Opknapbeurt voor Joodse begraafplaatsen
De begraafplaats aan de Opstalweg in Naaldwijk rijd je maar zo voorbij. Het door bomen overschaduwde veldje gaat schuil achter struikgewas en een bescheiden toegangshek. Het is een van de Joodse begraafplaatsen die worden opgeknapt.
Een van de dertig grafstenen ligt op een werktafel. Eric de Jong maakt hem vrij van oude specieresten en dicht de kleine scheurtjes met twee componenten epoxy. De grote brokstukken worden met doken en epoxy aan elkaar bevestigd. Ze worden op hun plaats gehouden door een speciaal voor dit project gemaakt frame. Na het uitharden wordt een roestvrijstalen band aangebracht om de steen extra te stabiliseren. Daarmee wordt de levensduur van de zerk aanzienlijk verlengd, verwacht de restaurateur. De steen wordt herplaatst op een nieuw fundament van gewapend beton en eventueel gestabiliseerd met lood. Er komt onkruidvrij zand omheen om de steen te beschermen tegen vegetatie.
Voor De Jong is het geen vreemd werk. Acht jaar geleden begon hij voor zichzelf, onder de naam De Terrasman. Naast het schoonmaken van terrassen, gevels en goten kreeg hij het onderhoud van Beth Haim onder zijn hoede, de grote Portugees-Israëlitische begraafplaats in zijn woonplaats Ouderkerk aan de Amstel. Een bijzondere plek: van de 28.000 grafstenen liggen verreweg de meeste ondergronds doordat ze zijn weggezakt. De Jong begeleidt er de begrafenissen, volgde een restauratiecursus en knapte bijna honderd zerken op. Dat laatste doet hij nu ook in het Westland.
Dichterbij
De begraafplaats ligt op een centraal punt: tussen Naaldwijk, ’s-Gravenzande, Monster en Wateringen, de vier plaatsen in het kassengebied waar vroeger Joden woonden. Ze begroeven hun doden in Scheveningen, maar dat was vanwege de afstand een hele opgave, want naar de regel van hun orthodoxe godsdienst moest de begrafenis reeds op de sterfdag plaatshebben.
Daarom werd grond gepacht van de Nassause Domeinen. Slager Salomon van Vollenhove uit Wateringen was in 1798 de eerste die hier ter aarde werd besteld. Zijn beroep was niet uitzonderlijk: veel Joden in het Westland zaten in het slagersvak.
Vanaf eind 19e eeuw trokken de meeste Joden uit de streek weg. Hun synagoge –een kapel in het hofje tegenover de Naaldwijkse dorpskerk– bleef achter, hun begraafplaats ook. Op de oudste steen staat geen naam, wel een functie: chazan, ofwel voorzanger in een Joodse gemeente. In 1938 had de laatste begrafenis plaats.
Duingebied
De Duitsers hadden het tijdens de Tweede Wereldoorlog op levende Joden voorzien; de dodenakker lieten ze ongemoeid. De Nederlands-Israëlitische Gemeente (NIG) in Den Haag is eigenaar van het perceel. De burgerlijke gemeente Westland –voorheen Naaldwijk– zorgt voor het onderhoud, zoals bij de overdracht in 1928 is afgesproken. Er is een pad gemaaid waarover historicus Harry Groenewegen de groepjes belangstellenden voert als hij die een rondleiding geeft. De rest van het gras staat hoog: de begraafplaats is deel van het oude duingebied en er groeien zeldzame planten; daarom wordt er maar één of twee keer per jaar gemaaid.
Sinds juli 2009 is de begraafplaats een gemeentelijk monument. Jarenlang kwam van tijd tot tijd een onbekende man hier onderhoud verrichten. Voor het sjouwwerk charterde hij jongens uit de buurt. Later ontfermde een christelijke groep zich over het perceel. Die pleegde onderhoud en gebruikte het terrein ook om er bijenkorven neer te zetten.
Inmiddels zijn de korven weg: een Joodse begraafplaats mag geen gewin opleveren, ook niet uit de verkoop van honing. Het is een van de afspraken die de Stichting Joods Westland maakte toen ze de zorg voor het terrein ter hand nam. Groenewegen richtte de stichting op, samen met Arie Storm, die zelf van Joodse afkomst is. Ze willen dat het Joodse verleden in de regio in herinnering blijft. In het bestuur zit ook een bestuurder van de Nederlands-Israëlitische Gemeente.
Meel
Groenewegen leidt zijn groepen naar de vroegere synagoge –die bij die gelegenheid tijdelijk met spullen van een plaatselijke verzamelaar wordt ingericht– en naar huizen waar de Joodse families ooit woonden. Hij gaat ook naar de begraafplaats. Maar die bevond zich in erbarmelijke toestand. Er was haast geen steen meer heel. „Een deugdelijke ondergrond ontbrak”, verklaart restaurateur De Jong. De meeste stenen liggen op de grond; een enkele rust op een roef: gemetselde muurtjes.
De Hebreeuwse opschriften zijn nog goed te zien doordat ze diep zijn ingebeiteld. Op de jongste stenen staat ook Nederlandse tekst. „In Ouderkerk heb ik letters soms beter leesbaar gemaakt door ze met meel te behandelen.”
Van de dertig stenen staat er één rechtop. Het is ook de enige die niet hoeft te worden gerenoveerd.
Op de stenen komt het Joodse verleden van de streek voorbij: Van Praagh, Van Teijn, Van Leeuwen, Creveld. Er komen nog regelmatig nabestaanden naar de begraafplaats. De familie Van Praagh –wereldwijd uitgewaaierd– plaatste in 1993 een gedenksteen voor de verwanten die tijdens de Holocaust zijn omgebracht en nooit een graf kregen.
Voorschriften
Stichting Joods Westland, opgericht in 2018, sprokkelde de 70.000 euro bijeen die voor de restauratie nodig is: stichtingen en particulieren gaven een gift, het Rijk schonk subsidie en CU-SGP-wethouder Snijders kwam met 30.000 euro van het gemeentebestuur over de brug.
Vrijwilligers snoeiden het struikgewas; de gemeente voerde de restanten af, zegt ambtenaar Peter Bouwer. De buren verstrekken gratis elektriciteit en water.
De renovatie heeft plaats onder rabbinaal toezicht. De restaurateur draagt een hoofddeksel en ook andere mannen die het terrein betreden, wordt gevraagd een keppeltje of pet op te zetten.
Ook het onderzoek dat aan de opknapbeurt voorafging, had plaats naar Joods voorschrift. Omdat Joodse graven niet worden geruimd –”eeuwige grafrust”– is graven in de grond taboe. Daarom bracht de Technische Universiteit Delft de bodem met sonarapparatuur in kaart.
Als de renovatie klaar is, heft de Stichting Joods Westland zich niet op. „Het Joodse verleden van de streek is cultureel erfgoed. We willen het graag in herinnering houden.”
Laatste herinnering
Nederland telt 230 Joodse begraafplaatsen. De meeste zijn niet meer in gebruik; soms zijn ze onherkenbaar en vergeten. De overheid wil ze onderhouden omdat ze niet geruimd mogen worden, uit respect voor de historie en uit eerbetoon aan een volksdeel dat tijdens de Duitse bezetting voor een groot deel vernietigd is. De begraafplaats is in sommige plaatsen nog het enige wat aan de Joodse gemeenschap herinnert.
De meeste begraafplaatsen zijn eigendom van liberale en Hoogduitse gemeenten. De liberale gemeenschap begraaft vooral op Gan Hasjalom in Hoofddorp. In Muiderberg ligt de grootste begraafplaats van de Asjkenazische gemeenschap. Van de vier Portugees-Israëlitische of Sefardische begraafplaatsen ligt de grootste in Ouderkerk aan de Amstel.
Geen graf
In Noord-Brabant zijn op de drie begraafplaatsen in Putte en de begraafplaats van Bergen op Zoom veel Belgische Joden begraven, omdat in België niet kan worden gegarandeerd dat graven niet geruimd zullen worden.
Aan de Weesperstraat in Amsterdam staat het Holocaust Namenmonument. Daarop zijn 102.000 Joden en 220 Sinti en Roma vermeld die tijdens de oorlog zijn omgebracht en van wie verreweg de meesten geen graf kregen.