De hordenloop naar het eindpunt | Chris in volle vaart #8
Over de weg rijdt meneer Den Hertog nog steeds op zijn fiets, zo nu en dan aanwijzingen gevend. Naast me peddelt Maaike. En vanmiddag neemt Cornell Heutink, mijn werkgever, de peddel van haar over. Aan gezelschap en meeleven heb ik deze laatste dag bepaald geen gebrek. Maar dat betekent niet dat alles zonder slag of stoot gaat.
De route richting de A325, de snelweg tussen Arnhem en Nijmegen, is vrij eenvoudig. Er zijn geen stuwen of andere obstakels. Alles verloopt voorspoedig. Er werd regen verwacht, maar na 11 uur is het vrijwel droog. Langzaam peddel ik voort, met boerin Maaike Meuleman naast me. Ze is overduidelijk een grotere kenner van het buitenleven dan ik. „Kijk daar, een visdief”, wijst ze. Even later zien we ook een stern en een blauwe reiger.
Half een is het als we op de A325 stuiten. Doorvaren is onmogelijk. De kajak over een viaduct slepen is de enige manier om de rest van de Linge te bereiken. Geen gemakkelijke klus; in totaal moet er bijna 800 meter gesjouwd worden. Gelukkig is meneer Den Hertog er, met zijn fiets. Daarop kan hij de opblaasbare boot vervoeren. De groene kajak tillen Maaike en ik.
Als de vaartuigen even later bij de aanlegplek liggen, is het tijd voor een lunch. Maaike heeft belegde bolletjes, drinken en fruit mee. In een parkje vlak bij de aanlegsteiger eten we het voedsel op. Ondertussen word ik uitgehoord over alle belevenissen van de afgelopen week. Tijdens het vertellen overvalt me het besef hoe goed het met me gaat. Een kleine week zonder beeldschermen, met veel momenten van goede eenzaamheid, maar ook met veel ontmoetingen en gesprekken; het waren voor hoofd en hart heilzame dagen.
Schuilen
Als de lunch bijna op is, stopt er een auto. Cornell Heutink, directeur van de Erdee Media Groep, stapt uit. Hij gaat vanmiddag met me meevaren. Tot het eindpunt, is de bedoeling. Nadat we gezamenlijk de maaltijd besloten hebben, brengt Cornell met zijn auto Maaike naar haar auto.
Volgens Buienradar zou over twintig minuten een hevige regen- en onweersbui over ons heen trekken. Als Cornell na 10 minuten terug is, besluiten we de bui af te wachten en in zijn auto te schuilen.
De klok nadert half 3 als het stopt met spetteren. Het peddelen kan eindelijk weer beginnen. We leggen de kajaks in het water, stappen in en gaan voort. Maar dat gaat niet in volle vaart. In het halfuur dat volgt, peddelt Cornell er lustig op los, maar zijn vaartuig lijkt er geen zin in te hebben. Later zal blijken wat daar de oorzaak van is: de bodem van het ding is nagenoeg leeg. Daardoor is er van enige stroomlijning geen sprake meer.
„Zullen we een touw tussen de kano’s doen? Dan geef ik je wat peddelondersteuning”, stel ik voor. Eerst wil Cornell daar niet van weten, uit medelijden met mijn armspieren, maar na een paar minuten is hij toch overtuigd van de noodzaak van deze sleepregeling.
Vanwege de zachte bodem, is rechtop zitten nauwelijks mogelijk. Hierdoor wordt de situatie voor mijn reisgenoot hoe langer hoe oncomfortabeler. Steeds meer dringt de vraag zich op: is het realistisch om op deze manier de tocht te voltooien? Na ruim drie kilometer concluderen we beiden: nee. En dus stapt Cornell ter hoogte van Bemmel uit. Dan zie ik pas hoezeer de bodem van zijn kajak leeggelopen is. Er ligt een grote plons water in. En de broek van de kapitein is dus ook doorweekt.
We besluiten de kajak aan de waterkant te laten liggen. Cornell loopt dan terug naar zijn auto, waar een set droge kleding in ligt. Vandaar haalt hij eerst de kajak op, en rijdt dan naar het eindpunt, bij kasteel Doornenburg.
Ondertussen peddel ik in hoog tempo verder. Nog steeds helpt meneer Den Hertog vanaf de kant. Hij vertelt me welke obstakels ik nog voor de kiezen heb en spreekt me wat moed in. Rond kwart over vier dwingen privéomstandigheden hem om huiswaarts te keren. Ik weet niet hoe ik hem moet bedanken voor de grote hulpvaardigheid die hij me heeft bewezen. De hele week verwondert me dat al, hoeveel mensen voor me willen doen, maar het went niet.
Spekglad
Op weg naar het eindpunt zijn er nog heel wat horden te nemen. Ten zuiden van Angeren is een stuw. Twee kilometer verderop nog een, en dat is de lastigste van de hele route. Er is een soort aanlegplek, maar volgens mij is het onmogelijk om de kano daar fatsoenlijk naar boven te krijgen. Onder de brug is een makkelijke plek om aan wal te stappen. Dat doe ik dus, maar de betonnen helling naar boven blijkt spekglad, vanwege een laagje modder dat erop ligt. Wat ik ook probeer; het lukt niet om de loodzware kajak op de brug te krijgen. Dat een aantal armspieren inmiddels, na vier dagen peddelen, overbelast en gevoelloos is, helpt waarschijnlijk ook niet.
Bijna moedeloos bel ik collega Bineke die met haar man, Arend, en Cornell bij kasteel Doornenburg me op staan te wachten. De twee mannen springen meteen in de auto en zijn vijf minuten later bij me.
Met z’n drieën is de klus snel geklaard. Rond half zes kan ik weer door. Een kwartier later is eindelijk het eindpunt in zicht. Cornell en Arend trekken me met vaartuig en al op het droge. Bineke drukt me een bos bloemen in handen. Vanbinnen bemerk ik een zweem van euforie, veel behoefte aan nachtrust en verwondering vanwege de behouden aankomst.