Oekraïne: knabbelen en babbelen in de rij
Wat doe je als je drie uur in de rij moet staan voordat je kunt tanken? De Oekraïners weten het wel. Ze gaan op hun hurken naast hun auto zitten, pakken een zakje zonnebloempitjes, pellen die en smikkelen die op. Het is een traditie in het land waar je nogal eens moet wachten, bij de balie of op de bus. Vroeger kocht je de zonnebloempitjes in een krant of een kartonnetje, nu zijn ze bij elk tankstation in plastic zakjes verkrijgbaar. Je pakt zo’n pitje met duim en wijsvinger beet, steekt ’m in je mond, kraakt de schil tussen je kiezen, spuugt de twee helften uit, en dan knabbelen maar – en ondertussen een beetje babbelen.
De vraag is relevanter dan ooit, want voor benzine moet je in oorlogsland Oekraïne uren wachten. De brandstof is namelijk bijna op. Er kan niet worden bevoorraad, omdat de Russen de havens blokkeren. En de voorraden die er zijn raken op, omdat de Russen de brandstofopslag bombarderen.
De Oekraïense regering besloot de benzineprijs vrij te geven, maar meer betalen betekent niet per se meer aanbod. Bij de ene pomp kun je slechts vijf liter tanken, bij andere alleen nog als je vaste klant bent; bij een derde hebben ze alleen diesel. En altijd moet je wachten, wachten en wachten… Dan komen de zonnebloempitjes wel van pas.
Bij mijn laatste reis, eerder deze maand, reisden ik en mijn medereizigers maar liefst vijftienhonderd kilometer van oost naar west. In het oosten was de auto volgetankt door een handige kennis. Die had verschillende keren in de rij gestaan, maar kende hier en daar ook wel wat mensen die nog wel een jerrycannetje hadden.
Toen we na een paar honderd kilometer een rij passeerden die niet zo lang leek, waagden we een poging. Nou ben ik zelf niet zo van de zonnebloempitjes: ik had mijn smartphone, maar voor het moment dat de batterij leeg aangaf –anderhalf uur later– had ik mijn Sudoku-boekje bij de hand.
Bij het laatste tankstation –wachttijd: drie uur– was ik getuige van een slaande ruzie. Toen een medewerker van het tankstation de rij langsliep en gebaarde dat de diesel bijna op was, werd dat één chauffeur teveel. Hij startte zijn vrachtwagen, scheurde naar voren, parkeerde achterwaarts voor de pomp, en gooide doodleuk het laatste restje brandstof in zijn tank.
Een collega-trucker zag het, verslikte zich in zijn zonnebloempitje, parkeerde zijn wagen ernaast, sprong uit de cabine en ging een flink potje staan schelden. Hij moest nog langs zeven steden, sprak hij wanhopig, nadat hij de valsspeler had moeten laten gaan. „Ik hield van mijn werk. Maar nu is het een beetje te veel avontuur.” In de pompwinkel kocht hij een zakje zonnebloempitten, legde die op het dashboard, en vervolgde zijn weg – voor zo lang als dat mogelijk was.