Prof. Van den Belt voor ambtsdragers GB: Het moet niet te gezellig worden in kerk
Wordt bij het huisbezoek nog voldoende beseft dat het gaat om het behoud van zielen? vraagt prof. dr. H. van den Belt zich af. „Wordt het niet te gezellig?”
Prof. Van den Belt, hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, sprak dinsdagavond in het kerkelijk centrum Sion te Rijssen. Dat gebeurde ter gelegenheid van een ambtsdragersontmoeting die was georganiseerd door de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland. Deze dinsdag en een week later vinden twaalf van dergelijke bijeenkomsten plaats, verspreid over heel Nederland.
Het thema ”Ik zie naar je om” staat centraal tijdens de jaarlijkse bijeenkomsten. Het gaat dit jaar in het bijzonder over het huisbezoek, een kenmerkend fenomeen van de calvinistische traditie. De laatste tijd komen er signalen dat het huisbezoek onder druk staat. Prof. Van den Belt constateerde aan het begin van zijn toespraak dat het huisbezoek er de laatste tijd ongemerkt bij in lijkt te schieten. „Hebben de kerkenraden er nog zicht op?” vroeg hij zich af.
Oorlogspad
Vanuit 1 Petrus 5 ging hij vervolgens in op het belang van het huisbezoek. Een van de waarden ervan is volgens hem het toerusten tot de geestelijke strijd. „De ouderling of bezoeker gaat bij elk pastoraal bezoek op oorlogspad. Er is een geestelijke strijd gaande, waarbij de geestelijke wapenrusting nodig is.”
Het gaat daarbij niet om algemeenheden, aldus de hoogleraar. „Je moet weten wat er in de gemeente aan de hand is. Het is nodig om te zijn op de plaats waar de briesende leeuw rondgaat. Misschien zijn dat wel de jongeren die niet meer naar de catechisatie gaan. Het kan nodig zijn om een jongere te vragen waarom die nog geen belijdenis van het geloof doet, zoals dat in de kerk van de Reformatie gebeurde.”
De hoogleraar verzuchtte: „Ik ben weleens bang dat het te gezellig wordt in de kerk, in die zin dat het urgentiebesef niet groot genoeg is. Het is nodig om waakzaam te zijn. Het gaat om het behoud van zielen.”
De voormalige gemeentepredikant stelde voor om wat minder kerkenraadsvergaderingen te houden waarop alle kerkenraadsleden aanwezig zijn en wat meer te vergaderen met alleen de ouderlingen en de bezoekbroeders om te praten over wat er speelt in het pastoraat. Daarbij moeten de actuele gevaren onderkend worden.
Gezag
Prof. Van den Belt vindt dat de kerkenraad niet al te afwachtend moet zijn als er zich ontwikkelingen aandienen om vervolgens de kant te kiezen van de meerderheid. „Het gaat erom de Heere Jezus te volgen.”
De kerkenraad mag volgens hem zich bewust zijn van zijn gezag, al zou hij het woord ”onderdanigheid” van de gemeenteleden voor deze tijd liever vervangen door de term ”inschikkelijkheid”. Van de gemeente wordt die inschikkelijkheid verwacht, maar ook van de ouderling op huisbezoek. Prof. Van den Belt verwees daarbij naar de Petrusbrief, waar het woord onderdanigheid voor eenieder gebruikt wordt.
Het pastoraat is, aldus prof. Van den Belt, ook belangrijk omdat het een herinnering is aan de relatie met God. „De gemeente hoort Hem toe. Als een predikant het heeft over „mijn eerste gemeente” is dat on-Bijbels taalgebruik.” Het huisbezoek is ook een aansporing om te verlangen naar de grote dag van de Heere Jezus. „Als we dat perspectief voor ogen houden, hebben we ook het lef en de moed om waar het schuurt en spant de boodschap te brengen: „Wij zijn van de Heere”.”