Bomen werpen hun bladeren nu al af uit zelfbescherming
Beuken die hun blad verliezen en vallende eikels: het lijkt hier en daar al herfst. Experts vrezen voor het bomenbestand.
Via zijn bladeren verdampt een boom veel vocht, legt Marcel van Dun, woordvoerder van Staatsbosbeheer uit. Daarom schudt hij in een gebied met een flinkneerslagtekort zijn bladeren af uit zelfbescherming, om niet uit te drogen. Zo komt het dat we nu soms al herfstige taferelen meemaken.
Door het hele land zien boswachters dat bomen ook dit jaar hun bladeren vroeger dan gebruikelijk laten vallen, vertelt Van Dun. Wel signaleert hij grote verschillen zijn per regio. „In het westen valt het vaak nog mee omdat het daar over het algemeen vochtig gebied is. Vooral op de hoger gelegen zandgronden, zoals de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe, gaan bomen al in de winterstand.”
Op die plekken teren de bomen grotendeels op neerslag, omdat ze geen water kunnen onttrekken aan sloten, kanalen en grondwater.
De groeiplaats is voor bomen meer van belang dan de soort, beaamt Paul Copini, boomonderzoeker aan de Wageningen University & Research (WUR). In Zuid-Holland ziet hij frisse groene bomen staan, terwijl op de campus van de universiteit de droogteverschijnselen duidelijk zichtbaar zijn. „Daar zie ik kale vlierbomen, gele meidoorns en eiken met bruin blad. Je kunt het zo gek niet verzinnen qua soorten of ze hebben wel last van de droogte rondom Wageningen.”
Volgens Copini, die onderzoek doet naar hoe boomsoorten reageren op klimaatextremen, laten de extreme hitte en droogte in 2018, 2019, 2020 hun sporen na. Hoewel veel bomen genoeg weerstand hebben om een enkel droog jaar te overleven, krijgen ze nu nauwelijks tijd om op adem te komen, aldus Copini.
Dicht bos
Hij noemt als voorbeeld de beuk, een boom die ook veel is aangeplant in brede lanen. „Eigenlijk hoort zo’n soort thuis in een dicht bos, waar de zon niet zo fel schijnt en het vaak vochtiger is. Deze eenlingen hebben het nu heel zwaar te verduren. Je ziet ze aftakelen. Ze hebben een dunne bast, en zijn daardoor gevoelig voor schorsbrand, waarbij de schors letterlijk openbarst en de boom uitdroogt.”
Maar ook met de lariks, fijnspar en reuzenzilverspar gaat het niet goed, weet Copini. „Deze soorten, die in Nederland zijn aangeplant voor de houtproductie, verliezen we door de extreme hitte en droogte. Ik was begin dit jaar nog in Amerongen bij een stel fijnsparren die er prima uitzagen. Nu zijn ze dood.”
Maar hoe erg is het als bepaalde soorten het niet redden? Hoort het niet bij de natuur dat de sterkste soorten overleven? Dat hoort volgens de bioloog zeker bij de natuur. „Maar als het gaat om houtproductie kunnen we ook op zoek gaan naar soorten die beter tegen de droogte kunnen. Dit is belangrijk omdat we nu eenmaal veel hout gebruiken met elkaar. Dat moet toch ergens vandaan komen.”
Atlasceders
Dus zoekt hij samen met natuurbeheerders naar alternatieven die beter tegen het veranderende klimaat bestand zijn, vertelt Copini. Zoals de tamme kastanje, die goed tegen hoge temperaturen kan. Ook staan er tegenwoordig in een proefveld in Wageningen atlasceders, bomen die oorspronkelijk in Noord-Afrika voorkomen en nu ook in bijvoorbeeld Frankrijk worden gebruikt voor houtproductie. „Niet dat we nu massaal de ceder moeten gaan aanplanten, maar we kijken of ze hier een functie kunnen hebben.”
Arnold van Vliet, eveneens onderzoeker aan de WUR, kijkt met zijn natuurkalender sinds 2001 naar jaarlijks terugkerende verschijnselen in de natuur. Wanneer het eerste sneeuwklokje in bloei staat, wanneer de vlierbessen rijp zijn en wanneer de bomen verkleuren, de natuurkalender heeft de data van elk afzonderlijk jaar paraat. Daarnaast put Van Vliet uit waarnemingen die mensen tussen 1868 en 1968 deden.
Uit de data blijkt dat de groeiperiode van bomen in belangrijke mate bepaald wordt door temperatuur en neerslag. Zo ontplooide de eik dit jaar, door de hoge temperaturen in het voorjaar, vroeg zijn bladeren. Door de vroege start van het groeiseizoen in combinatie met de zeer hoge temperaturen groeien, rijpen en vallen de eikels sneller dan normaal. Mogelijk vallen ze ook eerder vanwege de droogte.
Weinig weerstand
Waar tussen 1900 en 1968 de eerste eikels gemiddeld op 19 september vielen, was dat in de periode 2001 tot en met 2020 op 30 augustus, dus zo’n drie weken eerder.
De vroege bladval door de droogte heeft nadelige gevolgen, legt Van Vliet uit. Het groeiseizoen duurt minder lang, waardoor de bomen kwetsbaarder worden. De bioloog ziet dat bomen slecht in het blad staan of zelfs helemaal dood zijn. „Net als een mens is een boom met weinig weerstand slechter bestand tegen ziektes. Een boom is veerkrachtig, maar elk extreem droog of extreem heet jaar, betekent weer een klap.”
Met Copini verwacht ook Van Vliet dat het bomenbestand in Nederland ingrijpend zal veranderen. „We gaan naar een Zuid-Europees klimaat, dus er komt per definitie een andere samenstelling van bomen.”