms ook pijn kunnen doen.”
3.
Regnerus Steensma: Psalmen en gezangen voor den eeredienst der Nederlandsche Hervormde Kerk (1938)
„Een prachtig bundeltje van psalmen en gezangen. Ik heb er veel gelezen en kwam ook een citaat van Jan Scharp (1756-1828) tegen: „…dwaas de mensch die verliefd op alles wat oud is, alles wat nieuw is, daarom alleen verwerpt (…) en het onmogelijk oordeelt dat ’t oude in zijne dagen zou kunnen verbeterd worden.” Wat hebben wij toch gedaan met al die schitterende gezangen! Het een paste er niet bij, het ander was niet rechtzinnig, en dit of dat klopte ook niet. Krampachtig houden we vast aan het oude. De ratio, het verstand zit ons danig in de weg. Maar geloof en hoop zíjn gelukkig niet kloppend te maken. Genade al helemaal niet. De voorrede in de bundel eindigt zo bescheiden: „…ondanks zijn gebreken, ertoe moge bijdragen dat God, Vader, Zoon en Heilige Geest, door onze kerk steeds zuiverder en inniger worde geprezen.” Dat is voor ons een les; de samenstellers waren ook mensen met integere bedoelingen. Dan past ons geen hooghartig afwijzen. Mijn vader – in mijn jeugd discussieerde hij veel over de leer, maar aan het eind van zijn leven liep ook hij met vragen en onzekerheden. Niet over zijn God, wel over onze kerkelijke zelfoverschatting. Dan zuchtte hij: Ach, ach, we hebben het allemaal zo onder de knie…”
4. Herman Emiel Mertens: Schoonheid is Uw Naam
„Soms draag je een boekje mee het leven door. Niet omdat het je antwoorden geeft, maar omdat de vragen je bezig blijven houden. Hoe religieus is religieuze kunst? Wat is het verschil tussen religieuze en christelijke kunst. Wanneer is kunst werkelijk tot eer van God? Kan het genieten van kunst een weg zijn tot christelijke geloofservaring? Het is een zoektocht naar afdoende antwoorden. Een schilderij met een religieuze voorstelling maakt het werk nog niet christelijk. Het gaat hier over het expliciete en het impliciete. Het grondgevoelen moet religieus zijn, in die zin dat het geworteld moet zijn in respect voor de mens en het geschapene. Zoals dat in de natuur zo overweldigend op je vallen kan en je alleen maar kunt stamelen en vooral dankbaar kunt zijn voor de schoonheid waarin God Zich openbaart. We zien nooit uitsluitend wat we zien. Het zien schept, het zien verenigt, maar vooral, het bootst zichzelf uit. Het religieuze en het esthetische hebben veel met elkaar te maken.”
5.
Dietrich Bonhoeffer: Brevier
„Dagelijks lees ik een stukje uit het werk van Bonhoeffer. Hij is zo heil verkondigend. En waarschuwend, dat zeker ook. Zo vaak zeg ik: Dank je wel, Bonhoeffer, je hebt het niet alleen goed gezegd tegen Tijs, het mag ook mijn hart raken. Bonhoeffer boetseert als een kunstenaar de woorden en de Geest verbindt ze aan mijn hart. Zo ervaar ik dat. Vijftig jaar geleden las mijn vader al onbevangen werk van Bonhoeffer en nu zou het verdacht zijn? Ik vertrouw deze dienstknecht en aanvaard hem. Dat vertrouwen is niet alleen gebouwd op wat hij schrijft, maar ook op wat hij uitleefde. Zijn woorden worden steeds sterker als je ze plaatst tegen de achtergrond van zijn leven.”
6.
Lia Huisman: Schriftjes en agenda’s
„Ik ontmoette Lia voor het eerst op het station van Gouda. Tenminste, ik zag haar. Ze leunde tegen de kiosk. Een prachtig meisje met bruine ogen, suède jasje aan, een tasje nonchalant over haar schouder. Drie keer liep ik om de kiosk heen, maar ze keek me slechts vernietigend aan. Wel, met dat meisje ben ik 42 gelukkige jaren getrouwd geweest. Tien jaar geleden werden we weer van elkaar gescheiden. Ze liet onder meer agenda’s en schriftjes van meer dan veertig jaar na. Het zijn slechts aantekeningen, niet zo diep inhoudelijk. Maar wat er staat is wel geschreven door mijn vrouw! Ik lees er haar zorg in voor het gezin, de liefde voor de kinderen en mij. Het wakkert mijn herinnering aan van die laatste moeilijke weg, die zij zo dapper ging. In dat volle vertrouwen Thuis te komen. In die boekjes ervaar ik een samenballing van de aanwezigheid van mijn vrouw. Dat op zichzelf geeft een feestelijk gevoel. Zelfs alleen al bij het zien van de agenda’s, kan zij ineens zeer nabij zijn. Het gemis is en blijft zo onnoemelijk groot. Maar even groot is bij tijden mijn dankbaarheid. Ik mag nog zo veel hebben; de herinneringen, mijn kinderen, gezondheid, omgang met mensen, mijn beeldend bezig zijn. Alle dagen ervaar ik de zorgende hand van God. Soms rijd ik hier over de landweggetjes tussen de weilanden. Dan laat ik het stuur van mijn fiets even los. Dan gaan mijn handen omhoog en vanuit het diepst van mijn lijf breekt er iets open. Een luide hartenkreet. Halleluja!”
-—
Tijs Huisman
Tijs Huisman (1945) werd geboren in Gouda. Na basisschool en mulo volgde hij de opleiding tot onderwijzer op de Driestar. Tegelijk haalde hij zijn LO-akte tekenen. Later volgden kunstopleidingen in Rotterdam, Amersfoort en Tilburg. Hij gaf les in Alblasserdam en daarna op pabo de Driestar. Enkele generaties reformatorische onderwijzers doceerde in kunstzinnige vorming. In 1963 trouwde hij met Lia van Harten uit Lunteren, die in 2012 overleed. Het echtpaar kreeg vier kinderen. Huisman is lid van de gereformeerde gemeente in Nederland in Gouda (Stationsplein) en voorzitter van de vereniging KORF, de kring van reformatorische kunstenaars.
www.rd.nl/uitboekenkast