De verplichte, vaste beraadtermijn van vijf dagen voor abortus verdwijnt definitief uit de abortuswet.
In navolging van de Tweede Kamer stemde ook de Eerste Kamer dinsdag voor een wetsvoorstel met deze strekking dat D66, PvdA, GroenLinks en VVD samen indienden.
De bedenktijd werd in 1981 als extra zorgvuldigheidsvereiste opgenomen in de Wet afbreking zwangerschap, die na langdurig maatschappelijk en politiek debat tot stand kwam. Deze wet was een compromis tussen de VVD, die eigenlijk een nog ruimere wet wilde, en het CDA dat veel strakker wilde afbakenen in welke uitzonderlijke situaties abortus toelaatbaar zou zijn.
Uiteindelijk gaven de christendemocraten zich gewonnen en sloten zij een akkoord met de VVD om te voorkomen dat de liberalen plannen voor een verdergaande wet aan een Kamermeerderheid zouden helpen.
Met de verplichte denkpauze wilden de partijen de ernst van de ingreep onderstrepen. De procedurele eis had ook ten doel dat artsen vrouwen alternatieven konden aanreiken voor het omgaan met een onbedoelde zwangerschap.
In de initiatiefwet staat dat een vrouw in overleg met een arts voortaan zelf kan bepalen welke bedenktijd nodig is. In de praktijk kan dat erop neerkomen dat de zwangerschap al tijdens het eerste contact met de arts kan worden afgebroken, namelijk wanneer een vrouw op overtuigende wijze kan aanvoeren dat zij thuis al een beraadtermijn in acht genomen heeft.
De Senaatsfracties van CDA, CU, SGP, PVV, FVD en OSF plaatsten daar vraagtekens bij, zo bleek vorige week tijdens het debat. Woordvoerders van de christelijke partijen legden de vinger bij een recente evaluatie over het functioneren van de abortuswet. Daarin viel onder meer te lezen dat hulpverleners positief oordelen over het functioneren van de termijn.
Vrije kwestie
Bij de stemmingen van dinsdag werd het wetsvoorstel uiteindelijk aanvaard met 57 stemmen voor en 17 tegen. De meningen in de Eerste Kamerfractie van het CDA bleken verdeeld te zijn. Vier fractieleden stemden voor, de rest tegen. Ook de ChristenUnie, SGP, PVV, Forum voor Democratie en OSF stemden tegen het wetsvoorstel.
In de Tweede Kamer werd in februari hoofdelijk gestemd over de wet. Die stemming gold als vrije kwestie, waardoor elk Kamerlid niet de lijn van de fractie hoefde te volgen. Coalitiepartijen CDA en ChristenUnie stemden tegen, regeringspartij D66 was voor. Van de 34 Kamerleden van de VVD, de vierde coalitiepartij, waren er twee tegenstemmers. Ook de PVV was verdeeld: 7 van de 17 PVV’ers waren tegen. Daardoor waren uiteindelijk 101 Tweede Kamerleden voor en 38 tegen.
De wetswijziging gaat naar verwachting op 1 januari 2023 in.