Ds. De Heer: Van Mastricht combineert het leerstellige met de beleving
„Om voor God te leven.” Die woorden van de nadere reformator Petrus van Mastricht typeren zijn werk. „Hij schrijft uitvoerig over de heiligmaking, over het leven voor God. Dat krijgt in onze tijd te weinig aandacht.”
Dat zei ds. A. Schot dinsdagavond tijdens een thema-avond over ”De heilsleer bij Van Mastricht”, georganiseerd door Stichting Gereformeerd Erfgoed. De stichting zet zich in om werken van gereformeerde theologen uit het verleden „toegankelijk te maken voor de huidige en toekomstige generaties.”
De thema-avond in de Cunerakerk in Rhenen was een vervolg op een symposium in 2018 ter gelegenheid van de verschijning van het eerste deel van ”Theoretisch-praktische godgeleerdheid”. Recent zijn de laatste twee van de zes delen van dit „invloedrijke” standaardwerk verschenen bij uitgeverij Gebr. Koster. Bestuurslid L. van der Tang noemde het werk van Van Mastricht een „uniek werk. Niet uniek omdat wij dat vinden, maar omdat theologen van over de hele wereld dat erkend hebben.”
<InlineImage imgUrl=“https://images.rd.nl/fill/w:2500/h:2500/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F18390864_e435b31edc.JPG” caption=“Ds. D. Heemskerk l. sloot de avond. Ds. J. M. D. de Heer m. hield een lezing over “De verwerving van het heil”. L. van der Tang r. leidde de avond. beeld VidiPhoto” alt=“18390864.JPG” />
Petrus van Mastricht (1630-1706) was hoogleraar Hebreeuws en theologie, in Frankfort aan de Oder, Duisburg en later Utrecht. Hij stond in de lijn van zijn voorganger daar, Gijsbert Voetius. Twintig jaar werkte hij aan zijn dogmatiek ”Theoretico-practica theologia”. Dat werk is nu, na zeven jaar „hard werken”, in hedendaagse taal toegankelijk gemaakt.
Aantrekkelijk
Het bijzondere aan Van Mastrichts ”Theoretisch-praktische godgeleerdheid” is dat „de waarheid niet alleen wordt uitgelegd en verdedigd, maar ook beschreven wordt hoe het beleefd wordt. Dat maakt deze uitleg van de geloofsleer zo aantrekkelijk”, zei ds. J. M. D. de Heer in zijn lezing over ”De verwerving van het heil”. Ds. De Heer is predikant van de gereformeerde gemeente (gg) te Middelburg-Centrum en docent aan de Theologische School van de GG te Rotterdam.
Elk thema in het boek beschrijft Van Mastricht door eerst uitleg te geven over een bijpassend Bijbelgedeelte. Daarna volgt een leerstellig gedeelte, vervolgens een weerlegging van dwalingen. Daarna sluit hij af met een „praktisch deel gericht op het hart”, zo schetste ds. De Heer. „Wij zouden zeggen dat het tweede, leerstellige gedeelte de eigenlijke dogmatiek vormt. Maar is het wel helemaal terecht dat wij de geloofsleer zo beperken tot het leerstellige? Juist in onze tijd is het leerstellige niet zo in trek. Eigenlijk hebben we liever een praktisch boek, iets over de levenswandel. Maar iets over de leer, de dogmatiek, hebben we minder graag. Daar zit een gevaar in.”
De aanpak van Van Mastricht vindt ds. De Heer een betere en ook nodig in de huidige tijd. Ook het kennisnemen van dwalingen is belangrijk, stelde de Middelburgse predikant: „Een fors deel van de geloofsleer is ontstaan in confrontatie met dwalingen. Denk eens aan de strijd in de Vroege Kerk, in de tijd van de Reformatie en de Synode van Dordrecht. Juist toen zijn stukken van de geloofsleer tot een helderder uiteenzetting gekomen.”
Van Mastricht gebruikte de vierledige aanpak ook in zijn colleges als hoogleraar. „Daar houdt hij de theologische opleidingen van nu een spiegel voor”, aldus ds. De Heer, die schetste wat Van Mastricht schrijft over „het plaatsbekledende werk van Christus” en over „de ontvangenis en geboorte van de Middelaar.”
Ds. De Heer riep de aanwezigen op een voorbeeld te nemen aan de wijze waarop Van Mastricht zich voorbereidde op zijn sterven. „Hij laat ons zien dat Christus’ dood een voorbeeld is voor de christelijke stervenskunst of euthanasia. De waarlijk goede dood betekent in Christus te mogen sterven. De oudvaders namen uitvoerig de tijd om daar over na te denken. Laten we daar voor onszelf ook over nadenken in de zomervakantie: Neem de tijd om u voor te bereiden op de dood. Ik weet niet of dat gebeurt. Van Mastricht reikt er heel praktische punten voor aan”, zo zei de predikant, die de suggestie deed om het werk van Van Mastricht onder leiding van een ambtsdrager in leesgroepen door te nemen.
Toepassing
Als het over de toepassing van het heil gaat, onderscheidt Van Mastricht acht stappen. „Roeping, wedergeboorte, bekering, vereniging met Christus –dat is een kernpunt voor hem–, rechtvaardigmaking, aanneming tot kinderen, heiligmaking, en heerlijkmaking”, zei ds. Schot in de tweede lezing van de avond. De predikant van de gg te Nunspeet sprak over ”De toepassing van het heil”. Ds. Schot is voorzitter van Stichting Gereformeerd Erfgoed en net als ds. De Heer docent aan de Theologische School van de GG.
Het geloof ontbreekt in het rijtje, viel ds. Schot op. „Het geloof, nota bene, dat mag toch niet ontbreken, zou je zeggen? Maar als je dan gaat zoeken, zie je dat hij het geloof zeker niet heeft ondergewaardeerd, want hij begint ermee. Na eerst de Heilige Schrift behandeld te hebben, volgt aan het begin van dit werk het geloof, daarbij verwijzend naar 2 Timotheüs 1:13. Waarom kiest Van Mastricht hiervoor? Ik denk om deze reden: hij wilde een praktikale dogmatiek schrijven en hij heeft vanaf het begin willen aangeven dat de leer van de dogma’s alleen, alleen verstandelijk beschouwd, nooit zaligmakend is.”
Het geloof onderscheidt Van Mastricht in een „zadelijk en dadelijk geloof. Met het zadelijk geloof bedoelt hij het geloof als een geloofskiem, de wortel van het geloof, zoals Alexander Comrie dat noemt. Dat is in de gelovigen onbeweeglijk. Maar er is ook een dadelijk geloof: dat is de daad van het geloof. Comrie noemt dat de actus.”
Ds. Schot liep in zijn lezing de stappen van de toeëigening van het heil langs en citeerde daarbij uit het werk van Van Mastricht: „In de wedergeboorte brengt Hij het zaad toe dat wij zouden kunnen geloven. Door de bekering wordt het een kruid en wast op. Door de heiligmaking geeft het ook bloemen en vruchten.”
Van Mastricht separeert veel in zijn werk, viel de Nunspeetse predikant op: tussen waar en vals geloof, maar ook tussen groot en klein geloof. Tegelijk geeft Van Mastricht praktisch raad voor zelfonderzoek en bij bestrijdingen.
In deze tijd wordt de toepassing van het heil „vaak losgemaakt van het werk van de Vader en de Heilige Geest.” Dat noemde ds. Schot een punt van zorg, verwijzend naar Van Mastricht, die de toepassing koppelt aan de drieëenheid.
Opmerkelijk noemde de Nunspeetse predikant het dat de theoloog vier middelen beschrijft waardoor God de toepassing werkt. „De bediening van het Woord, de bediening van de sacramenten. Die begrijp ik. Maar dan noemt hij ook de kerkelijke tucht. Dat is er een om over na te denken. En tot slot de besturing of regering van de kerk.”
Zaligheid
Lerend ouderling A. J. van Wingerden, verbonden aan de oud gereformeerde gemeente in Nederland te Lienden, wees er in zijn openingswoord vanuit Handelingen 4:12 op dat „de zaligheid een werk is van God Drieënig.”
Hij noemde het een „wonder” dat in het vers het woord zaligheid staat. „Terwijl we een woord van rampzaligheid verdiend hebben. Dit vers spreekt ervan dat zondaren weer in de gemeenschap met God gebracht kunnen worden. Gods Zoon wordt hier aangeboden als de enige Weg tot de zaligheid. En er is geen andere Naam Die onder de mensenkinderen gegeven is.”
Wie zit er nu achter die gift, zo vroeg de lerend ouderling. „Het is God de Vader. Hier openbaart zich Gods eeuwig raadsbesluit. Hij heeft het liefste Wat Hij had gegeven. De Vader heeft Zijn Zoon niet voor Zichzelf gehouden. En het is een noodzakelijke Naam, want er staat: door Welke wij móéten zalig worden.”
Ds. D. Heemskerk, emeritus predikant in de Hersteld Hervormde Kerk, sloot de avond.