Pandemie gaf Arie (20) zetje richting slagerij van zijn pa
Voor jonge slagers is er voldoende toekomst, stellen vader en zoon Bakker uit Alblasserdam. Over de regeringsplannen voor een vleestaks zijn ze minder te spreken.
Met de huidige Week van de Slager hoopt de branche jongeren te enthousiasmeren voor de opleiding tot slager. Volgens de organisator, Stichting Opleidingsfonds Slagersbedrijf, dreigt er een tekort aan slagers.
Het kinderrijke gezin van Arie Bakker sr. (50) uit Alblasserdam nuanceert dat overigens realistische beeld. „Al mijn acht kinderen zijn bij de zaak betrokken”, meldt Bakker, sinds dertig jaar eigenaar van een slagerij –tegenwoordig met catering– in hetzelfde dijkdorp. „Bij hoogtijdagen rukt de hele familie uit, inclusief aanhang. Behalve de jongste – maar ook zij staat al te trappelen. Verder heeft mijn schoonzoon een aantal jaar bij mij gewerkt.”
Toch trad tot voor kort niemand van Aries kroost daadwerkelijk in zijn voetsporen. De coronacrisis bracht hierin verandering, wat betreft zijn enige zoon. Arie junior (20): „Ik had hier wel een bijbaantje maar volgde de hbo-opleiding Mechatronica in Delft. Toen de scholen vanwege corona de deuren sloten, moest ik online colleges volgen.”
Dat was niets voor hem. „En in de slagerij was het druk, onder andere doordat de restaurants ook gesloten waren. Zodoende ging ik daar steeds meer dagen aan de slag.”
Kort en goed: hij koos voor een slagers- vakopleiding, gevolgd door die tot traiteur. „In die laatste opleiding leer ik versproducten voor latere consumptie bereiden, zoals maaltijden, soepen en voorgerechten.”
Eettrends
Een toekomstgerichte keuze, denkt hij. „Daarmee kan ik inspelen op de huidige eettrends waarin gemaksproducten een steeds grotere rol spelen.” Zijn vader beaamt dit: „De verkoop van kant-en-klare producten explodeert.”
De vleesconsumptie zal de komende jaren afnemen, verwacht Arie junior. „Daarom vind ik het belangrijk dat onze slagerij vernieuwend bezig blijft.” Maar een slager zal het assortiment zal dan wel steeds verder moeten uitbreiden, afgestemd op veranderende behoeften van de consument, verwacht de Alblasserdammer.
„Gelukkig zijn wij daar elke dag mee bezig. Onze liefde voor eten en alles wat bij onze slagerij hoort, delen we via allerlei sociale media. Jongeren weten ons daarop al goed te vinden. Diezelfde jeugd kunnen we op dit moment al goed aanspreken met een kant-en-klare carpaccio of een broodje hamburger, bijvoorbeeld. De jonge, opkomende klantenkring leert ons welke richting de markt opgaat. Daar spelen wij graag op in. Want wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.”
Of hij de zaak van zijn vader ooit overneemt, weet hij nog niet. „Ik wil in ieder geval graag verder in de foodbranche. Je weet nooit hoe een koe een haas vangt, zoals mijn vader dan zegt, maar voor nu heb ik het elke dag naar mijn zin.” Zijn pa: „Het lijkt me mooi als een nieuwe generatie ”Arie” de zaak weer overneemt maar ik loop niet graag op plannen vooruit. Ik heb ook nog een bekwame schoonzoon die slager is, dus het kan nog alle kanten op.”
Het recente plan voor een zogeheten vleestaks moet de vleesconsumptie verminderen. Het idee krijgt overigens weinig politieke steun. Evenmin van de slagers Bakker. Arie senior: „Ik vind het een erg slecht plan. Vlees is op zichzelf een gezond product, en bevat noodzakelijke voedingsstoffen. Nu krijg je weleens het idee alsof er een maakbare wereld zonder vleesconsumptie mogelijk zou zijn.”
Luxeproduct
Ook zijn zoon gelooft niet in de heffing. „Ik begrijp het plan en de achtergrond ervan. Maar het huidige landbouwbeleid –met het uitkopen van boeren, fosfaatrechten en dergelijke– maakt van duurzaam vlees al een luxeproduct, dat niet meer voor elk huishouden betaalbaar is. In tegenstelling tot vlees uit de intensieve veehouderij.”
Een vleestaks zal het dure, duurzame vlees nog duurder maken en het betaalbare vlees prijzig, denkt hij. „Terwijl het duurzame vlees juist de toekomst moet zijn. Het zou dus beter zijn om het duurzame vlees toegankelijker te maken door het prijsverschil te verminderen. Door een vleestaks in te voeren ben ik bang dat het tegenovergestelde gebeurt.”