Ze verhuisden drie jaar geleden van een flatje in Hoogeveen naar een vrijstaand huis net over de grens in Laar. Albert (41) en Freekje (42) de Boer hebben nog geen dag spijt van hun beslissing om naar Duitsland te emigreren. „We genieten hier elke dag.”
De Nederlandse huizenprijzen rijzen al enkele jaren de pan uit. Heel anders was dat in 2010. Negen jaar lang stond het Hoogeveense appartement van de familie De Boer te koop; een gevolg van de recessie en de ingestorte woningmarkt. Albert: „We wilden niet blijven zitten met een restschuld van 30.000 euro, dus hebben we onze flat pas verkocht toen we er een goede prijs voor kregen.”
Met wat creativiteit bleek het prima mogelijk om met z’n vijven op een oppervlakte van 70 vierkante meter te wonen. „Mijn vrouw heeft veel verstand van interieurinrichting en het efficiënt indelen van kleine ruimtes. We stonden met onze woning zelfs een keer op de cover van een themanummer van VTwonen.”
Als het stel de woning eindelijk verkoopt, begint de zoektocht naar een nieuw huis. „We wilden wat meer ruimte en een grotere tuin.” Ze bekijken veel huizen in Nederland, maar komen op Funda ook een huis in Duitsland tegen. „De prijs was eigenlijk boven ons budget, maar het was zo’n mooie plek. En we kregen beduidend meer waar voor ons geld dan in Nederland.”
Gecharmeerd door het vrije wonen en een tuin van 2500 vierkante meter –de gemiddelde Nederlandse tuin is 236 vierkante meter– gaat het stel het gesprek aan met een Duitse hypotheekadviseur. „We hadden op dat moment net een prekenserie over het najagen van grote dromen. Dat we met instemming van Gods wil mogen najagen wat het verlangen van ons hart is. Dat gaf ons bevestiging. We hadden het idee dat onze weg werd geleid.”
Uit het gesprek met de hypotheekverstrekker blijkt dat de verhuur van een deel van het huis meegenomen mag worden in de bekostiging van de hypotheek. „In het huis kon eenvoudig een extra appartement gecreëerd worden. Dat hebben we verhuurd aan een neef van mijn vrouw Freekje en zodoende konden we het huis toch financieren.”
Dagelijks geniet het gezin van de ruimte, het buitenleven en de Duitse gemoedelijkheid. „Het noaberschap is hier nog echt aanwezig. Bij een vrijwilligersdag helpt jong en oud mee om onkruid te trekken en bushokjes op te knappen in het dorp.”
„Eigenlijk ga je twintig jaar terug in de tijd als je de grens passeert”, zegt De Boer. „De zondag is hier bijvoorbeeld echt een rustdag. Niemand hangt de was op en autowassen en grasmaaien op zondag zijn zelfs bij wet verboden. Ik zou zelfs de politie kunnen bellen als mijn buurman het wel zou doen.”
Wat betreft digitalisering lopen onze oosterburen enkele jaren op Nederland achter, zegt De Boer. „Mensen mailen weinig; sturen vaak niet terug dat ze iets hebben ontvangen. En regelmatig word ik gevraagd om iets per fax op te sturen. In ons dorp met zeshonderd inwoners is zelfs een bankvestiging aanwezig; dat is in Nederland ondenkbaar.”
De bureaucratie is daardoor hoger dan in Nederland, merkt Carola Schroer. Zij is werkzaam bij het Grensinfopunt in het Duitse Kleve en begeleidt Nederlanders en Duitsers bij een verhuizing naar het buurland. „In Nederland kan je met DigiD bij overheidsinstanties inloggen en is alles digitaal geregeld. In Duitsland wil men daar gewoon niet aan. Menig Duitser denkt: „Waarom zouden we digitaliseren, terwijl het op de handmatige manier op een ordelijke manier verloopt?””
Vooroordelen
Schroer, die net over de grens in het Duitse Kranenburg woont, ziet meer verschillen tussen Nederlanders en hun oosterburen. „De vooroordelen kloppen wel aardig.” De Duitse pünktlichtkeit is er daar een van. „Een Duitser die in Nederland gaat werken, bereidt zich meestal goed voor en heeft achteraf nauwelijks problemen met toeslagen of belastingen. Nederlanders verhuizen vaak op de bonnefooi naar Duitsland, zonder na te denken wat de gevolgen daarvan zijn.”
Ook De Boer ziet de Duitse ordelijkheid en gezagsgetrouwheid terugkomen in zijn omgeving. „Naast ons huis ligt de parkeerplaats van een voetbalclub. Er ligt nog geen colablikje op de grond. Zelfs de jeugd gooit alles netjes in de afvalbak.”
„Regel is regel voor de Duitsers”, zegt Schroer. „In coronatijd deed iedereen braaf een mondkapje op, omdat het nou eenmaal moest.” Ook De Boer heeft die ervaring. „Wie geen mondmasker ophad, werd gewoon de winkel uitgezet.” Het leidde volgens Schroer soms tot een conflict in het grensgebied. „Menig Nederlander weigerde juni vorig jaar nog een mondkapje op te doen; het was immers in eigen land niet meer verplicht.”
Toch zien de meeste Duitsers hun westerburen als een relaxed en spontaan volk. Schroer: „Duitsers zeggen vaak: „Die Holländer sind immer so locker (onstpannen, RvdS).” Duitsers kijken vaak de kat uit de boom en wachten meer af.”
Inwoners van de Bundesrepublik vinden het volgens haar dan ook doorgaans fijn om in buurland Nederland te werken. „Er bestaat Nederland geen hiërarchie, zoals dat in Duitsland wel is. Een Nederlandse werkgever verwacht in veel gevallen dat een werknemer actief meedenkt. In Duitsland moet je een taak uitvoeren, ook al snap je het nut er niet altijd van.”
Andersom gaan veel Nederlanders naar Duitsland vanwege de financiële voordelen. Schroer: „Voor 3,5 ton heb je hier een vrijstaand huis, de benzine is 50 cent goedkoper en ik betaal maar 80 euro per jaar aan wegenbelasting.” De Boer nuanceert: „De huizenprijzen zijn afgelopen jaar met 20 procent gestegen in ons dorp. Ik denk dat het verschil met Nederland nog maar zo’n 10 procent is. De wegenbelasting is goedkoper dan in Nederland, maar de verzekering is duurder.”
Complete wijken met Nederlanders zijn er in Kranenburg en Nordhorn te vinden. „Sommige straten in ons dorp bestaan voor 80 procent uit Nederlanders”, licht Schroer toe. De meesten van hen doen praktisch alles nog in Nederland. „Bijna alle grensbewoners blijven in Nederland werken, houden hun Nederlandse vrienden en doen hun kinderen naar een Nederlandse school.”
Raar volk
Dat blijkt ook uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Jaarlijks steken bijna 43.000 werknemers vanuit Duitsland de grens over naar Nederland. Andersom pendelen er maar zo’n 9000 arbeiders van Nederland naar Duitsland voor werk.
Ook familie De Boer staat nog met één been in Nederland. „We gaan naar de kerk in Coevorden. Vanuit Hoogeveen was dat een half uur rijden; nu is het maar tien minuten. We wonen drie kilometer van de grens, dus onze kinderen zitten op een Nederlandse school. Dat is gewoon het makkelijkst.”
Inburgeren gebeurt bij een deel van de Nederduitsers niet, merkt Schroer. „De meeste Nederlanders wonen bij elkaar en leren de taal niet. Ze plukken de vruchten van wonen in Duitsland, maar nemen niet actief deel aan de Duitse samenleving.” Maar ook Duitse dorpen investeren te weinig in integratie van de Nederlanders, vindt Schroer.
Zelf ziet ze veel voordelen van een Duitse inburgering. „Op mijn zesde verhuisden mijn ouders naar Duitsland en ik ben er altijd gebleven. Ik had veel Duitse vriendinnetjes en werd tweetalig opgevoed. Daardoor had ik de keuze om zowel in Duitsland als Nederland te werken. Uiteindelijk ben ik zelfs met een Duitser getrouwd.” Haar moeder bleef echter haar leven lang heimwee houden en vond de Duitsers maar „een raar volk.”
De familie De Boer vindt het goed toeven bij de oosterburen en is inmiddels al aardig ingeburgerd. Een terugkeer naar Nederland zit er dan voorlopig ook niet in „We zijn bezig met de opzet van een bed en breakfast, doen mee met activiteiten in het dorp en drinken soms een kopje koffie bij de buren. Ik probeer in het Duits te communiceren, maar met plat Drents kom je hier ook een heel eind.”