Onzekerheid troef voor Puttense boer
Veehouderij en stikstofgevoelige natuur gaan niet samen. Dat lijkt de boodschap van het kabinet. Drie boeren uit Putten maken zich zorgen over de toekomst van hun bedrijf en van de sector.
De zeugen van Lambertus Doppenberg (49) rollen door het stro. Af en toe laat er eentje luidruchtig van zich horen. „Dan moet weer even duidelijk worden wie er in de groep de baas is”, lacht de veehouder.
Vierhonderd zeugen heeft hij, plus 2000 vleesvarkens die in verschillende stallen onderdak vinden. Het bedrijf ligt tussen Voorthuizen en Putten, op 400 meter afstand van het Sprielderbos. Dat bos is onderdeel van het Veluwemassief – het grootste Natura 2000-gebied van Nederland (op land) en door de overheid aangemerkt als stikstofgevoelig. Dit betekent dat heide en sommige zeldzame planten in het gedrang komen als er te veel stikstof via de lucht in de bodem terechtkomt. Volgens modellen van milieu-instituut RIVM is die stikstof afkomstig van het verkeer en de industrie, maar vooral van dichtbij gelegen veehouderijen.
„Ik ben zo’n piekbelaster”, zegt Doppenberg, terwijl hij met twee collega’s aan de keukentafel schuift. „Daar ga ik zonder meer vanuit, gezien de omvang en de locatie van mijn bedrijf en het feit dat ik geen luchtwassers in mijn stallen heb (techniek om ammoniak –de vorm waarin stikstof naar de lucht ontsnapt– uit stallucht te filteren, TR). De overheid staat nog niet bij me aan de deur, maar dat gaat vast gebeuren.”
Uitkopen
Het kabinet wil veehouders met veel uitstoot dichtbij kwetsbare natuur zo snel mogelijk uitkopen. Vrijwillig waar dat kan, gedwongen waar dat niet lukt, schreef stikstofminister Christianne van der Wal op 1 april aan de Tweede Kamer. Ze kondigde alvast een bonus aan voor boeren die snel overstag gaan.
Doppenberg staat niet te trappelen, en dat geldt ook voor Jan van den Brink (51). Hij heeft een gemengd bedrijf met honderd melkkoeien en 43.000 scharrelkippen. Zijn boerderij ligt op 1500 meter van het natuurgebied. „Dat is zo’n beetje op de grens, schat ik. Ik verwacht dat ik niet weg moet, maar ik maak me wel grote zorgen over de gevolgen van het stikstofbeleid, zowel voor de toekomst van mijn eigen bedrijf als voor de veehouderij als geheel.”
Dat laatste is ook de zorg van dorpsgenoot Reinand Jansen (38). Hij houdt 1500 vleeskalveren op 2800 meter afstand van het Natura 2000-gebied. Weliswaar is dat buiten de ‘gevarenzone’, maar Jansen ergert zich aan het gemak waarmee de Haagse beleidsmakers boeren afschrijven. „Het gaat om het levenswerk van ondernemers die niets liever willen dan doorgaan op hun bedrijf, dat ze vaak van hun ouders hebben overgenomen. Zij worden met dit beleid ongewenst verklaard.”
Het steekt de drie boeren dat hun sector moet bloeden voor een probleem dat de overheid zelf heeft veroorzaakt. Het vorige stikstofbeleid, het zogeheten PAS (Programma Aanpak Stikstof), bleek juridisch niet houdbaar. Toen de Raad van State het in mei 2019 afschoot, kwamen de vergunningverleningen voor duizenden bouw- en infrastructuurprojecten stil te liggen. Nederland kwam in een crisis terecht, die nog altijd niet is opgelost.
Ook raakten meer dan 3500 bedrijven, vooral veehouders, in grote onzekerheid. Dit zijn de zogeheten PAS-melders: ondernemers die voor een activiteit met geringe stikstofuitstoot onder het oude beleid geen natuurvergunning konden krijgen, maar moesten volstaan met een melding. Sinds de uitspraak uit 2019 zijn ze –buiten hun schuld– strikt genomen illegaal bezig. Het kabinet wil dat voorlopig gedogen en de PAS-melders uiterlijk in 2025 alsnog legaliseren. Maar daarvoor moet het eerst ‘stikstofruimte’ verzamelen, bijvoorbeeld van stoppende boeren. Milieugroepen proberen in de tussentijd via de rechter provincies te dwingen om de PAS-melders toch aan te pakken.
Gemakkelijke prooi
Veehouders zijn een gemakkelijke prooi voor een overheid die snel de landelijke stikstofuitstoot wil beperken, vinden de drie boeren. Ze wijzen erop dat de meeste boeren net als zijzelf een natuurvergunning hebben. Daarin staat precies hoe hun bedrijven zijn ingericht, inclusief de (berekende) uitstoot en de neerslag van stikstof op kwetsbare natuur. Van veel bedrijven buiten de agrarische sector zijn die gegevens volgens hen niet bekend.
De drie plaatsen ook vraagtekens bij de berekeningen. „Die zijn gebaseerd op modellen, niet op metingen”, zegt Jansen. „De minister heeft zelf gezegd dat de wetenschappelijke onderbouwing beter moet. Ik vind dat ze dan moet wachten met het uitkopen van boeren.”
Van den Brink betwijfelt of het wel echt zo slecht gesteld is met de natuur. „Vóór die uitspraak in 2019 had niemand het over stikstof in relatie tot de natuur. Toen ging het alleen over de hoeveelheid fosfaat die we met mest op ons land brengen, die moesten wij als melkveehouders verminderen. Ik vind dat de sector nu ook eerst zelf de kans moet krijgen om de stikstofuitstoot aan te pakken. Door innovatie: technische maatregelen. Dat zou de overheid veel meer moeten stimuleren.”
Jansen wijst erop dat de voedselarme heidegronden zijn ontstaan door afplaggen. Dat werd vroeger volop gedaan, maar tegenwoordig niet meer. Hij denkt dat achterstallig onderhoud eerder de oorzaak is van de achteruitgang, dan een teveel aan stikstof.
Ondanks hun kritiek zijn de Puttense boeren bereid om hun steentje bij te dragen. Zo hebben ze alle drie de achterliggende jaren bij renovatie of nieuwbouw geïnvesteerd in zogeheten emissiearme stalvloeren. Daarbij worden urine en mest zo veel mogelijk gescheiden opgeslagen. Ammoniak ontstaat namelijk alleen als die twee met elkaar mengen.
Luchtwassers
De uitstoot zou verder omlaag kunnen door de installatie van luchtwassers. Toch is Doppenberg –die het dichtste bij kwetsbare natuur zit– dat niet van plan. „Luchtwassers helpen niet om de lucht gezonder te maken voor de dieren”, zegt hij. „Ze zijn ook duur, zomaar 100.000 euro per stuk, en ze zijn brandgevaarlijk. Bovendien hebben verschillende rechters hun twijfel uitgesproken over de werking ervan.”
Intussen hoopt Doppenberg dat het dreigende noodweer overwaait. „De overheid heeft haar beleid de afgelopen 25 jaar zo vaak aangepast. Wie weet, gebeurt dat nu weer. Kijk maar naar de aanpak van Pfas (giftige stoffen die op veel plekken in de grond terecht zijn gekomen en niet afbreken, TR). Dat was een probleem voor het grondverzet, vervolgens is de norm aangepast en was het probleem uit de wereld.”
Zijn collega Van den Brink denkt er anders over. „Ik wil je niet depressief maken, maar ik denk dat jouw bedrijf snel aan de beurt is.”
Doppenberg blijft er gelaten onder. „Laat het eerst maar eens definitief zijn. Als ik hier toch weg moet, ga ik het liefst door op een nieuwe locatie, maar dan wel in de omgeving. Wij zijn hier geworteld. Aan de andere kant weet ik dat we hier maar op doorreis zijn. Als het zover is, zal de Heere ons de weg wijzen.”
Demotiverend
Volgens Van den Brink is het overheidsbeleid „heel demotiverend” voor de volgende generatie. „Het signaal is: Hoe sneller je stopt, hoe liever. De jeugd pikt dat op.” Ook zijn bedrijf is al generaties lang in de familie. „Ik ben gehecht aan onze boerderij. De verkaveling is niet best, economisch gezien was het altijd al aantrekkelijk geweest om te verkassen, maar dat doen we niet. Ik ben hier geboren en getogen. We gaan hier naar de kerk. Ons hele sociale leven speelt zich hier af.”
Jansen is niet zo emotioneel aan zijn huidige bedrijf gehecht, hij heeft dat aangekocht. „Maar het is wel mijn levenswerk. Het is erg als ik bedenk dat wat ik doe misschien wel ongewenst is.” Hij benadrukt dat boeren voedsel produceren. „Dat is een opdracht van onze Schepper. Zelf vind ik het daarbij ook belangrijk dat we goed met onze dieren omgaan. Op dat punt is Nederland een voorbeeld voor andere landen.”
Van den Brink vindt dat ook. „We willen inzetten op dierenwelzijn en duurzaamheid. De sector heeft een zekere omvang nodig om die omslag te maken. Als je boeren wegjaagt, is er kans dat we te klein worden voor de ontwikkeling van oplossingen.”
Intussen overheerst de onzekerheid. Allereerst over de diverse opkoopregelingen. Mag iemand die uitgekocht wordt elders verder boeren of krijgt die ondanks een storm aan protesten een ‘beroepsverbod’? Geen van de drie Puttenaren weet het precies. En wat gebeurt er met de vrijkomende plek?
Onzekerheid is er ook over investeringen op het eigen bedrijf. Van den Brink: „Ik wil een kleine aanpassing doen, waarvoor geen nieuwe natuurvergunning nodig is. Toch ga ik die aanvragen, op aanraden van mijn adviseur. Hij zei: Laat de provincie zelf verklaren dat die vergunning niet nodig is, via een zogeheten positieve weigering. Zoiets frustreert mij. Waar zijn we mee bezig als het zo moet?”
Doppenberg vraagt zich af of de stikstofcrisis een waarschuwing van God is. „Hij wil dat we als land en volk door geloof en bekering bij Hem terugkomen. De oorlog in Oekraïne laat zien hoe afhankelijk we van voedsel zijn. Als een land zijn boeren wegdoet, is het slecht af.”