In de Duitse stad Karlsruhe heeft van 31 augustus tot en met 8 september de elfde assemblee plaats van de Wereldraad van Kerken (WCC). Na ruim vijftig jaar wordt de in principe achtjaarlijkse vergadering weer gehouden in Europa. In 1968 huisvestte Uppsala (Zweden) de laatste bijeenkomst op dit continent.
Het thema van de elfde assemblee luidt ”De liefde van Christus beweegt de wereld tot verzoening en eenheid”. Het is de eerste keer dat het woord ”liefde” deel uitmaakt van het thema van een assemblee (het hoogste bestuursorgaan van de Wereldraad). De keuze hiervoor is ingegeven door fundamentele vragen over de manier waarop de mens de aarde bewoont, de gevolgen van de klimaatverandering, de toenemende economische en raciale ongelijkheid, de geopolitieke conflicten en de wereldwijde coronapandemie. Deze laatste bracht onder meer de negatieve effecten van de globalisering aan het licht en heeft de angst en onzekerheid voor de toekomst aangewakkerd. Tegenover de machten van vernietiging en zonde in deze gebroken en gefragmenteerde wereld benadrukt het assembleethema „de liefde van Christus voor deze wereld.”
Op de agenda staan 23 plenaire, oecumenische bijeenkomsten. Die variëren van kerkelijke en theologische thema’s, zoals discipelschap, eenheid, zending en vrijheid van godsdienst, tot meer maatschappelijke thema’s, zoals vrede en gerechtigheid, mensenrechten, de verwerking van het slavernijverleden en de strijd tegen klimaatverandering.
Op 1 september start het ”Seizoen van de schepping”, onder het motto ”luisteren naar de stem van de schepping”. „Een historische en laatste goddelijke oproep tot een ecologische bekering”, zo vat dr. Louk Andrianos, verantwoordelijke voor dit project, samen. „De aarde is ziek als gevolg van de zonden van de mensen.”
Ook geopolitieke thema’s zullen aan de orde komen, zoals de oorlog in Oekraïne en de conflicten in het Midden-Oosten. Het hart van de assemblee –die plaatsvindt in de Messe (congrescentrum) in het centrum van Karlsruhe– klopt in de zaal van de ”Brunnen” (bronnen), een ontmoetingsplatform waarin tientallen kerken en organisaties uit de gehele wereld in lezingen en workshops hun ideeën presenteren.
Schaduw
De oorlog in Oekraïne legt een schaduw over de aanwezigheid van de orthodoxe kerken, een belangrijk segment van de afgevaardigden. Met name de losmaking van de onder het Moskouse patriarchaat vallende Oekraïense kerk (UOK-MP), drie maanden na de Russische inval in Oekraïne, heeft kwaad bloed gezet in de Russisch-Orthodoxe Kerk. De losgemaakte kerk wil een dialoog aangaan met de in 2018 opgerichte autocefale (zelfstandige) Oekraïens-Orthodoxe Kerk (OKU). Deze wordt inmiddels erkend door onder meer de oecumenische patriarch van Constantinopel, Bartholomeüs, die het ereprimaat heeft van de 300 miljoen orthodoxe christenen wereldwijd.
Moskou ziet zichzelf als het derde Rome, naast Constantinopel (nu Istanbul) en Rome. De poging van Bartholomeüs om de beide orthodoxe kerken in Oekraïne te verenigen en zijn openlijke afwijzing van de oorlog met Oekraïne schoten de Moskouse patriarch Kirill in het verkeerde keelgat.
Ongeveer vijftig vertegenwoordigers van twintig orthodoxe en oosterse lidkerken van de Wereldraad hielden in juni in Agia Napa (Cyprus) een pre-assemblee. Het belangrijkste doel hiervan was het verwoorden van de (oosters-)orthodoxe visie op het thema van de assemblee. In hun communiqué definieerden de orthodoxe kerken verlossing als de herschepping en het herstel van de mensheid en de hele schepping. De bijeenkomst eindigde met een verklaring waarin de oorlog met Oekraïne unaniem werd veroordeeld.
De Russisch-Orthodoxe Kerk zal met 22 personen in Karlsruhe aanwezig zijn, afkomstig uit diverse regio’s van Rusland en andere landen. Dat gebeurt niet meer onder leiding van metropoliet Hilarion van Volokolamsk, voorzitter van de afdeling externe kerkelijke relaties van het patriarchaat van Moskou. Deze is in juni door Poetin ontslagen, weggepromoveerd naar Hongarije en vervangen door een vertrouweling van patriarch Kirill, de metropoliet Antony de Chersonèse. Kirill uit Moskou zal geen deel uitmaken van de delegatie, zegt Marianne Ejdersten, communicatiehoofd van de Wereldraad, desgevraagd. „Alleen met een bijzondere opdracht is een patriarch aanwezig en die heeft hij niet gekregen.”
Het kan zijn dat Kirills omstreden positie hem ervan weerhoudt om naar Karlsruhe af te reizen. Hoe dan ook, de Russische patriarch neemt begin september wél deel aan een interreligieuze bijeenkomst in Nur-Sultan, de hoofdstad van Kazachstan, waar ook paus Franciscus aanwezig zal zijn. Waarnemers achten de kans groot dat ze elkaar daar zullen spreken, na hun eerste –historische– ontmoeting in Cuba in 2016.
Binnen de Wereldraad was er de voorbije maanden een fel debat over de vraag of de delegatie van het Russisch-orthodoxe patriarchaat geweerd moest worden. Onder anderen Rowan Williams, voormalig anglicaans bisschop van Canterbury, riep hiertoe op. De Wereldraad vindt het echter veel beter in dialoog te blijven. Binnen de orthodoxe wereld heeft de houding van het patriarchaat van Moskou voor grote verdeeldheid gezorgd en raakt Kirill steeds meer geïsoleerd. Maar ook daar blijven de kerkgemeenschappen met elkaar in gesprek.
Zichtbare eenheid
De Wereldraad van Kerken blijft vasthouden aan het doel van zichtbare eenheid van de kerken. De kerk heet een ‘voorproefje’ van de verzoening van deze wereld met God, de eenheid van de mensheid en de hele schepping, zo is in diverse stukken te lezen. „De kerk deelt in de eenheid in het hart van God en biedt zichzelf aan als een eschatologisch teken en dienaar van de beloofde eenheid van Gods vervulde en verheerlijkte schepping.”
In zichzelf gekeerde en gesloten kerkelijke gemeenschappen worden, aldus de Wereldraad, door de „verrezen Christus” opgeroepen om „gezonden” te worden naar „de publieke en open ruimten van de wereld.” Sinds de vorige assemblee, in het Zuid-Koreaanse Busan, is de gemeenschappelijke roeping van de kerk onder woorden gebracht als een „pelgrimage van gerechtigheid en vrede.”
De discussie over het rapport ”De Kerk – op weg naar een gemeenschappelijke visie”, aanvaard in Busan, wordt verder voortgezet na het ontvangen van reacties van de lidkerken op het rapport. Opvallend is dat het aantal reacties uit de Derde Wereld gering is. De doorgaans laagkerkelijke en evangelicaal georiënteerde gemeenschappen uit deze contreien hebben weinig interesse in zware ecclesiologische discussies over ambt en sacramenten.
In het rapport over de kerk zet de Wereldraad uiteen wat het wezen van de kerk is en wat de blijvende obstakels zijn voor eenheid. De kerk als plan van de Drie-enige God tot heil en verzoening van de mensheid, wat zich weerspiegelt in het huidige thema. De kerk is er niet voor zichzelf, maar is vanuit haar wezen missionair gericht op de hele mensheid, zodat mensen weer kunnen beantwoorden aan hun oorspronkelijke bedoeling, waartoe zij zijn geschapen.
Het document is een vervolg op het grondleggende document over ”Doop, eucharistie en ambt”, een verklaring van de commissie voor geloof en kerkorde (Faith and Order) van de Wereldraad in 1982, beter bekend als het BEM- (naar de Engelse uitgave) of Lima-rapport (naar de plaats van bijeenkomst in Lima in Peru). Er zijn op het punt van de doop en eucharistie in het verleden overeenkomsten bereikt. Met name op het punt van de doop is dat het geval. Daarvan getuigt ook de dooperkenning die onder auspiciën van de Raad van Kerken is bereikt. Op het punt van de eucharistie is het geen gelopen race, omdat de Rooms-Katholieke Kerk vasthoudt aan haar visie dat er alleen in haar kerk sprake is van een echte kerk, omdat daarin de „eucharistische volheid” is bereikt.
Tijdens de assemblee in Porto Allegre (2006) bleek dat de zogeheten institutionele oecumene zich in een diepe crisis bevindt. De structuren zijn niet meer toereikend om de contacten tussen kerken te integreren. Vooral in de Derde Wereld trekken nieuwe kerken zonder strakke organisatie en met een grote nadruk op geloofsbeleving steeds meer leden uit traditionele kerken aan. Steeds meer kerken beschouwen de oecumenische beweging hoogstens als een forum of plaats om elkaar te ontmoeten. Er heerst in toenemende mate de overtuiging dat oecumene geworteld moet zijn in het leven van mensen en niet van buitenaf door instituties kan worden ontwikkeld.
De nadruk in Karlsruhe ligt nu op een „spirituele oecumene” of „oecumene van het hart”, zo staat te lezen in diverse documenten. Streven naar eenheid moet niet alleen intellectueel, institutioneel en formeel zijn, maar ook gebaseerd zijn op wederzijdse relaties, gemeenschappelijk gebed en, bovenal, op liefde. De Wereldraad verkiest daarom liever het woord ”gemeenschap” (koinonia) boven ”eenheid” om daarmee het geestelijke aspect van de eenheid te onderstrepen. Er is een beweging gaande om meer het samen wandelen (pelgrimeren) en bidden te beoefenen, dan het opstellen van formele overeenkomsten. Tegelijkertijd blijft de behoefte om de criteria voor de eenheid te verwoorden, vooral met betrekking tot ethische kwesties.
Imago
De Wereldraad heeft in de reformatorische gezindte geen betrouwbaar imago. Gebruikte typeringen zijn vaak: liberaal, politiek, maatschappelijk eenzijdig en horizontaal, om van het –verdachte– begrip oecumene nog maar niet te spreken. Fel waren indertijd de intern-kerkelijke discussies.
De Wereldraad heeft deze verdachte sfeer in het verleden terecht opgeroepen. In de jaren zestig verbond de raad zich met theologieën waarin bevrijding en dialoog hoog genoteerd stonden. Tekenend voor de verandering waren de bijeenkomst over kerk en samenleving (”Church and Society”) in 1966 en het in 1968 in Uppsala gelanceerde programma ter bestrijding van racisme (PCR).
De Wereldraad heeft met name na de assemblees van Uppsala (1968) en Nairobi (1975) zijn focus gericht op het tegengaan van onrechtvaardige structuren in de samenleving, zoals die zich uiten in armoede, sociale ongerechtigheid, verdrukking. Het was het gevolg van een toenemende invloed van kerken uit de Derde Wereld die in de periode van dekolonialisatie te maken hadden met een toenemende kloof tussen rijk en arm. Zelfs het woord ”ketterij” werd gebruikt op het terrein van de ethiek, zoals in Uppsala: „Het is de roeping van de kerk te werken aan een wereldomspannende verantwoordelijke samenleving en mensen en volken op te roepen tot berouw. Wie zelfgenoegzaam is tegenover de nood der wereld maakt zich schuldig aan praktische ketterij.”
Het accent op de dialoog deed ook lang niet altijd recht aan de uniciteit van het christelijk geloof. Geen wonder dat behoudende protestanten zoals Peter Beyerhaus (in Busan nog aanwezig als kritische toeschouwer) de Wereldraad bekritiseerden als te horizontaal gericht.
Toch wil de Wereldraad vasthouden aan de uniciteit van Jezus Christus en Zijn verzoenend werk als centrum van de kerk. Kanttekening daarbij is dat de organisatie tegelijkertijd heeft gesteld dat er geen grenzen mogen worden gesteld aan het verlossende werk van God in de wereld. In de dialoog zoekt men naar sporen van waarheid in andere religies. Juist vanuit de oosters-orthodoxe kerken wijst men op de kosmische reikwijdte van de Heilige Geest.
Het zijn echter ook deze laatste kerken die veel waarde hechten aan de traditionele dogma’s, zoals de Drie-eenheid, de Godheid van Jezus, enzovoorts. Samen met de kerken in Afrika en Azië, die veelal missionair bewogen zijn, wordt de Wereldraad ervan weerhouden om in een al te vrijzinnig vaarwater te raken. De Wereldraad kwam in het verleden vergaand tegemoet aan klachten van de orthodoxe kerken, die dreigden op te stappen als de in hun ogen vrijzinnige westerse protestantse kerken met stokpaardjes als homoseksualiteit, de positie van vrouwen in de kerk en ‘linkse’ maatschappijkritiek de agenda zouden blijven domineren.