ChristenUnie-staatssecretaris van Ooijen (Volksgezondheid) kan eindelijk de laatste stap zetten die nodig is om in Nederland een verbod op het recreatief gebruik van lachgas in te voeren.
Coalitiepartij D66 is het nog altijd oneens met dat besluit, maar woensdag gaf woordvoerder Joost Sneller zich gewonnen en staakte hij zijn verzet. „Ik blijf tegen het voorgestelde verbod, maar ik kan ook tellen en ook buiten de coalitie zijn er te veel voorstanders van dit verbod om het tegen te houden”, speechte de D66’er gelaten in een Kamerdebat.
CU-Kamerlid Mirjam Bikker noemt het in een eerste reactie „heel goed nieuws” dat de zaak nu eindelijk in een stroomversnelling komt. „In het afgelopen jaar sprak ik ouders, een huisarts, politie en burgemeesters en allemaal hebben ze een duidelijke boodschap als het gaat om lachgas: stop hiermee. Dat ben ik helemaal met ze eens”, zegt het Kamerlid desgevraagd.
Lachgas maakt veel kapot, maar is kinderlijk eenvoudig te krijgen, vervolgt Bikker. „Er moet heel snel een verbod komen om verslaving een halt toe te roepen en al die ellende die lachgas met zich meebrengt te voorkomen. In het afgelopen jaar heb ik hier met collega Anne Kuik van het CDA veelvuldig aandacht voor gevraagd.”
Toenmalig CU-staatssecretaris Blokhuis kondigde het verbod in december 2019 aan. Het toenemend gebruik door jongeren, inclusief de daarvan verbonden gezondheidsrisico’s, vormde destijds zijn voornaamste beweegredenen. In de Tweede Kamer leefden toen overigens al veel langer zorgen. Zo drong de PvdA er in 2016 op aan het Trimbosinstituut te laten uitzoeken welke stappen het kabinet-Rutte II kon zetten om lachgasgebruik onder jongeren te ontmoedigen.
Blokhuis bracht uiteindelijk de Commissie Risicobeoordeling nieuwe drugs (onderdeel van het RIVM) in stelling. Die zag voldoende ruimte om in overweging te geven lachgas toe te voegen aan lijst 2 van de Opiumwet. Die bevat een opsomming van de softdrugs waarvan het bezitten, vervaardigen, verwerken, verkopen of afleveren verboden is.
Toen de bewindsman dat aankondigde, reageerden D66 en VVD echter als door een wesp gestoken. D66 sprak van een „totale verrassing” en volgens de VVD schoot Blokhuis „met een kanon op een mug.” Diverse vertegenwoordigers van de politie lieten echter publiekelijk weten voor te zijn. Dat heeft er mee te maken dat lachgasgebruikers in het verkeer enorm lastig zijn aan te pakken, zelfs na het veroorzaken van een dodelijk ongeval. Het effect van lachgas op de mens is namelijk van zeer korte duur en het gebruik ervan is niet aantoonbaar in urine, adem, speeksel of bloed.
Een verbod maakt de handhaving aanzienlijk minder complex, aangezien een bestuurder dan ook al voor het bezitten of vervoeren van lachgas kan worden beboet.
Toch duurde het vervolgens nog tot november 2021 voor Blokhuis het ontwerpbesluit naar de Kamer kon sturen. Dat had er weer mee te maken dat het ingewikkeld is geëigende toepassingen van lachgas in de zorg, de voedingsmiddelen- en de auto-industrie van het verbod uit te zonderen. Daarna probeerde D66 met het inlassen van twee vragenrondes de besluitvorming af te remmen. Maar in de coalitie kwam de partij steeds meer alleen te staan.
Sneller voerde woensdag aan dat het kabinet zijns inziens beter eerst naar allerlei minder vergaande interventies had kunnen grijpen, zoals bijvoorbeeld betere gebruiksinformatie, het invoeren van statiegeld, het geven van stevige gezondheidswaarschuwingen of het opleggen van advertentiebeperkingen. De partij gaat proberen de Opiumwet zo gewijzigd te krijgen dat het kabinet nieuwe softdrugs versneld tijdelijk kan onderwerpen aan verkoopbelemmerende maatregelen, in afwachting van definitief beleid.
Woensdag zegde Van Ooijen D66 toe na te zullen gaan hoe de preventieaanpak van lachgas kan worden versterkt. Een andere toezegging betrof het evalueren van de effecten van het lachgasverbod. D66 wil dat daarbij ook wordt nagegaan of gebruikers zich als gevolg van de maatregel terugtrekken in het illegale circuit.
De enige stap die nog resteert voor het lachgasverbod van kracht kan worden, is de EU-kennisgevings- of notificatieprocedure. Daarbij gaan de Europese Commissie en de EU-lidstaten na of een maatregel geen belemmering vormt voor het vrije verkeer van goederen of voor de vrije verlening van diensten van de informatiemaatschappij of voor secundaire EU-wetgeving. Als dat verder geen complicaties oplevert, kan het verbod begin 2023 van kracht zijn.