Het RD presenteerde recent de resultaten van een onderzoek naar ”kerk en corona” (RD 26-2). Bij de antwoorden van kerkenraden viel één ding op: de verwachting dat de coronapandemie de band met jongeren losser heeft gemaakt. Kerken worstelen met de vraag: hoe nu verder met het jeugdwerk?
Na een periode waarin even niets op de gebruikelijke manier kon doorgaan, zitten kerkelijke gemeenschappen met grote vragen. En niet alleen in Nederland. Een internationaal team van onderzoekers en voorgangers onderzocht de invloed van de coronapandemie op geloofsonderwijs en toerusting van kinderen en jongeren in Brazilië, het VK, de VS en Canada. Uit dit Multi-national Children’s Ministry Report 2021 bleek slechts 2 procent van de onderzochte kerken een heldere, uitgewerkte strategie hiervoor te hebben.
Voor gemeenten zijn er twee valkuilen wat betreft jeugdwerk. De eerste is handelingsverlegenheid, of zelfs berusting. De coronapandemie heeft een dalende trend in ledenaantallen en betrokkenheid verder versterkt. Kerkenraden twijfelen of en in welke mate jongeren betrokken zijn gebleven. Hier te veel op gericht zijn, is verlammend.
Een tweede valkuil ligt in het terugvallen op de traditionele structuren. Kerken kunnen er niet zomaar van uitgaan dat de betrokkenheid van jongeren vanzelf weer groter wordt als ze verdergaan met dezelfde (soort) activiteiten als voor de pandemie.
De coronapandemie heeft soms pijnlijk laten zien in welke onderdelen van het gemeenteleven onvoldoende is geïnvesteerd in de afgelopen jaren. Hieronder drie suggesties waar kerken de aandacht op kunnen richten.
Gemeenten kunnen allereerst een belangrijke rol spelen in het ondersteunen van de geloofsopvoeding door ouders. Tijdens de lockdowns waren zij opeens ook jeugdleider en catecheet. Velen voelden zich daar onvoldoende toe in staat, omdat zij voor de godsdienstige vorming sterk leunen op de kerk (en school). Op hun beurt besteden kerken vaak minimaal aandacht aan het toerusten van ouders voor deze taak. Bezinning, onderling contact en ondersteuning helpen ouders om hier concreet vorm en inhoud aan te geven.
Ten tweede heeft de coronatijd de waarde van persoonlijk contact en sterke relaties bewezen. Er zijn kerken waar jongeren nauw betrokken zijn gebleven. Dat is veelal te danken aan sterke persoonlijke relaties tussen jongeren onderling en met leiders van jeugdverenigingen, (jeugd)ouderlingen en andere gemeenteleden. Deze onderlinge verbondenheid vormt het cement van de gemeente en heeft actief onderhoud nodig. Bijvoorbeeld door onderling pastoraat te stimuleren of jongere en oudere gemeenteleden te koppelen.
Ten derde moeten kerken bewuster nadenken over ruimte in het vormgeven van gemeente-zijn. Tijdens de coronatijd was het voor veel gemeenten een worsteling om eredienst, catechese en jeugdwerk op een passende manier door te laten gaan. Dat de gang van zaken in de gemeente vertrouwd aanvoelt, is goed. Begrijpelijk dat kerken rusten op vaste gewoonten en waardevolle tradities. Maar deze kunnen de kerk wel kwetsbaar maken als opeens de omstandigheden dusdanig anders zijn dat die vaste vormen niet mogelijk zijn. Zoals bij een lockdown.
Lange tijd heeft de nadruk in kerken gelegen op de inhoud en vorm van geloofsoverdracht. Als dit samengaat met een hang naar vaste vormen kan een kerk vastlopen in het jeugdwerk. Het kan vruchtbaar zijn als een gemeente zich richt op het sociale netwerk van jongeren. Welke contacten zijn er in en met de gemeente? Hoe ervaren jongeren die?
Het gemeenteleven is gebaat bij het ontwikkelen en stimuleren van deze relaties. Op deze persoonlijke contacten mag de gemeente ook zegen verwachten voor de betrokkenheid van jongeren. Want als het goed is, wordt daarin ook iets doorgegeven van het levende geloof in Jezus Christus en dragen ze daarom wezenlijk bij aan de vorming van jongeren en de binding aan de gemeente.
Niek Bakker is adviseur jeugdpastoraat bij stichting Chris