Kritiek op tegemoetkoming om mest
In de Tweede Kamer klonk dinsdagavond kritiek op de regeling van het kabinet voor boeren die de dupe zijn van de afbouw van de zogeheten derogatie.
Vorige week werd bekend dat de uitzondering op de Europese norm voor gebruik van dierlijke mest naar alle waarschijnlijkheid tot 2026 stapsgewijs wordt afgebouwd. Het kabinet kondigde een „transitietegemoetkomingsregeling” aan. Hiervoor is maximaal 130 miljoen euro beschikbaar. CDA-Kamerlid Derk Boswijk noemde de regeling „een pleister op een hele grote gapende wond.” Volgens hem zijn er boeren die door het afvoeren van mest en het aanvoeren van kunstmest met een kostenpost van 30.000 euro te maken hebben, en soms „veel meer.”
De regeling moet ervoor zorgen dat grasland behouden blijft, wat goed is voor de waterkwaliteit. Boswijk kan zich echter voorstellen dat er gevallen zijn waarin de regeling niet interessant is voor boeren, of dat boeren na afloop van de regeling alsnog hun grasland opgeven. De CDA’er is somber over de regeling: „Ik denk dat het helemaal niet gaat werken, eerlijk gezegd.”
Waarnemend landbouwminister Carola Schouten erkende dat er geen sprake is van volledige compensatie.
Ook GL-Kamerlid Laura Bromet was kritisch. „We hebben een tijdelijke regeling en ik geloof daar gewoon niet in.” Schouten zei dat de regeling het kabinet tijd geeft om voorstellen te doen voor de periode erna. Vorige week schreef oud-minister Henk Staghouwer dat het kabinet gaat onderzoeken hoe het behoud van grasland kan worden geborgd in de tijd tussen de afloop van de derogatie en de wettelijke verplichting voor een permanent aandeel grasland.
PvdD’er Leonie Vestering vroeg of het niet zo is dat met de regeling „de vervuiler” wordt betaald.