Prof. Van Zanden: Loongolf is net wat we nodig hebben
In de jaren 70 was niet alleen de inflatie historisch hoog, er heerste ook krapte op de arbeidsmarkt en er stond een overambitieus kabinet in de startblokken. Er zijn duidelijke parallellen, constateert hoogleraar Jan Luiten van Zanden, die denkt dat bedrijven een deel van de oplossing kunnen zijn voor het koopkrachtvraagstuk.
Anno 2022 valt met regelmaat de verwijzing naar vijftig jaar geleden. Bijvoorbeeld als het gaat om inflatie. Afgelopen maand bereikte ons land in dat opzicht een nieuwe mijlpaal. De prijzen lagen in augustus 12 procent hoger dan een jaar eerder. Zo bont was het zelfs niet in de jaren 70. De hoogste inflatie ooit gemeten stamde tot augustus dit jaar uit januari 1975. Toen was de inflatie 11,1 procent.
Destijds kwam de stijging van het algemeen prijspeil in de eerste plaats voort uit de krapte op de arbeidsmarkt, schetst Van Zanden, hoogleraar economische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. In de jaren 50 en 60 was er volop mankracht nodig voor de wederopbouw van Nederland. Met als gevolg dat er een hele krappe arbeidsmarkt ontstond. Vakbonden profiteerden daarvan en hadden een sterke onderhandelingspositie. Zij konden stevige loonstijgingen afdwingen. In vrijwel alle cao’s waren bepalingen opgenomen dat de lonen ieder jaar net zo veel zouden stijgen als de prijzen. Ondernemers konden dat niet opbrengen zonder tussentijds de prijzen te verhogen. De kettingreactie aan loon- en prijsstijgingen die vanaf begin jaren 70 tot en met begin jaren 80 aanhield, staat in leerboeken economie ook wel bekend als de loon-prijsspiraal.
De arbeidsmarktkrapte was niet de enige aanjager van de inflatie. Zowel in 1973 als in 1979 deed zich een oliecrisis voor. De olieprijzen lagen voorafgaand aan de oliecrises op een laag niveau, vertelt Van Zanden. Begin jaren 70 wisten olieproducerende landen verenigd in de OPEC een akkoord te bereiken over een hogere handelsprijs. Later volgden productiebeperkingen en een olieboycot voor onder meer Nederland vanwege de Jom Kippoeroorlog. „De oliecrises speelden een rol, maar waren incidenten”, beoordeelt Van Zanden de impact ervan op de inflatie in de jaren 70.
Hij wijst verder op het einde van Bretton Woods begin jaren 70. De internationale monetaire afspraken zorgden tot dan toe zowel voor vaste wisselkoersen als voor de mogelijkheid om dollars in te wisselen voor goud. Doordat de Verenigde Staten vanwege de Vietnamoorlog besloten vele dollars bij te gaan drukken hielden de afspraken niet langer stand. Ook deze ontwikkeling was een „motor” voor de inflatie in de jaren 70, aldus Van Zanden.
Onder meer als het gaat om het tekort aan werknemers is er raakvlak met de tijd waarin we ons nu bevinden, constateert de hoogleraar economische geschiedenis. „Er is al enkele jaren sprake van krapte op de arbeidsmarkt. Maar, die schaarste heeft nauwelijks geleid tot stevige loonstijgingen. Werknemers zijn veel minder dan vijftig jaar geleden in staat om hogere lonen af te dwingen. Dat komt mede omdat de arbeidsmarkt is geflexibiliseerd. Het aandeel werknemers dat een vast contract heeft, is door de tijd geslonken.”
Kentering
Van Zanden bespeurt in de huidige cao-onderhandelingen een voorzichtige kentering in de verhoudingen, in het voordeel van de werknemers. Hij verwijst naar het recente akkoord tussen de Nederlandse Spoorwegen en vakbonden. Zij kwamen een loonsverhoging van 9,25 procent overeen, inclusief twee extra eenmalige uitkeringen van 1000 euro. „Daarmee lijkt het taboe op forse loonsverhogingen verdwenen”, aldus de hoogleraar. „Het valt te verwachten dat er ook in andere sectoren salarisverhogingen van dit kaliber zullen volgen.”
Dat roept de vraag op in hoeverre vakbonden met de uitonderhandelde salarisverhogingen de weg vrijmaken voor een herhaling van de loon-prijsspiraal in de jaren 70. „Dat is moeilijk te voorspellen”, zegt Van Zanden. Het hangt volgens hem van de ontwikkelingen op de energiemarkt af. De minister voor Klimaat en Energie werkt bijvoorbeeld aan het vullen van de gasopslagen. Ook op Europees niveau liggen er voorstellen met betrekking tot de energiemarkt. „Als door politieke ontwikkelingen de rust terugkeert, kan de inflatie weer afnemen tot het oude niveau. Zo daalde de gasprijs de afgelopen weken met 40 procent. Tegelijkertijd is het zo dat als de energieschaarste nog enkele jaren duurt, de inflatie ook nog wel een tijdje hoog zal zijn. Zo geredeneerd, kan een energiecrisis de aanleiding zijn voor een loonprijsgolf.”
Ook als het gaat om geldpolitiek ziet Van Zanden overeenkomsten met de jaren 70. Destijds had het einde van Bretton Woods consequenties voor het monetair beleid. Anno nu zijn de rentes tot een extreem laag niveau gedaald door het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). Voormalig ECB-president Mario Draghi maakte met zijn beruchte „whatever-it-takes”-uitspraak de weg vrij voor goedkoop geld. Overigens is het Amerikaanse en Japanse geldbeleid van hetzelfde laken een pak, merkt Van Zanden op. „Zeer lage rentestanden brengen risico’s met zich mee. Zolang de rente zich op het huidige niveau bevindt, is het lastig om de inflatie af te remmen. Daarbij komt dat er een kans bestaat dat in het najaar een recessie zich voordoet. Als dat gebeurt, zit de centrale bank klem.”
Dan de politiek. Toen Van Zanden het coalitieakkoord van Rutte IV onder ogen kreeg, vond hij dat met één kabinet te vergelijken. Dat van PvdA’er Joop den Uyl, die van 1973 tot 1977 de scepter zwaaide in het Haagse. In een column in een economenblad schreef hij daarover dit voorjaar: „Is nu met Rutte IV dan toch het tweede kabinet-Den Uyl aangetreden, dat er in de jaren zeventig niet van gekomen is?”
Impuls
Beide kabinetten wilden bij de aftrap van hun regeerperiode de overheidsfinanciën een stevige impuls geven. Van Zanden onderbouwt zijn parallel met cijfers. Het regeerakkoord van het kabinet-Den Uyl voorzag in extra uitgaven van dertien miljard gulden, zo’n 8 procent van de omvang van de nationale economie. De bijna tachtig miljard euro die Rutte IV voornemens is deze kabinetsperiode extra uit te geven, gaat daar met ruim 8 procent zelfs nog iets overheen.
Koopkracht stond destijds ook op de politieke agenda, „maar niet zo uitgebreid als nu”, merkt Van Zanden op.
Keerpunt
De inflatie hield in de jaren 70 een decennium lang aan. Pas begin jaren 80 kwam er een keerpunt. Het was vanaf toen weliswaar gedaan met de aanhoudende prijsstijgingen, maar de economie kwam in zwaar weer terecht. Economische groei veranderde in krimp; de werkloosheid liep snel op, net als het overheidstekort.
Van Zanden denkt niet dat zo’n scenario de enige uitweg is, als de inflatie wat langer aanhoudt. „Allereerst, zover is het nu nog niet. We zitten nog niet in een situatie van voortdurende inflatie. Het is denkbaar dat we te maken hebben met een incidenteel probleem.”
De hoogleraar economische geschiedenis ziet een groot verschil in hoe het bedrijfsleven er toen voorstond. „De rentabiliteit van bedrijven stond onder druk. Daarom liep de werkloosheid zo hard op. Bedrijven gingen als gevolg van de economische neergang massaal over de kop. Nu kunnen veel bedrijven zich een salarisverhoging gemakkelijk permitteren. Een eenmalige loongolf is eigenlijk wat we nodig hebben.”