Leerkracht wil dat kind verder denkt dan ”goed of fout”
Nederland wordt steeds diverser. Kan een leerkracht binnen de bubbel van een orthodox-christelijke school een leerling wel goed voorbereiden op het staan in zo’n multiculturele en -religieuze maatschappij?
Kinderen laten wortelen in de eigen levensbeschouwing. Tegelijkertijd de blik naar buiten richten en leerlingen leren om op een goede manier om te gaan met niet- en andersgelovigen. Hanna de Jong, docent en onderzoeker bij Driestar educatief, promoveerde deze maandag op de vraag hoe leraren op orthodox-christelijke basisscholen aankijken tegen de eigenheid van hun school in relatie tot de levensbeschouwelijke diversiteit in de samenleving.
Wat hebt u precies onderzocht?
„Iedere Nederlandse school moet voldoen aan de burgerschapsopdracht. Dat betekent dat scholen hun leerlingen moeten leren om goed met elkaar om te gaan. Onderwijsinstellingen moeten dus de onderlinge tolerantie en maatschappelijke samenhang bevorderen. In het publieke en politieke debat worden orthodox-christelijke scholen vaak gezien als homogeen: iedereen gelooft hetzelfde en denkt op religieus vlak hetzelfde. Dan doemt de vraag op of zo’n homogene school wel in staat is om leerlingen te leren om op een goede manier hun plaats in de samenleving in te nemen.”
Homogeen zijn orthodox-christelijke scholen bepaald niet, constateert u. Hoe bedoelt u dat?
„Deze scholen zijn diverser dan het beeld dat vaak van hen wordt geschetst. Natuurlijk onderschrijven leerkrachten en bestuursleden de grondslag van de school en staan ze daarmee op hetzelfde fundament. Tegelijkertijd zijn er verschillen in kerkelijke kleur tussen leerkrachten, leerlingen, ouders en bestuursleden onderling. Ook denkt niet iedereen hetzelfde over thema’s als zondagsbesteding, inenten, kledingregels en liederen zingen in kerk en klas. Onderlinge verschillen rond zaken die de eigen identiteit raken, zijn er dus wel degelijk. Die verscheidenheid neemt eerder toe dan af.”
Hoe gaan leerkrachten met die interne verscheidenheid om?
„Voor mijn onderzoek bevroeg ik onder meer zestien leerkrachten van orthodox-christelijke scholen. Zij ervaren dat er binnen de christelijke school soms veel wordt gelet op kleine, onderlinge verschillen. Dat vinden ze kwalijk. Zij willen juist zoeken naar wat bindt.
Ze vinden het daarnaast belangrijk dat leerlingen leren doorvragen wanneer klasgenoten een bepaalde overtuiging of ervaring naar voren brengen. Deze leerkrachten willen niet dat kinderen hun eigen visie op bijvoorbeeld het gebruik van de Statenvertaling als vanzelfsprekend zien, maar vinden het belangrijk om die juist ook kritisch te bevragen en leerlingen daarover het gesprek te laten voeren. Dat voorkomt volgens hen bekrompenheid, maakt dat leerlingen dieper kunnen wortelen in het geloof en dat ze meer respect kunnen opbrengen voor andersdenkenden.”
Leraren stellen zo in de klas soms ideeën van ouders ter discussie. In hoeverre wringt dat?
„De drieslag gezin, kerk en school wordt vaak genoemd als het gaat om de geloofsopvoeding van kinderen. Maar uit mijn onderzoek blijkt dat leerkrachten vinden dat zij echt een andere rol daarin hebben dan ouders en de kerkelijke gemeente. Leerkrachten willen het perspectief van leerlingen verbreden – binnen en buiten de eigen religieuze context. Daar hoort dus bij dat ze soms kinderen stimuleren om de dingen die ze vanuit huis of de kerk meekrijgen, te bevragen.”
Hoe stimuleert dat vragen stellen binnen school de tolerantie richting andersdenkenden?
„Leerlingen oefenen zo binnen hun gemeenschap met de vaardigheden die ze nodig hebben om op een goede manier met niet- of andersgelovigen om te gaan. Een open houding, onbevooroordeeld luisteren, tolerantie: wanneer kinderen dat binnen de veiligheid van de christelijke school leren, zal het later ook gemakkelijker en vanzelfsprekender zijn om die houding in praktijk te brengen in de ontmoeting met mensen die anders in het leven staan dan zij.”
Leerkrachten komen vaak zelf van een reformatorische school en lerarenopleiding. In hoeverre werkt dat belemmerend als het gaat om het voorbereiden van leerlingen op het omgaan met niet- of andersgelovigen?
„Dat kán nadelig zijn, hoewel dat niet hoeft. Sommige leerkrachten die ik sprak gaven aan dat ze zelf in hun schoolloopbaan dat contact hebben gemist. Een deel van de geïnterviewden zei dat ze zich onvoldoende bekwaam voelden om op een niet-christelijke school te werken, omdat ze maar beperkt hebben geleerd om te gaan met andersdenkenden. Dat vind ik wel zorgelijk. Want hoe kun je op dit punt leerlingen dan goed voorbereiden?”
Welk huiswerk geeft uw proefschrift mee aan reformatorische lerarenopleidingen?
„Het zou waardevol zijn als lerarenopleidingen de ontmoeting met niet- en andersgelovigen stimuleren. Ook gaven lerarenopleiders en oud-studenten aan dat het nodig is om meer aandacht te besteden aan het omgaan met interne religieuze diversiteit.
De lerarenopleiders benadrukten daarnaast dat het stimuleren van een open en respectvolle houding bij studenten belangrijk is. Een deel van de geïnterviewde opleiders betoogt dat studenten moeten leren verder te denken dan ”goed en fout” of ”zwart of wit”. Aanstaande leerkrachten moeten volgens hen leren om reflectief te zijn en zorgvuldige afwegingen te maken in plaats van onmiddellijk te oordelen. Op dat punt valt nog wel winst te behalen.”