Met nog ruim een maand te gaan voor de Italiaanse parlementsverkiezingen van 25 september zijn de bondgenootschappen gesmeed en de kandidaten bekend. Ook de programma’s zijn in grote lijnen bekend, al komen er dagelijks nieuwe spectaculaire beloften bij.
Het is een wonderlijke verkiezingsstrijd, voor het eerst sinds de oorlog in hartje zomer. De meeste Italianen zijn niet bereid om hun strandstoel te verlaten voor publieke bijeenkomsten of huis-aan- huisbezoeken. De politieke boodschap wordt daarom vooral overgebracht via radio, tv, sociale media en beeldschermen op treinstations en in de stad, tot genoegen van parlementair journalisten die met eindeloze voorbeschouwingen de komkommertijd doorkomen.
Sinds de val van de regering-Draghi op 21 juli waren de Italiaanse partijen vooral bezig met coalitieonderhandelingen. Op rechts was dat vrij eenvoudig, omdat Fratelli d’Italia (Broeders van Italië) van Giorgia Meloni, de Lega van Matteo Salvini en Silvio Berlusconi’s Forza Italia al een principeakkoord hadden. Samen staan zij in de peilingen op 46 tot 48 procent. Daarvan komt de helft voor rekening van Fratelli d’Italia, en voor de beide andere partijen respectievelijk 14 en 10 procent.
Verdeeldheid
Bij de centrumlinkse partijen ligt de zaak een stuk ingewikkelder. De ervaring leert dat de progressieven in Italië alleen kunnen winnen als de tegenpartij verdeeld is. Maar nu is de situatie precies omgekeerd. Enrico Letta, de leider van de Partito Democratico die goed is voor circa 23 procent, probeerde alles om een verenigd front te scheppen van gematigd conservatief tot uiterst links, maar slaagde daar niet in. Na weken van intensief onderhandelen sloten zich alleen een paar splinterpartijen bij de PD aan, zodat het progressieve blok niet boven de 30 procent komt.
Twee mannen met kleine partijtjes en een groot ego, oud-premier Renzi en oud-minister Calenda, hebben zich verenigd in een ‘centrumblok’ dat met veel geluk 10 procent haalt en hetzelfde geldt voor oud-premier Conte, wiens danig geslonken Vijfsterrenbeweging in haar eentje de verkiezingsarena betreedt. Door die verdeeldheid en dankzij een kiesstelsel dat coalitievorming bevordert, kan het rechtse blok nu op minstens 60 procent van de zetels rekenen.
Tegen die achtergrond is het niet verwonderlijk dat Meloni, topvrouw van de conservatieve partij Fratelli d’Italia, bij een rechtse overwinning het premierschap claimt. Zij heeft daarbij wel te kampen met een besmet verleden. Haar partij kwam voor uit het neofascisme en onlangs dook een video op uit 1996 waarin Meloni de loftrompet steekt over Mussolini. Maar zij was toen nog maar 19 en is nu voorzitter van de conservatieve fractie in het Europees Parlement.
Meloni doet er daarom alles aan om zich vooral tegenover buitenlandse media van haar meest gematigde kant te laten zien. In een videoboodschap betoogde zij in het Engels, Frans en Spaans dat haar partij het fascisme ver achter zich heeft gelaten en haar Europese en Atlantische gezindheid niet ter discussie staat. Ook herhaalt zij regelmatig dat zij geen verkiezingsbeloften wil doen die zij niet kan waarmaken.
Haar partners gaan niet gebukt onder dergelijke verwijten. Berlusconi en Salvini beloven om het hardst een vlaktaks, lagere pensioenleeftijd, hogere pensioenen, loon voor huisvrouwen, een immigrantenstop, soepeler rechtspraak, enzovoorts. Maar zij hebben ook minder te verliezen.
Charismatisch
Die gematigde opstelling strookt niet helemaal met Meloni’s voornemen om Italië te hervormen in een presidentiële republiek. De linkse pers suggereert daarom al dat zij uit is op een nieuwe ”duce”, terwijl het idee eigenlijk niet meer is dan een kopie van het Franse presidentiële model. Bovendien staat de gedachte van een charismatisch leider die de zaken wel even zal regelen de meeste Italianen wel aan.
Van zulke ‘messianistische’ figuren heeft Italië er in de afgelopen tien jaar dan ook al een reeks versleten. Op Berlusconi volgde Renzi, daarna Vijfsterrenleider Di Maio, vervolgens Salvini die twee jaar geleden nog de rijzende ster was, maar nu in de schaduw staat van Meloni, die op haar beurt wordt verwelkomd als de nieuwe redder in nood.
Meloni heeft daarbij in drieërlei opzicht goede papieren: zij is een betrekkelijke nieuwkomer. Daarnaast kan ze als vrouw rekenen op brede steun van vrouwelijke kiezers. Tenslotte staat haar coalitie op ruime winst en zoals schrijver Ennio Flaiano ooit zei: „De Italianen staan altijd klaar om de winnaar te hulp te snellen.” Vooralsnog lijkt daarom niets de opmars van Meloni te kunnen stuiten.