Gruwel in Gorinchem
Gorinchem ging eind juni 1572 niet op bloedige wijze over naar de geuzen. Het geweld begon pas toen de opstandelingen in de stad waren.
Uit vrees voor beschietingen vanaf kasteel de Blauwe Toren naderen de watergeuzen Gorinchem met een omweg. Nadat de Spanjaarden op 1 april 1572 Den Briel verliezen, komt de Nederlandse opstand tegen de Spaanse overheersing in een stroomversnelling. Onder meer Vlissingen, Dordrecht en Enkhuizen volgen in de maanden erna. Gorinchem is eind juni aan de beurt.
De stadsbevolking is voorafgaand aan de komst van de geuzen verdeeld, vertelt gids Michel den Uijl (37), interim-voorzitter van de Historische Vereniging Oud-Gorcum. Er zijn zowel groepen rooms-katholieken als calvinisten in de stad en dat maakt vreedzaam samenleven ingewikkeld. Zeker omdat beide kanten gematigdere en extremere takken kennen. „Het grootste deel van de stadsbewoners in die tijd wilde niets dan vrede en liefde. Maar er was een groep calvinisten die zich lange tijd verdrukt en vervolgd voelde. Die was uit op wraak richting de rooms-katholieken.”
Gorinchem geeft zich eind juni 1572 zonder strijd over aan de geuzen, met uitzondering van kasteel de Blauwe Toren. In de burcht zit commandant Casper Turck met een groot deel van de rooms-katholieke bevolking, onder wie pastoor Leonardus van Veghel. Hij bedient de mis in de vestingstad tot op de ochtend dat de geuzen zich met hun vloot vertonen. „De inwoners die zich in de Blauwe Toren ophielden, vreesden de woede van de geuzen”, legt Den Uijl uit. Turck probeert stand te houden omdat er versterkingen op komst zijn, maar slechts een dag later moet hij opgeven. De overmacht is hem te groot, de assistentie komt te laat.
De commandant weet bij de aanvallende troepen te bedingen dat iedereen die naar het kasteel is gevlucht, een vrije aftocht krijgt. De geuzen houden slechts gedeeltelijk woord. De rooms-katholieke bewoners laten ze inderdaad gaan, maar de geestelijken die zich in de Blauwe Toren hebben verschanst, nemen ze in de burcht gevangen.
Daardoor valt de rooms-katholieke zielszorg in Gorinchem weg. Joannes van Hoornaar, pastoor in het naburige dorpje Hoornaar, laat dat niet zonder meer gebeuren. Met gevaar voor eigen leven bedient hij stiekem de sacramenten in de stad. Totdat hij gesnapt wordt en de geuzen hem bij de geestelijken in de Blauwe Toren gevangenzetten. Den Uijl: „Hij is wat mij betreft de grootste held van de martelaren.”
De opsluiting van de pastoors en monniken wekt beroering in de toch al verwarde en verdeelde stad. Vanwege hun doorgaans vooraanstaande positie hebben de geestelijken een lokaal netwerk opgebouwd. „De meeste inwoners van Gorinchem hadden behoefte aan tolerantie”, duidt Den Uijl de gebeurtenissen van juni en juli 1572. „De boodschap van de mensen was: Laat onze geestelijken met rust.” Bovendien brengt de overgang van Spaans bewind naar het gezag van de geuzen al de nodige onrust met zich mee.
Maar er speelt meer. Verschillende calvinisten zien dat pastoor Van Veghel, die eigenlijk in het kasteel gevangen hoort te zitten, zich in vrijheid buiten beweegt. Ze denken dat hij is ontsnapt, maar het is geheel volgens afspraak dat hij zich buiten het kasteel bevindt. Hij heeft zelfs toestemming om zijn zieke moeder in ’s-Hertogenbosch te bezoeken. Er ontstaat beroering over de bewegingsvrijheid van Van Veghel. Daardoor mag hij de burcht niet meer verlaten.
Strop
Zelfs Willem van Oranje bemoeit zich met de situatie in Gorinchem. Hij roept het stadsbestuur in een schrijven op om de gevangenen vanwege de onrust te verplaatsen en ze niet te martelen. De stadhouder is bang voor rellen.
Daarna duurt het niet lang of het gevangen gezelschap in de Blauwe Toren wordt op een bootje gezet naar Dordrecht. Daarvandaan gaan ze naar Den Briel, waar op 9 juli de strop wacht voor negentien geestelijken. Later worden zij bekend als de martelaren van Gorcum, maar er is in de groep wat geschoven, zegt Den Uijl. „Sommigen zaten altijd al in Den Briel in de cel en anderen die in Gorinchem gevangenzaten, zijn vrijgelaten.”
De meeste martelaren zijn lid van de orde van de fransciscanen. Het is niet voor niets dat juist geestelijken uit die orde hard worden aangepakt, vertelt Den Uijl. „Rooms-katholieken hadden zich in de periode voor 1572 misdragen, hoewel je dat van de martelaren zelf niet per definitie kunt zeggen. Maar de fransciscanen en ook de agnieten, hun vrouwelijke evenknie, hadden wél de reputatie dat ze bourgondiërs waren. Dat was in die tijd niet positief. Een van de uitgangspunten van de Reformatie was een sober leven.”
Dat de martelaren niet zonder zonden waren, erkennen ook hun nabestaanden in een boek dat vrij snel na de executie verschijnt. Den Uijl: „De negentien zijn niet heilig vanwege hun leven, maar om hun sterven, valt daarin te lezen.”
Verdreven
Van het fransiscanenklooster waarin de geestelijken in 1572 verblijven, is anno 2022 niets meer over. Wel staat in de Zusterstraat nog het agnietenklooster, gewijd aan de heilige Agnes. De vrouwen in dat gebouw worden niet gevangengenomen, maar wel door de geuzen verdreven.
Het is aannemelijk dat in het vrouwenklooster in de periode voor 1572 niet alles op rolletjes loopt. Een van de martelaren was rector bij de zogeheten clarissen. Om de mis op te dragen, want dat mogen vrouwen niet. Maar ook om orde op zaken te stellen, zegt Den Uijl. „Blijkbaar was van hogerhand vastgesteld dat de dames té rijkelijk leefden.”
De geuzen gebruiken het kloostergebouw later voor de opslag van kruit en wapens. De veranderde functie van het klooster staat symbool voor de gedaanteverandering die Gorinchem in de decennia erna doormaakt van rooms-katholieke stad naar militaire vesting, zegt Den Uijl.
Om de stad goed te kunnen verdedigen, besluiten de geuzen vanaf het begin van de zeventiende eeuw de stad te omwallen. Daarnaast komen er muren en vier poorten, waaronder de Dalempoort. Kasteel de Blauwe Toren, rond die tijd zo’n 150 jaar oud, is niet geschikt voor de verdediging van de stad. Bovendien is het deels gericht op luxe en niet op het afweren van vijanden. De burcht moet daarom wijken.
De veranderingen die de stad in de oorlog doormaakt, blijken bepalend te zijn voor zijn gezicht. De vorm van de wallen zoals toen aangelegd, is in 450 jaar tijd nauwelijks veranderd. Wel wordt de stad vanwege zijn strategische ligging tussen de Merwede en de Linge en als meest oostelijke stad van Holland steeds meer versterkt in en na de Tachtigjarige Oorlog.
Nadat Gorinchem is overgenomen door de geuzen, draaien de rollen om. Nu mag het rooms-katholieke deel van de bevolking niet langer in het openbaar kerkdiensten houden. Voortaan moeten de samenkomsten plaatsvinden in het geniep. Om hun godsdienstoefening bij te wonen, moeten de rooms-katholieken door een woonhuis. Daarachter is dan de schuilkerk. „Elke zondagochtend gingen ze bij dezelfde familie op bezoek. Zo zag de rooms-katholieke kerkgang er toen uit”, zegt Den Uijl. De schuilkerk wordt gerealiseerd in 1588 en heeft een achteruitgang zodat de parochianen kunnen vluchten als er plotseling een inval plaatsvindt.
De rust in Gorinchem keert terug na 1572. Rondom en in de stad is gedurende het verdere van de oorlog weinig of niet gevochten.
Wereldwijd bekend
Door het verhaal van de martelaren is Gorinchem wereldwijd bekend. Niet alleen in Nederland, maar ook tot in Zuid-Amerika zijn parochies gewijd aan de negentien geestelijken.
Maar Gorinchem in de Tachtigjarige Oorlog is niet alleen vermaard door de martelaren. Ook de ontsnapping van dichter en schrijver Hugo de Groot is verbonden met de vestingstad aan de Merwede.
Het Twaalfjarig Bestand onderbreekt de oorlog tussen 1609 en 1621. Maar daarmee keert de rust in Nederland nog niet terug. Nu de gezamenlijke vijand wegvalt, ontstaat er tweespalt tussen protestanten. Arminianen en gomaristen komen tegenover elkaar te staan. Het conflict leidt tot verbanning, terechtstelling en gevangenneming van remonstranten. Ook Hugo de Groot moet zijn vrijheid inleveren. Prins Maurits laat hem in 1618 opsluiten in Slot Loevestein met het plan om hem nooit meer vrij te laten.
De Groots vrouw, Maria van Reigersberch, voegt zich bij De Groot op het kasteel. Ze kan De Groots gevangenschap niet zonder meer accepteren. Ze verzint een list. Regelmatig ontvangt of verzendt haar man een kist met boeken. Die komen uit en gaan naar Gorinchem. Van Reigersberch en dienstmeisje Elsje van Houweningen leggen op 22 maart 1621 de boeken in bed en De Groot in de kist. De list slaagt; De Groot komt aan in een huis in Gorinchem bij bevriende mensen. Het gebouw staat anno 2022 niet meer overeind, maar nog wel de poort die naar het huis leidde, aan de Grote Markt. Vermomd als metselaar verlaat De Groot Gorinchem en Nederland. De rest van zijn leven brengt hij op een kort verblijf in Rotterdam na als balling door in het buitenland.
Een gedicht op de gevel van wat anno 2022 het Gorcums Museum is, herinnert aan het avontuur van de schrijver: „Elsken”, zei de schipper,/ „’t leeft in die kist./ Ze keek hem spottend aan en zei:/ „Wist je niet dat boeken geest en leven hebben?”