Het beste uit jezelf halen. Worden wie je echt bent. Je kernkwaliteiten ontwikkelen. De positieve psychologie heeft ook op christelijke scholen voet aan de grond gekregen. En dat schuurt met de opvattingen van een deel van de leerkrachten.
Is het wel Bijbels om leerlingen te leren dat ze zich maximaal moeten ontplooien, terwijl Gods Woord oproept tot zelfverloochening? Kan een docent een kind een kanjer noemen, terwijl hij tegelijkertijd belijdt dat ieder mens geneigd is tot alle kwaad? Petronelle Baarda, theoloog en psycholoog (zie: ”Petronelle Baarda”) promoveerde deze maandag op de relatie tussen de positieve psychologie en de christelijke levensbeschouwing.
Wat hebt u precies onderzocht?
„Mijn proefschrift gaat over de verhouding tussen de positieve psychologie en theologie – toegespitst op het christelijk onderwijs. Ik analyseer wat leerkrachten belangrijk vinden in het floreren van hun leerlingen en hoe ze dat verbinden aan hun christelijke levensovertuiging.”
Floreren is een kernwoord in uw onderzoek. Wat bedoelt u daarmee?
„Onze maatschappij is sterk gericht op zelfontplooiing. Alleen als je dichtbij jezelf blijft, kun je een gelukkig leven hebben, is een kerngedachte van de positieve psychologie. Het doel van die stroming is om mensen te laten bloeien. Anders gezegd: te laten floreren.
Maar het is nog niet eenvoudig te definiëren wanneer iemand floreert. De positieve psychologie zegt: dat is zo wanneer iemand zich goed voelt en goed functioneert. De theologie zegt: iemand floreert als hij een relatie heeft met God.”
En wat vindt de christelijke leerkracht?
„Om daarachter te komen heb ik gesprekken gevoerd met dertien leerkrachten die werken op een christelijke of reformatorische basisschool. Daaruit bleek dat zij vier idealen hebben. Allereerst is het hun verlangen dat de kinderen God kennen. Daarnaast dat ze op een goede, liefdevolle manier omgaan met anderen. Als derde dat ze zich op een juiste, morele manier gedragen. En als laatste dat ze weten wie ze zijn en zelfvertrouwen hebben.”
In hoeverre verbinden leerkrachten die idealen met het christelijk geloof?
„Dat gebeurt niet diepgaand. Algemeen bekende Bijbelse argumenten, zoals naastenliefde en barmhartigheid, worden wel genoemd. Maar de actieve bezinning hierop blijft uit. En dus ontbreekt een overkoepelende, theologische visie over hoe de sociaal-emotionele vorming van leerlingen past binnen de identiteit van de school.”
U concludeert dat er sprake is van een dualistische mensvisie in het christelijk onderwijs. Wat bedoelt u daarmee?
„Leraren vinden het essentieel om de identiteit van de school in alles te betrekken. Maar op het pedagogisch vlak gebeurt dat vervolgens onvoldoende. Leerkrachten geven bijvoorbeeld faalangsttrainingen om leerlingen emotioneel veerkrachtiger te maken. Maar daarin wordt nauwelijks de verbinding gemaakt met de Bijbel. Ten diepste leren we kinderen dan faalangst op te lossen zonder God. Terwijl een tekst als „Weest in geen ding bezorgd” heel goed betrokken kan worden bij dit thema.”
Leerkrachten vinden het gebruik van woorden als autonomie en zelfvertrouwen identitair gezien echter wel lastig, stelt u.
„Klopt. Taal maakt mensen alert. Autonomie heeft in de kerkelijke traditie bijvoorbeeld de lading van ‘jezelf tot wet zijn’. En als het om zelfvertrouwen gaat, leert de Bijbel dat we onszelf niet kunnen vertrouwen. Een respondent zei bijvoorbeeld tegen mij dat hij om die reden liever het woord talentbesef gebruikte.”
Hoe geven leerkrachten het begrip zonde een plaats in hun pedagogisch handelen?
„Ze erkennen dat we in een gebroken wereld leven en herkennen zonde in het gedrag van hun leerlingen. Zo zien ze dat kinderen elkaar plagen, eten weggooien en niet luisteren. Het is echter opvallend dat leerkrachten er huiverig voor zijn om in concrete situaties het begrip zonde te noemen. Ze denken bijvoorbeeld dat het concreet spreken over zonde kan leiden tot een negatief zelfbeeld bij kinderen. De leerkrachten zeggen dat ze bang zijn dat ze dingen ‘platslaan’ met de Bijbel.
Vanuit pedagogisch oogpunt snap ik die bezwaren. Tegelijkertijd: als zonde in het leven van een kind niet concreet betekenis krijgt, welke waarde heeft genade dan? Dat soort vragen heeft verdere doordenking nodig.”
Welk huiswerk geeft uw proefschrift mee?
„Het is belangrijk dat leerkrachten, onderwijsbestuurders en theologen actiever gaan nadenken over de relatie tussen de schoolidentiteit en het gebruik van positief psychologische interventies. De identiteit uit zich immers niet alleen in de dagopening of de leerstof, maar juist ook in het pedagogisch handelen.”
Wat stemt u hoopvol?
„Leerkrachten willen hun onderwijs en opvoeding doortrekken met de christelijke identiteit. Ze weten alleen niet goed hoe. De tijd ontbreekt, de theologische basis soms ook. Maar dat het verlangen er wel degelijk is, vind ik heel mooi.”