Leerkrachten zien spanning tussen het psychologische en het Bijbelse mensbeeld. En tussen de christelijke identiteit en de positieve psychologie wringt het (RD 11-4). Is dat wel zo? En wat zegt dit over onze identiteit?
Toen de Vroege Kerk voor belangrijke vragen stond, vroeg de kerkvader Tertullianus (160-230) zich af: Wat hebben Athene en Jeruzalem nu met elkaar te maken? Men zag zich genoodzaakt tot bezinning over hoe men zich moest verhouden tegenover de heidense religie en bijbehorende filosofie (lees: Griekse filosofie). Radicaal afwijzen of juist niet?
Er waren voorstanders voor afwijzing. „Na Jezus Christus hebben wij geen nieuwgierigheid meer nodig en na het Evangelie geen onderzoek”, aldus Tertullianus. Er was echter ook een tegengeluid, mét Bijbelse onderbouwing. Men stelde de dialoog tussen Paulus en de Griekse filosofen op de Areopagus (Handelingen 17) als voorbeeld. Een ander argument vormden de door de Israëlieten uit Egypte meegebrachte schatten. Kostbaarheden (heidense eigendommen!) die voor de tabernakel werden bestemd. Men zag de Grieks-filosofische denkbeelden als geestelijke schatten die de kerk mocht gebruiken.
Zo vormden de dialoog tussen Paulus en „de mannen van Athene” en de gedachte achter de Egyptische schatten een belangrijke basis voor de apologetiek. Apologeten als Justinus de Martelaar (100-165) en anderen zijn hierin van grote betekenis geweest. En het bleek effectief en zegenrijk bij het zoeken naar aansluiting bij mensen die in de aanvankelijk nog dominante heidense wereld leefden. Christenen zochten een ingang voor het licht van Gods Woord door gebruik te maken van bij de heidenen bekende gedachten en gewoonten.
Een prachtig voorbeeld van deze denkwijze is de aansluiting bij de in de Grieks-Romeinse wereld bekendstaande Logos-gedachte. Filosofen zochten naar de hoogste vorm van waarheid en wijsheid, de Logos. Ook toen zochten mensen naar antwoorden op diepe vragen rond waarheid en wijsheid. De christelijke kerk had echter een andere Logos ontdekt: „In den beginne was het Woord (Logos) en het Woord was bij God en Woord was God” (Johannes 1:1). Deze Logos was geen leer maar een Persoon, Jezus Christus. Zo werd de denkwijze van filosofen als het ware getransformeerd naar een hoger doel.
Staande op de schouders van de Vroege Kerk wil ik graag bij twee zaken de vinger leggen. In de eerste plaats: het denken over de mens vanuit psychologisch perspectief hoeft niet per se op gespannen voet met de Bijbel te staan. En vervolgens: wat zegt het ervaren van deze spanning over onze identiteit?
Verantwoordelijk
Woorden als talent, zelfontplooiing en het beste uit jezelf halen, klinken ons misschien wat verdacht in de oren. Dat onderken ik ook niet. Toch moeten we ons afvragen of dat terecht is. Bezien we deze zaken dan niet teveel vanuit de manier waarop de wereld ze invult? Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dit het geval is. En dat daarom het ene als vanzelf een tegenhanger wordt van het andere. Zelfontplooiing tegenover zelfverloochening. Autonomie tegenover onderwerping aan God.
Maar laten we niet vergeten dat de Bijbel ons helder en eerlijk oproept om ons leven op een positieve manier in te richten tot eer van God. Met ons hele verstand en al onze krachten. Er zijn genoeg Schriftplaatsen die daarover spreken. Thema’s als talentontwikkeling, zelfontplooiing en het beste uit jezelf halen mogen we best serieus nemen. God vraagt van ons toch nog steeds Zijn beeld terug?
Maar als wij in acht nemen dat we als psychologische wezens door God zijn geschapen en door de zonde te maken hebben met de gebrokenheid van het leven, kúnnen wij dit dan wel doen? Ook daar zit een stuk spanning. Bekering is geen mensenwerk, maar God houd ons als redelijke schepsels wel verantwoordelijk voor onze taak in deze wereld. Het realistische Bijbelse mensbeeld ”onbekwaam tot enig goed” ontslaat ons niet van onze plicht om onze kinderen onderwijs te geven. Geen docent zal het toch in zijn hoofd halen om vanuit deze gedachte onderwijs te geven! Leerlingen mogen zich wel degelijk ontplooien, zelfvertrouwen ontwikkelen en het beste uit zichzelf halen. Maar laten we dit dan, vanuit onze christelijke identiteit, op de juiste wijze duiden en de zaken niet teveel tegenover elkaar zetten. Net zoals de Vroege Kerk dit deed. Van een filosofische logos naar een Bijbelse Logos. Talenten ontwikkelen? Jazeker! „Hierin is Mijn Vader verheerlijkt dat gij véél vrucht draagt” (Johannes 15:8.) „En (dan duiden we de Bron waaruit alles opkomt) zonder Mij kunt gij niets doen” (Johannes 15:4).
Gebrokenheid
Het Bijbelse mensbeeld mogen we niet verzwijgen. Maar het is geen doel op zich en moet ons ergens brengen. Wanneer deze zaken ons raken, is het toch ons diepste verlangen om, ondanks de realiteit van zonde, vanuit de zalving van Christus het beste van onszelf aan de Heere te geven? Of om het met de Heidelbergse Catechismus te zeggen: „…mijzelf tot een levend dankoffer Hem offere…” (Antwoord 32). De gevolgen van de zonde ervaren we ook in het onderwijs. Gebrokenheid in gezinnen en traumatische ervaringen kunnen een sterke wissel leggen op het leven van leerlingen. En soms is een kind gewoon minder sterk op sociaal gebied. Trainingen die onze leerlingen weerbaar en sterker kunnen maken, mogen dan zeker ingezet worden. De psychologie, de kijk op ons menselijk functioneren en alles wat daarmee samenhangt, mogen ingezet worden om ons te helpen worden wie we zouden moeten zijn. Dat is geen kwestie van zelfvertrouwen zonder God nodig te hebben. Zelfvertrouwen oefenen en afhankelijk zijn van God kunnen best naast elkaar bestaan.
In de tweede plaats zegt het ervaren van genoemde spanning ons misschien ook wel veel over de stevigheid (of het niet zo stevig zijn) van onze christelijke identiteit. „Leraren vinden het essentieel om de identiteit van de school in alles te betrekken. Maar op het pedagogisch vlak gebeurt dat vervolgens onvoldoende. Leerkrachten geven bijvoorbeeld faalangsttrainingen om leerlingen emotioneel veerkrachtiger te maken. Maar daarin wordt nauwelijks de verbinding gemaakt met de Bijbel”, aldus Petronelle Baarda in haar rapport. Weten wij altijd wel raad met onze identiteit? En waarom is die zo moeilijk te integreren in ons héle leven? Hoe functioneert bij ons de Bijbel als we als leerkracht wat terughoudend zijn met het benoemen van concrete zaken en we bang zijn dat we de dingen met de Bijbel „platslaan”? Hebben we dan de Bijbel niet tot ”boeman” gemaakt, terwijl we juist de rijkdom ervan in woord en daad zouden moeten voorleven?
De Vroege Kerk heeft haar identiteit vanuit een minderheidspositie helder vorm kunnen geven. Die positie is onder Gods leiding en zegen van de marge van de samenleving verschoven naar een dominante plek in de maatschappij. Wij zij opnieuw, nu in een omgekeerde beweging, in een minderheidspositie gekomen. Maar de opdracht blijft dezelfde.
De auteur volgt de opleiding geschiedenisdocent aan Driestar hogeschool.