„CGK zijn zelf schuldig aan impasse”
Synodeleden erkennen dat ze samen schuldig zijn aan de impasse waarin de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) verkeren. „Nodig is een weg van buigen voor de Heere en Zijn Woord.”
De CGK zijn verdeeld over de vraag of vrouwen mogen dienen in de ambten van predikant, ouderling of diaken. De spanningen die dat oplevert, vraagt allereerst om onderzoek „van het eigen hart”, zei preses (voorzitter) ds. J. G. Schenau woensdagmorgen op de CGK-synode in Nunspeet. De synodeleden gingen daarop in groepen uiteen om over de „fundamenten” van het kerk zijn te praten.
Impasse
Op de synodetafel lag woensdag een rapport van de commissie kerk zijn. Die werd begin 2020 ingesteld „in het besef van de impasse waarin de besprekingen geraakt zijn rond de vraag wat de kerk aan moet met de verschillende hantering van het besluit inzake vrouwelijke ambtsdragers.”
De CGK staan officieel geen vrouwelijke ambtsdragers toe. De generale synode sprak in 1998 uit dat volgens de Bijbel „het gezaghebbend leidinggeven aan de gemeente aan de man en niet aan de vrouw toekomt.” Enkele gemeenten hebben echter wel vrouwen in de ambten benoemd of ze zijn van plan dat te doen. Het onderwerp staat donderdag en vrijdag op de agenda van de generale synode.
Schuldbelijdenis
In het rapport gaat het om de onderliggende vragen: wat betekent het om samen kerk te zijn, wat houdt eenheid in verscheidenheid in en welke waarde hebben de regels die met elkaar zijn afgesproken? Wat is de relatie tussen de plaatselijke gemeente en het kerkverband en wat zijn de grenzen volgens Schrift en belijdenis? Hoe ga je om met tucht?
Om de kerkelijke impasse te doorbreken, is volgens de commissie „een weg van buigen voor de Heere en Zijn Woord” nodig. „Een weg van gebed dus ook.”
De commissie roept op om terug te gaan naar het „fundament” van het kerk zijn. Dat houdt onder meer „spreken over onze gezamenlijke zonde en schuld” in. „En de noodzaak van vermaning en bekering van ons allen. Niemand kan voor de schuld van de impasse alleen naar de ander kijken.”
Samen kerk zijn vraagt om een geestelijke houding, stelt de commissie. „Gemeenten die besluiten en uitspraken van meerdere vergaderingen naast zich neerleggen –met welke achtergrond en verklaring ook, hoezeer daartoe gedrongen door de situatie waarin zij zich bevinden– en tegelijk stellen dat ze van harte onderdeel willen blijven uitmaken van de CGK spreken iets onmogelijks uit.”
Er is geen goede weg uit de impasse als kerken afstand nemen van kerkelijke besluiten, aldus de commissie. „Omdat in het varen van een eigen koers het vertrouwen in het verband van kerken opgezegd wordt, en omdat het strijdig is met de belofte zich te voegen naar besluiten van meerdere vergaderingen (wat eigen is aan ons kerk zijn), is het onontkoombaar om te spreken over zonde en de noodzaak van vermaning en bekering.”
De commissie benadrukt daarnaast het belang van eenheid. „Een oplossing waarbij gemeenten zich zouden verwijderen uit het kerkverband, zou een oplossing zonder genade en zegen zijn, een wangetuigenis naar de wereld, een verlies voor Gods Koninkrijk, een zonde voor God en een gebruikmaken van kerkelijke verdeeldheid.”
Tegelijk is het elkaar loslaten op punten die naar overtuiging van de kerken principieel liggen, niet anders dan „het aanvaarden van geestelijke verwijdering van elkaar, het ontkennen van het probleem, en het relativeren van de gezamenlijke belijdenis waarop wij staan.”
Paspoort
Commissievoorzitter prof. dr. J. W. Maris gaf woensdagmiddag een toelichting op het rapport over kerk zijn. Volgens de emeritus hoogleraar van de Theologische Universiteit Apeldoorn waren de commissieleden „ontroerd” dat ze eensgezind een rapport konden schrijven. „We waren er bijna aan gewend geraakt dat er een meerderheids- en een minderheidsrapport wordt opgesteld.”
Kerk zijn, zei prof. Maris, is een geloofszaak en staat niet los van Christus. „We belijden de eenheid van het lichaam van Christus. Segmenten: ja, partijen: nee. Dat is verboden.”
De identiteit van de kerk ligt in haar Hoofd, aldus prof. Maris. „Als we ons paspoort laten zien, dan laten we ons hoofd zien. Dat is voldoende. Al is het hoofd maar een vijfde deel van onze lichaamslengte, het is genoeg om ons te herkennen. Zo zijn we niets buiten het Hoofd van de kerk, de Heere Jezus Christus.”
Pijnlijk
De gesprekleiders gaven een inkijkje in wat de synodeleden woensdagmorgen in kleine groepen bespraken. Ds. D. Dunsbergen (Enschede) zei dat er „pijnlijke” herkenning was van veel wat er in het rapport wordt beschreven. Aan de orde kwam onder meer de vraag wat een kerkverband precies is. „Daar wordt verschillend tegenaan gekeken. Is het een vrije keuze van een plaatselijke gemeente om zich ergens bij aan te sluiten? Of is eenheid gegeven en ben je in Christus aan elkaar verbonden?”
Echt met elkaar in gesprek gaan en uitkomen bij Christus: dat was volgens ds. C. J. Droger (Vlaardingen) de uitweg uit de impasse die de synodeleden in zijn groep zagen. „Bij Hem moet het gesprek beginnen, niet bij de kerk als instituut.”
Er werd ook gesproken over persoonlijke schuld in de impasse. Zo kwam iemand in de groep van ds. A. D. Fokkema (Kerkwerve) tot het inzicht dat „het Woord van God ook bij de ander in goede handen kan zijn.”
De groep van ds. H. Polinder (Urk) sprak uitgebreid over het fundament van de kerk, Christus. Er wordt volgens de groepsleden in de kerken maar „weinig echt van hart tot hart over de prediking gesproken.” Iedereen zit snel weer in de „vergadermodus.”
Bron
Synodeleden stelden vervolgens vragen over het rapport. Ds. S. P. Roosendaal (Lelystad) constateerde dat er in het rapport steeds wordt teruggegaan naar de „bron”, om daaruit te putten. „Dat is goed. Maar tegelijkertijd staat de kerk met beide benen op de wereld, om de heilsboodschap uit te dragen. Hoe staat het met onze missie? Het doel is dat het heil, het water uit de bron, de wereld ingaat. In het rapport gaat het vooral over discipline en niet over discipelen.”
Het rapport laat scherp zien wat de reden van de onderlinge verwijdering is, stelde ouderling W. Hijmissen (Lelystad). „We hebben jarenlang over en niet met elkaar gepraat. Laten we voortaan geen besluiten meer nemen die dat gesprek in de weg staan.”
Ds. D. A. Brienen (Hardenberg) vroeg zich af of er straks in de hemel wel kerken en ambten zullen zijn. „Moeten we dan nu zoveel waarde hechten aan een kerkverband en de organisatie daarvan?”
Het rapport noemt kort de discussie over vrouw en ambt. Ds. Polinder: „Gaat het hierbij om Schriftgezag of om een verschillend verstaan van de Schrift?”
Middelmatig
Hoe nu verder? Commissievoorzitter prof. dr. J. W. Maris zei dat de synode nu geen conclusies moeten gaan opschrijven. „Er is vanmorgen in elkaars hart gekeken. Ik kan alleen maar hopen dat dit zal doorwerken in de verdere besprekingen. Het gaat om de oriëntatie op Christus.”
De onderlinge gesprekken en het „met elkaar buigen voor de Schrift” kunnen ook vruchtbaar zijn voor de gemeenten, stelde de emeritus hoogleraar even later. „Ambtsdragers kunnen daarin een voorbeeld zijn.”
Hij zei dat de kerk ervoor moet waken overal minderheids- en meerderheidsrapporten over op te stellen. „Niet alle onderwerpen wegen even zwaar. Er bestaan middelmatige zaken, waarover je kunt praten.”
Gekozen
Er volgde een tweede gespreksronde. Dr. B. Loonstra: „Zijn we elkaar gegeven of hebben we voor elkaar gekozen? Dat is geen academische vraag, maar een wezenlijk punt”, aldus de predikant uit Gouda. Want in het laatste geval kan een gemeente ‘gemakkelijker’ het kerkverband verlaten.
Dr. Loonstra wees op het belang van de vrijheid van geweten; hij gaf daarnaast een voorbeeld: „Er zijn verschillende interpretaties van de Schrift in een bepaalde casus. De meerderheid kiest voor de ene interpretatie en de minderheid voor de andere. Ze zijn allebei overtuigd van de validiteit van hun interpretatie. Als dan de interpretatie van de minderheid wordt afgewezen, is dan het speken van de kerk of van de Schrift doorslaggevend?”
Ds. W. L. van der Staaij (Den Haag-Scheveningen): „Er is waarschijnlijk geen ander kerkverband dat de afgelopen tijd zo veel heeft gebeden, gesproken en zich heeft bezonnen. Denken we dat de impasse wordt doorbroken door ons verder te bezinnen en te spreken, en te concluderen dat we elkaar vrij moeten laten in de interpretatie van de Schrift?”
Misschien getuigt het volgens hem „van wijsheid om wel een besluit te nemen en anderen op te roepen zich daaraan te houden.”
Volgens prof. Maris moeten de CGK „tot het uiterste gaan om elkaar vast te houden.” Tegen dr. Loonstra: „Er kunnen soms verschillende interpretaties van de Heilige Schrift bestaan. Iedereen zou zichzelf dan de vraag moeten stellen of hij alle mijlen met de ander is gegaan. Een kerkelijke vergadering moet de wijsheid hebben om met deze verschillen om te gaan.”
Kerkelijke ontmoeting
De impasse is een collectieve schuld, vindt ds. J. Oosterbroek. „Er is een proces van genezing en verbinding nodig.”
De predikant uit Dronten deed vervolgens een ingrijpend voorstel: om de besluiten over vrouw en ambt en kerkelijke eenheid op te schorten en een commissie Breed-Kerkelijke Ontmoeting (BKO) in te stellen. Die moet „brede” gesprekken in de kerken organiseren, „voor Gods aangezicht”, vooral over de prediking.
Het moderamen wilde het voorstel niet in stemming brengen, onder meer „om te waarborgen wat vandaag is besproken.” Volgens preses ds. Schenau heeft het voorstel geen „zeer breed” draagvlak in de synode. „De consequentie van het voorstel wordt in het rapport niet aangereikt en kwam ook in de bespreking nauwelijks aan de orde.” De weg van verdere besprekingen staat bovendien ook in het zogenoemde minderheidsrapport over vrouw en ambt, dat de synode donderdag en vrijdag bespreekt.
Het moderamen vroeg de indieners het voorstel terug te nemen. Dat wilde ds. Oosterbroek niet. „Het gaat om een hartenkreet, om wezenlijke dingen.”
Na een kort overleg zei de predikant uit Dronten: „We vragen het moderamen ons voorstel te waarborgen.” Dat betekent dat het voorstel vooralsnog van tafel is, maar dat de inhoud van het voorstel later op de een of andere wijze wel terugkomt. „We zouden het bijzonder jammer vinden als de opbrengsten van deze dag verloren zouden gaan.”