„Drama als in Alblasserdam lastig te voorkomen”
Een drama zoals dat zich afgelopen vrijdag op zorgboerderij Tro Tardi in Alblasserdam voltrok, is moeilijk te voorkomen. Dat vreest Jessy Berkvens, die onderzoek doet naar verwarde personen. „Hoe naar ook, je kunt niet in iemands hoofd kijken.”
Net voordat hij twee mensen doodt en twee anderen ernstig verwondt, verstuurt John S. een mail, waarin hij aangeeft „uit pure frustratie en wanhoop” te handelen. De man uit Oud-Alblas beweert in het schrijven dat hij ggz-medewerkers en zijn huisarts al vijf jaar vertelde over zijn obsessie om een vuurwapen aan te schaffen. De zorgverleners deden daar naar zijn zeggen niets mee.
Het is te vroeg voor harde conclusies over hoe S. zover is gekomen dat hij meerdere mensen doodde, vindt Jessy Berkvens, sinds 2018 projectleider bij het lectoraat ”onbegrepen gedrag, zorg en samenleving” aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. „We kunnen niet in iemands hoofd kijken, maar het is wel aannemelijk dat hij niet in een weldenkende staat was toen hij deze moorden pleegde”, aldus Berkvens.
Volgens het openbaar ministerie (OM) stond S. bekend als verward en overlastgevend. Past hij in het rijtje van Bart van U., de moordenaar van Els Borst, en Tristan van der V., de schutter in winkelcentrum Ridderhof in Alphen aan den Rijn? Volgens Berkvens is de term verwarde persoon een ingewikkelde verzamelnaam. „Een dementerende vrouw die zomaar de weg oploopt is ook verward, maar toch kun je haar niet vergelijken met iemand die geweld pleegt.”
Ging er in dit geval daadwerkelijk iets mis bij hulpinstanties? Dat kan Berkvens, die in het verleden mensen met psychische problemen begeleidde, op basis van de actuele en openbare informatie niet zeggen.
Vanuit haar praktijkervaring weet Berkvens dat een zorgvraag van dag tot dag kan verschillen. „Iemand kan vandaag „Help!” roepen, en morgen vinden dat hij geen hulp nodig heeft.”
Ook als iemand hulp krijgt aangeboden en een behandeltraject ingaat, biedt dat volgens Berkvens geen garanties. „Vaak gebeurt er veel in iemands hoofd dat de hulpverlener niet ziet. En sommige mensen kunnen de schijn prima ophouden tijdens een gesprek van een uur. Als iemand gewelddadig wordt, is dat misschien moeilijk te signaleren geweest.”
Versplintering
Er valt in Nederland nog veel te leren als het gaat om de zorg voor daden zoals die van S., vindt Berkvens. Ze hekelt de versplintering in de zorg. „Vooral als iemand moeilijkheden heeft op veel terreinen in het leven, zijn er vaak tal van hulpverleners betrokken, die allemaal een deelgebied voor hun rekening nemen. Helaas blijven problemen dan toch vaak liggen.”
Om deze versplintering te bestrijden, werd eind 2016 vanuit de landelijke overheid het ”Schakelteam Personen met verward gedrag” opgezet. Deze groep mensen had als taak om te komen tot een overkoepelende aanpak in de zorg voor mensen die de grip op hun leven dreigen te verliezen. Het team, waarin onder andere politie, OM, gehandicaptenzorg en ggz waren vertegenwoordigd, was de opvolger van het in 2015 geïnstalleerde ”Aanjaagteam verwarde personen”.
Beide teams pleitten voor een mensgerichte aanpak. Ook legde het schakelteam de vinger bij het verschil dat iedere burger kan maken. „Heb oog voor elkaar. Het voor elkaar zorgen begint bij ons zelf”, was de oproep.
Ruzie
Een oproep die Berkvens van harte onderschrijft. „Vorig jaar werkte ik bij het meldpunt bijzondere zorg bij de GGD. Soms kreeg ik meldingen waarbij ik dacht: eigenlijk kun je hier als buren actie ondernemen. Bijvoorbeeld als iemand altijd de gordijnen dicht heeft en nooit buiten komt, of er heel onverzorgd uitziet. Maar ook als iemand zich tijdens een ruzie onbehoorlijk gedraagt. Probeer zelf eens op iemand af te stappen.”
Dat wil niet zeggen dat de samenleving verantwoordelijk is voor daden zoals van S., haast Berkvens te zeggen. Maar de professionalisering van de zorg is volgens haar wel doorgeslagen. „Soms is goed contact met een buurman of een pastoraal medewerker in het buurthuis effectiever dan een behandeling door een hulpverleningsinstantie.”
Fiets
Ook dr. Violet Petit-Steeghs, universitair docent aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, stelt dat het vinden van een goede manier om verwarde personen te ondersteunen uitdagend is. Volgens Petit-Steeghs, die de centrale evaluatie van de aanpak van personen met verward gedrag heeft geleid, sluiten protocollen niet altijd aan bij de realiteit. „Als iemand schoenen of een fiets nodig heeft om weer mee te kunnen doen in de samenleving, kan het zijn dat hij aanklopt bij een hulpverlener die dit niet in zijn takenpakket heeft. Momenteel hangt het van een manager of bestuurder af of een hulpverlener de ruimte krijgt om iemand op zo’n praktisch punt te helpen, tegen het protocol in.”
Petit-Steeghs zag ook verbetering in de afgelopen jaren. Waar organisaties eerst vooral op eigen houtje opereerden, zijn er volgens de universitair docent de laatste jaren tal van regionale samenwerkingen rond de zorg voor verwarde personen van de grond gekomen.
Daarnaast is er volgens haar meer ruimte gekomen voor een persoonsgerichte aanpak. „Neem het vervoer naar de locatie waar een verward persoon onderzocht wordt. Dat gebeurde in politiewagens, wat voor de betrokkene bedreigend voelde. De beoordeling van een persoon kon niet altijd worden uitgevoerd door de spanning. Nu is er passend vervoer dat uitgaat van bijvoorbeeld de ggz.”
Of de mensgerichte visie een einde zal maken aan alle problemen, betwijfelt Petit-Steeghs. „We moeten ook meer oog hebben voor de oorsprong van verward of onbegrepen gedrag. Hoe staat het met de leefbaarheid en complexiteit van de huidige samenleving?”
De rol die iedere burger kan spelen bij het voorkomen van problemen, is voor Petit-Steeghs nog niet duidelijk. „Het is inderdaad belangrijk dat mensen naar elkaar omzien. Maar wat kunnen we wel en niet verwachten van mensen binnen onze geïndividualiseerde maatschappij en hoe kunnen we ze daarbij helpen? Dat is denk ik een belangrijk punt om op te reflecteren.”