„Wie niet horen wil, …” Het dreigement staat in keurig handschrift rechts op het bord in groep 8 van de Gouverneur de Graaffschool op Sint Eustatius. Prachtige zwarte lichamen steken in zachtgroene schooluniformen. Het opmaken van het haar van sommige meisjes moet uren in beslag nemen.
De taal op de basisschool is Engels, de methodes zijn Nederlands. Restanten van een koloniaal verleden. ’Wij’ weten nauwelijks waar de Antillen liggen, ’zij’ moeten weten waar Bonifatius werd vermoord en wat de hoofdstad van Flevoland is.
Juf Christine gaf ruim tien jaar les in de Amsterdamse Bijlmermeer. Een school met Surinamers, Antillianen, Marokkanen en meer wereldlingen. Een etnisch eiland in de stad. Haar eigen eiland trok. „Je bent thuis.”
De schooltijden op de Gouverneur de Graaffschool (125 leerlingen, 9 teachers) lopen van halfacht tot één. Daarna is het te warm. De ramen staan altijd open. Een gymzaal hebben ze niet. „Niemand wil ons geloven als we zeggen dat we een gymzaal nodig hebben”, lacht directeur Floyd Woodley.
Scholing is wel het nadeel van het wonen op een klein eiland. Wie verder wil leren moet weg. Naar Sint Maarten of Curaçao. „Slimme studenten gaan naar de Verenigde Staten of naar Nederland. Veel van hen blijven daar hangen”, zegt juf Christine. „Veelal vanwege het geld.”
Zeg nooit de volledige naam als je het over Sint Eustatius hebt. Statia is het en Steesja zal het zijn. Op 16 november 1776 erkende Sint Eustatius als eerste, met dertien saluutschoten, de nieuwe Verenigde Staten van Amerika, wat nog jaarlijks wordt gevierd tijdens Statia Day.
Oranjestad, het enige dorp op het eiland, ademt nog de sfeer uit die tijd. Alsof de kanonnen in Fort Oranje zojuist tot zwijgen zijn gebracht.
Ooit telde het eiland zeventig plantages voor tabak en suiker. De haven was belangrijk voor slaven- en goederenhandel. Niet voor niets noemde men het eiland toentertijd ook wel The Golden Rock (de gouden rots). De oleander tiert er welig.
Het goud is doffer geworden. De wegen zijn slecht, de natuur is soms een vuilnisbak. Op het strand loopt een koe. Olie (een enorm Amerikaans overslagcomplex) zorgt voor geld. En overlast. Maar zeg dat niet hardop. Er is nog nooit een druppel gemorst, meneer. Je moet er niet aan denken als het wel gebeurt.
Waar ze zich ook voor schamen op Statia zijn de dames uit de Dominicaanse Republiek. Ze brengen vertier voor de mannen uit de olie. Ergens tussen de tanks en de Franklin Delano Roosevelt Airport (de naam is langer dan de startbaan) staan hun caravans. Afwerkplek op de Antillen.
Het eiland kent nauwelijks of geen criminaliteit. De laatste moord dateert van 28 jaar geleden.
Er zijn veel geiten op het eiland. Ze zijn zelfs een keer aan de orde geweest in het Nederlandse parlement. „Er heerst op dat eiland een ware geitenplaag, meneer de voorzitter. Wat doet Nederland daaraan?” Niets, lekker laten lopen.
Het Koninkrijksstatuut bestaat 50 jaar. Deze week dagelijks een portret van een van de Antilliaanse eilanden. Morgen: Saba.