Column: Pinksteren
Op Pinksteren zongen wij van ”rijke zegen, die Gij uitstort keer op keer. Laat van die milde regen dropp’len vallen op mij neer”. En ”Laat mij zijn een Godsgetuige, sprekend van U meer en meer. Laat door mij Uw levend water vloeien als een klare stroom”.
Dit zingen was niet minder dan een verlangend bidden om een klein Pinksteren. Vooral nu wij alom afnemend kerkbezoek zien, afhakende jongeren en hele gezinnen het erbij laten zitten. Ook zijn er ouderen die er de brui aan hebben gegeven.
Afval voltrekt zich daar waar het geloof niet, of onvoldoende diep, geworteld is. Waar het niet doorbrak. Waar men niet vluchtte tot Christus. Waar men wel veel praat en discussieert over de Bron, maar er niet uit drinkt. Waar men wel praat óver, maar niet mét God.
De eindtijd is begonnen. Petrus heeft het nadrukkelijk gezegd in zijn pinksterpreek. Johannes in zijn zendbrief. We bevinden ons aan de vooravond van Jezus’ wederkomst. Pinksteren is het begin van het einde. Het laatste heilsfeit wacht. De strijd tussen de Geest van boven en de geest van beneden woedt. Nog één keer bundelen de geesten uit de afgrond hun krachten. Tevergeefs, want Christus heeft de overwinning behaald. Daarom is de tijd tussen Pinksteren en Zijn wederkomst genadetijd. Het Evangelie is breed de wereld ingegaan. Discipelen werden apostelen. De deuren naar de wereld gingen open. De grote werken van God worden verkondigd. De Geest spreekt alle talen, doorbreekt alle grenzen en maant om de Naam des Heeren aan te roepen en zalig te worden.
De afval die wij zien, is voorzegd. De mens der wetteloosheid is op het wereldtoneel verschenen. De bodem –in wat de beschaafde en ontwikkelde wereld heet– lijkt ontoegankelijk geworden voor het goede zaad van Gods Woord. De Bijbel wordt ontkracht. God heet een illusie. Ongeloofstheorieën vinden ruim onthaal. Vraagtekens verschijnen waar God uitroeptekens plaatste.
De afval is groot. Velen bieden geen weerstand tegen de verleidingen. Heeft God misschien Zelf vuur in de Kerk gegooid? Een louteringsvuur? De Heere heeft het uiteindelijk altijd met minderheden moeten doen. Al in het Oude Testament is sprake van een rest en van een overblijfsel. Jezus had veel volgelingen, zolang men Hem niet begreep.
Wij zongen verder op de pinksterdag. ”De Heer’ regeert! En d’ adem Zijner lippen overmant de tegenstand!”. Als dat toch niet waar zou zijn… De Kerk groeit, wereldwijd bezien. Maar speel niet met heilig vuur! Doof het niet. Bedroef de Geest niet. Sta Hem niet tegen!