Het was een woord dat ik talloze keren hoorde na het afsluitend concert van het 50-jarig jubileum van het RD: ontroerend. Het concert werd vrijdagavond 1 april gehouden in de Grote Kerk aan de Loolaan in Apeldoorn. Met koorzang en veel samenzang. Het was een mooie bijeenkomst, maar waarin zit hem dan toch dat ontroerende, zo vroeg ik me steeds weer af als dat woord genoemd werd.
Ik denk dat hem dat voor veel mensen zit in het feit dat aan het einde van het jubileumjaar er toch nog een bijeenkomst kon zijn met publiek. Een concert bijgewoond door 1000 mensen, zonder enige coronabeperking. ‘Verzoeknummers’ die abonnees hadden aangevraagd, werden uit volle borst meegezongen. Het kón weer.
Voor mij, en ik denk ook voor veel andere mensen, zit dat ontroerende toch echt in die samenzang. Een grote groep mensen die zingt, is toch iets wat direct door de gevoelspoort het hart binnenkomt. Ook mensen die afscheid genomen hebben van het geloof, zoals het heet, kunnen nog hevig ontroerd raken door samenzang van psalmen en gezangen. Omdat muziek iets kan wat het gesproken woord blijkbaar niet altijd kan. Bij het laatste kan er weerstand zijn. Tegen de persoon die spreekt of tegen dat wát hij zegt. Maar samenzang en muziek zetten de deur naar de ziel direct wijd open.
Toen ik pas op een zaterdagmorgen door het centrum liep van de stad waar ik woon, stond ik ineens stokstijf stil toen ik het carillon van het stadhuis de eerste regels van het lied ”Leer mij o Heer’ Uw lijden recht betrachten”, hoorde spelen. Ik kon het amper geloven, maar het was echt zo. Ieder uur waaieren in de lijdenstijd de klanken van dit lied uit over de stad.
Op de terugweg naar m’n appartement kwam ik langs het draaiorgel dat op zaterdagen baantjes trekt door de winkelstraat. Hoorde ik dat nu goed? Ja, ik hoorde het goed. ”Lichtstad met uw paar’len poorten” speelde het.
Nu kun je denken: geestelijke liederen horen niet gespeeld te worden op een carillon of een draaiorgel. Een begrijpelijke gedachtegang, maar ik deel hem toch niet. Volgens mij kunnen we beter dankbaar zijn voor deze laatste christelijke verfresten op het publieke gebinte van onze maatschappij. Omdat zang en muziek harten kunnen raken die met praten of preken niet meer te bereiken zijn.